Het Belfort. Jaargang 7
(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe de Geuzen in 1578 meester werden van Kortrijk.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
godsdienst en aan den wettigen vorst des lands verkleefd. Daarom moest hier, net als te Gent, een raad van XVIII mannen tot stand komen. Wij volgen nogmaals het ‘register der notabelen’. Het behelst inderdaad een gansch hoofdstuk, ‘nopende d'eerste institutie van de XVIII mannen’. Den 10 April verschenen twee Gentenaars, de heer Van Assche en Nicolaas Uytenhove, in het stadhuis. Zij hadden eenen brief mede, bestemd voor de ‘edele, waerde ende voorsienighe Heeren (van Kortrijk), onse bysondere goede vrienden’. Men vroeg namelijk aan ‘bailliu ende scepenen, dat henlieden beliefven soude te creëren achttien mannen, ghelyck dat die van Ghendt ghedaen hadden’. ‘Actum 10 Aprilis 1578. .... Dese naervolghende zyn de achttien mannen, ghedenommeert van het ghemeente:
Op deze naamlijst volgt een ‘uytroep’: ‘Achtervolghens de communicatie ende tvertooch, ghehouden by den heere van Assche, gheassisteert met joncheer Nicolaus Uytenhove, uyt crachte van zekere briefven van credencie, ghesonden by scepenen van beede de bancken, beede de dekens, edelen ende notabelen der stede van Ghendt, bailliu en scepenen der stede van Curtrycke hebben met huerl. notabelen ende ghemeene borghers, daervoren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gheroupen, gheadviseert ende eendrachtich gheresolveert, dat de voorn. bailliu ende scepenen zouden committeren den raede tot XVIII mannen van notabele poorters der voors. stede, up den voet van die van Ghendt. Ghepubliceert ten breteske deser stede den 10 April 1578.’
Wellicht verlangen onze lezers nader kennis te maken met de mannen, die dit opgedrongen bestuur samenstelden? Eene Fransche oorkonde, voorhanden in het rijksarchief, te Brussel, spreekt als volgt: ‘Deze achttien mannen zweren de Gentsche Bevrediging te zullen naleven, maar doen juist het tegenovergestelde, niets anders betrachtende dan het katholiek geloof en de gehoorzaamheid aan den koning gansch uit te roeien. De Roomschgezinden, welke het geweld en den meineed durven verfoeien, worden vervolgd en uit de stad gebannen; de bedienden der rechterlijke macht worden afgesteld en door aanhangers der nieuwe leer vervangen. De indringers vergaderen in bijzondere huizen; eischen, dat al de brieven, zoo van wege de regeering als van elders aan het magistraat gezonden, hun medegedeeld worden, benevens al de schriften, welke de schepenen wegzenden. Daarna verwekken zij een oproer onder het grauw en bréken in het stadhuis, om met de wethouders te beraadslagen over de zaken, die de stad en het land aanbelangen’Ga naar voetnoot(1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij kennen nog andere bijzonderheden, rakende den handel en wandel dier lieden. Ten jare 1561 schreef de E.H. tSantele, pastoor te Kortrijk, dat Thomas Notebaert, een der toenmalige schepenen, ‘de heretycquen favoriseerde..., hebbende een dochtere seer suspect ghehuwet met Jacques de CritzGa naar voetnoot(1).’ Deze Jacques de Critz was niemand anders dan Jacob de Crytsche. Toen Willem van Oranje, in December 1578, afgevaardigden vroeg om met hem te onderhandelen, ‘was de resolutie, dat men deputeren soude drye ghereformeerden ende drye Roomschen.’ De eersten waren: Jan van Damme, Lodewyk van de Gheenste en Andries de Cueninck. De anderen heetten: Joost van den Berghe, Arnold de Caboter en Raphaël van der PlanckeGa naar voetnoot(2). Het volgende jaar haalden Simon van Torre en Jacob van der Varent met eenige werklieden, ‘uyt eyghen auctoriteyt’, de klokken uit den toren der collegiale kerkGa naar voetnoot(3). Vóor 1578 hadden er slechts twee leden van den raad in het stadhuis gezeteld: Lodewijk van de Gheenste in 1571, en Jacob de Crytsche, in 1572Ga naar voetnoot(4). Na 1580 verdwenen zij allen van het staatkundig tooneel. Toen de XVIII mannen gekozen werden verschenen er vijftig notabelen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men ziet, dat die lijst de namen van zeven gekozenen bevat. Verder zij hier aangestipt, dat Joris Vercampt en Kaspar de Boosere tot afvallige faimiliën behoorden. Ten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jare 1558 klom Daniël Vercampt, met drie andre personen, op den brandstapelGa naar voetnoot(1). Eene dochter van Allard de Boosere omhelsde de hervormde leer en week vervolgens (1558) uit de stadGa naar voetnoot(2). Ook moet het ons niet verwonderen, dat zij verscheidene godsdienstige gebouwen te gelde maakten. ‘17 Juli 1579. Men ghebiedt, dat men vercoopen sal de kapelle van Jherusalem, staende buyten den Doornycschen wyck, danof de instellinghe ghebueren sal morghen te twee hueren naer noen, met zulcke conditiën als men uytlesen salGa naar voetnoot(3).’ 10 Mei 1579. ‘Men laet weten, dat men... sal vercoopene derfven ende huysinghen mette gheruineerde kercke, wijlent toebehoorende de grauwbroeders deser stede,.. Indient ymandt belieft eenich deel van dier te coopene, dat hy comme maendaeghe naer noen eerstcommende, tusschen twee en drie hueren, ter zelver plaetseGa naar voetnoot(4).’
Toen de Gentenaars te Kortrijk toekwamen, was het magistraat aldus samengesteld: Lodewyk de Muulenare, burgemeester; Jan de Crytsche, Thomas Notebaert, Jan de Ryckere, Jan van den Brande, Wouter van Essche, Rogier van de Visscherye, Arnold de Cabotere, Frans de Groote, Wouter van den Berghe en Felix van Dale, schepenen. In de maand Juni 1578 vernieuwde men de wethouders. Het ‘register der notabelen’ behelst geen enkel woord over de kiezing, maar.... drie witte bladzijden met het opschrift: dit is de VIII resolutie. Daarom schrijven wij de eerste bladzijde van de eventijdige gemeenterekening over: ‘Wethouders, vernieuwt up den VII doch van Wedemaent XVe acht en seventich. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zes der XVIII mannen traden dus op als schepenen; en deze zes werden in den meergenoemden raad door evenveel andere Geuzen vervangenGa naar voetnoot(1). Er was nog meer. De hoogbaljuw zat sedert verscheidene maanden gevangen. ‘Mits zyn detencie int casteel van Ghendt,’ stelde men den 20 Mei 1578 drie candidaten voor: ‘le Sr de Zwevezele, le Sr de la Moillerie et | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
le Sr de Maelstede.’ Twee dagen later noemde men den Heer de la MoillerieGa naar voetnoot(1). Den burgemeester Jan Van Damme kennen wij reeds als eenen vurigen aanhanger van ‘het reyn Evangelie’. De kronijk der abdij van Groeninge noemt hem ‘een byster bouven’. Zoo werden de Geuzen, door list, bedrog en geweld, meester van het katholieke Kortrijk. En nu konden zij, steunende op vreemde wapenen en op de macht van Gent, gedurende een paar jaren, naar hartelust, den teugel vieren aan hunne dweepzucht en onverdraagzaamheidGa naar voetnoot(2).
Kortrijk, 26 December 1891. Theodoor Sevens. |
|