Het Belfort. Jaargang 7
(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |||||||||||
Boekennieuws en kronijk.Liederboek van pastoor D. Cooreman, eerst verschenen in ‘Het Katholiek Onderwijs.’ 1e Bundel. Schoon boekdeel van 130 bladz. op zwaar papier in 8o. Prijs fr. 1,50. - Drukkerij A. Siffer, Gent. Hoera! 't Is geboren en, God zij geloofd! 't ziet er buitengewoon frisch en gezond uit en... het heet, gelijk het heeten moest: Liederboek van pastoor D. Cooreman! - Goed genoemd inderdaad, hoor ik daar al zeggen, maar 'k wed al wat ge wilt, dat de naam van 't kind geenszins van zijnen vader komt. - Neen, hij komt van hem niet, en als 't voorgesteld werd, het kind dien zoo welgepasten naam te geven, dan was het antwoord in de pastorij te Melsele, juist gelijk in de priesterij te Karem: nequaquam (geenszins). Gelijk ge weet, kreeg moeder Elisabeth van Zacharias gelijk, - en de vrienden, ongelijk, - omdat 't zij was die den waren naam wist. Vader Cooreman integendeel kreeg van Alleman ongelijk, - en zijne vrienden, gelijk, - omdat het dezen keer de vrienden waren die 't kind wisten te noemen gelijk het zijn moet. Laat ons hopen dat de goede man zal eindigen met zich in dat vonnis te stellen en laat ons, in afwachting, al maar kermisse houden, omdat hij onderligt, en voorgoed onderligt. 't Is hem kwaad willen, ja, maar toch enkellijk voor zijn goed, voor 't onze en bijzonderlijk voor dat van het Liederboek. 't Is zijne zedigheid kwetsen, ja, maar dat is geen kwaad. als het geschiedt met volle verstand en... wettige redenen. - Goede waar prijst haar eigen: waarom dan zooveel aan den naam houden? - Ja, goede waar prijst haar eigen, maar de goede waar moet toch eerst nog als zulke gekend zijn. Is men altijd haastig om kennis te maken? Een goede naam, 't is te zeggen, een naam alom gekend als gewoon van overal aan de matigste prijzen extra goede waar te leveren, zulke naam, dunkt mij, is eene veel betere aanbeveling, en 't ware zonde, als men zulke kans tegenkomt, daar geen goed gebruik van te maken. Dus de muziek komt, optwee drij liederen na, van pastoor D. Cooreman. De woorden zijn onderteekend met namen als Claeys, Daems; De Bo, De Koninek, De Lepeleer, De Vos, Gezelle, Janssens, Joos, Van Britsom; De verzameling bevat, boven veel andere godsdienstige en zedelijke gezangen, 4 eerste-communieliederen, 4 kerstliederen, 3 liederen ter eere van Jezus en het H. Hert, 4 ter eere van O.-L.-Vr., 5 ter eere van Sint Jozef, 2 legenden, 2 vaderlandsliederen en 8 feestliederen; Zij is geschreven in noot- en in cijfermuziek, met begeleiding van klavierspel; Mag zij dan niet een ware schat genoemd worden voor allerlei scholen, congregatiën en patroonschappen? Menig oud-leerling of oud-leerlinge uit de leergestichten van Sint-Niklaas, en van elders nog, zal er, met bijzonder genoegen, hier en | |||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||
daar een ouden lieveling in herkennen, gelukkig uit het graf der muziekkassen verrezen om voortaan in 't volle licht het leven te gaan genieten. 't Kan waarlijk niet anders of deze 1e bundel van pastoor Cooreman's Liederboek zal een buitengewonen bijval hebben, en aanstonds naar den 2den bundel doen verlangen. Van nu af wordt er gewerkt om, zoo spoedig mogelijk, aan dit verwachte verlangen te voldoen, en het handschrift van nog wel honderd even schoone liederen ligt al zoo goed als gereed. Men heeft het goed gevonden, de woorden ook afzonderlijk uit te geven. Dat was de wensch, o.a. van verscheidene bestierders van congregatiën of andere geestelijke vereenigingen. Zoo doende, zou men hun, voor een zeer kleinen prijs, de moeite sparen om, voor elken zanger of zangster, de woorden af te schrijven. Boekdeel van 84 bladz. in-12o. Prijs 0.30 centiemen. Liederboek, goê reis! X.
Catalogue de la Bibliothèque Catholique (de Gand). 6e édition. Gent, H. van der Schelden, 1892, 8o, 300 bl. ‘Het Werk der goede boeken’ bestaat in deze stad reeds ongeveer een zestigtal jaren, en is nog in vollen bloei. Voor de geringe bijdrage van 10 fr. 's jaars heeft men eene keus van nagenoeg 7,000 nummers, over letterkunde, geschiedenis, godgeleerdheid, wetenschap, stichtelijke lectuur enz. enz. Boeken voor alle staten en voor alle studiën, voor bejaarde lieden en voor kinderen, zijn in deze met veel zorg en methodisch opgestelde cataloog vermeld. Hoewel de Bibliotheek hoofdzakelijk Fransche schriften behelst, vindt men er ook eene goede keus van Vlaamsche werken, en, onder het groot getal tijdschriften, welke in lezing worden gegeven, de voornaamste letterkundige uitgaven van vroeger of nog heden in Noord- en Zuid-Nederland verschijnende. Dit laatste mag tot bewijs dienen dat de begoede stand allengskens ook een Vlaamsch boek in handen neemt, hetgeen hem zeker niet zal schaden! De Katholieke Bibliotheek, waar eene uitsluitelijk Vlaamsche is aan toegevoegd, bewijst groote diensten aan de Gentsche bevolking. 't Is een werk van louter verkleefdheid, want al de bestuurlijke bedieningen worden er zonder vergelding uitgeoefend. Met smaak ingericht, met zorg onderhouden, elken dag der week open voor iedereen, wordt zij, sedert jaren, met geheele toewijding en erkende bevoegdheid beheerd door den eerw. heer F. van Loo, die daarvoor den dank verdient zijner geestelijke, en, naar onze bescheiden meening, ook dien der burgerlijke overheid. Het bestuur dier inrichting heeft het goed gedacht gehad, de Herderlijke Onderrichting der Belgische bisschoppen over de slechte boeken, in 1843 uitgegeven, ten hoofde van de cataloog te plaatsen. Dit is, nog altijd, een merkwaardig stuk, hetwelk den katholieken lezer - somtijds al te nieuwsgierig naar schadelijke schriften - niet genoeg kan voorgehouden worden. | |||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||
De cataloog, met kleine letter gedrukt, beslaat niet min dan 300 bl. en wordt ten voordeele der inrichting verkocht. Er bestaat, afzonderlijk eene alphabetische lijst der schrijvers, zoo voor de Fransche als voor de Vlaamsche boeken, wat allernuttigst is voor den lezer, maar die misschien beter met de groote cataloog zou zijn. D.
Diest in den Patriottentijd door F. Dr Martinelli, vrederechter. Boekdeel in 8o van 252 blz., versierd met een zicht op den ouden Toeterstoren en de portretten der hoofden der Omwenteling. Gent, Siffer en Diest, Uten, 1892. Prijs fr. 2,00. Ziehier een boek dat bij zijn verschijnen gunstig door het lezend publiek onthaald werd, en ook ruimschoots al den lof verdient, waarmede het reeds in verscheidene letterkundige tijdschriften en nieuwsbladen beoordeeld werd. Het verhaal loopt van 1787 tot aan den slag van Fleurus in Juni 1796; gewis het meest bewogen en belangrijkste tijdvak onzer vaderlandsche geschiedenis, sinds de groote gebeurtenissen der zestiende eeuw. Talrijk zijn de oorkonden en bescheeden, over den dus genaamden Patriottentijd in het licht gegeven, in zooverre het bijna te betwijfelen valt, of er nog iets nieuws van algemeen belang, in 's rijks en stedelijke archieven, op te speuren is. Niet slechts verzamelde wijlen de verdienstelijke archivaris Gachard de meest gewichtigste oorkonden in 's rijks archief, maar de gedenkschriften van Trautmansdorff, Alton, Murray, de lijvige verzameling van De Feller, het dagboek van den aartshertog Albert, de gedenkschriften van de landvoogdes Maria-Christina, de briefwisseling van Jozef II, Leopold II en Frans II, door ridder Arneth uitgegeven, de briefwisseling van Vonck en van De Feller, enz. hebben de politieke gebeurtenissen in het helderste daglicht gesteld. Niettegenstaande zulken ruimen voorraad, brengt de schrijver Di Martinelli nieuwe en belangrijke bouwstoffen voor de geschiedenis aan. Zijn boek is vooral toegewijd aan het leven en streven der verschillende strijdende gezindheden, en staatspartijen, aan 't huiselijk leven der burgerij; het is om zoo te zeggen de anekdotische geschiedenis van dit tijdvak. Uit de geschiedenis van Diest, leeren wij de gehechtheid van het meerendeel der Brabantsche burgerij aan de aloude vrijheden en grondwetten des vaderlands; met welke eensgezindheid zij zich verzette tegen den willekeur der Oostenrijksche Regeering, met welke vastberadenheid zij tevens verstiet de nieuwsgezinde begrippen van volksregeering, ons uit het revolutionnaire Frankrijk overgewaaid, niet anders verlangende dan de vreedzame ontwikkeling van 's lands vrijheden en grondwetten. De lezing van dit boek zal vele dwaalbegrippen doen verdwijnen, door Borgnet en anderen, die al te lichtzinnig dezen geschiedschrijver op den voet gevolgd zijn, onder ons volk verspreid, en meer en meer | |||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||
doen inzien dat onze voorvaderen het goed voorhadden, als zij zoo hardnekkig zich bleven vastklampen aan de vaderlandsche instellingen, waarborg van hunnen godsdienst, hunne zeden en hunne vrijheden, Zooals heden ten dage, waren er toen ook vele nieuwsgezinden, die blindelings het oude spoor verlieten, om theorische beginselen van vrijheid en vooruitgang na te jagen, en roekeloos grondwetten bestreden die ze niet eens begrepen hadden. Zonderling, maar leerrijk, zijn de merkwaardige woorden van Vonck, den aanleider van de toenmalige progressisten; op 't einde zijns levens, schreef de man: ‘Ik heb nu de grondwet des lands, en namelijk de Blijde Inkomst doorgrond, en ik beken dat ik van die Blijde Inkomst, hetzelfde gedacht niet had, als nu na ik ze aandachtig gelezen heb: ik heb er vele zaken in ontdekt, daar ik vroeger geen begrip van had, en in zoo ver dat ik vind dat onze grondwet zoo volksgezind is als vele andere, die voor republikeinsch doorgaan, en zij zeker in vergelijking met de nieuwe fransche grondwet mag gesteld worden.’ (Uit Voncks briefwisseling; brief van 12 December 1791.) En die man, die zulke bediedenisvolle woorden schreef had gedurende jaren, met woord en pen, geïeverd tegen die zelfde Grondwet, welke hij zelfs niet eens gelezen had, en hare verdedigers als achteruitkruipers en kortzichtige politiekers in menig vlug- en schotschrift gescholden! Zou men niet meenen eene bladzijde uit onze hedendaagsche geschiedenis te lezen? Door hoevelen wordt de Grondwet van het jaar dertig niet afgebroken, die insgelijks zouden mogen getuigen van hunne onkunde in 's lands wetgeving, en hunne onzinnige zucht tot nieuwigheden evenals Vonck zullen betreuren als het te laat zal zijn? Het boek van den heer Di Martinelli zal vele vooroordeelen doen verdwijnen; het is niet alleen een welgeschreven en aantrekkelijk geschiedverhaal, maar vooral een vaderlandsch werk, dat veel zal bijdragen ter heropbeuring van den nationalen geest. Antwerpen. L.M.
Het Godsdienstig Onderwijs in de lagere en middelbare scholen, met Eenige aanmerkingen over methodeleer, door Mgr Lambrecht, door Aloys.-Ghisl. Miechiels, bestuurder en professor van Godsdienstleer in de aangenomene normaalschool der Zusters van de Kindsheid Jezus, te Hasselt. - Gent, A. Siffer, 1892. - Boekje van 69 bl. in-12o. - Prijs: 50 cent Dit boekje, bestemd voor de leerlingen der normaalscholen, onder wijzers, professors, priesters en andere personen met het geven van het godsdienstig onderwijs belast, is een leiddraad, die van het grootste nut zal wezen. De schrijver spreekt allereerst over de belangrijkheid er verhevenheid van het godsdienstig onderwijs, alsook over de hoedanig heden in den onderwijzer vereischt. Vervolgens legt hij de methode uit, die bij het geven der lessen van catechismus en gewijde geschiedenis dient gevolgd te worden, en eindigt met voorbeelden van leervorm, getrokken uit de schriften van wijlen Mgr Lambrecht, bisschop van Gent. | |||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||
Het nieuw gedicht van J.W. Weber dat binnen weinige dagen van onder de pers gaat komen, en is niet, zooals ‘'t Handelsblad’ aankondigde, een epos (waarbij aan eenen tegenhanger van ‘Dreizehnlinden’ zou kunnen gedacht worden) maar een klein werkje tot verheerlijking van het vierde Gebod. 't Loopt op eene Noorweegsche boerengeschiedenis van zoo éénvoudigen aard dat de dichter zelfs aan rijmen verzaakt heeft en eenvoudige vijfvoetige ïamben verkoos.
Oefeningen in lezen en schrijven voor lagere scholen, door E.-M. Meganck. Een zeer practisch boekje dat, volgens het oordeel van bevoegde vakmannen, geroepen is om veel nut te stichten. Dat het welgekomen weze bij de heeren onderwijzers; het kost daarenboven maar 60 centiemen. Het is ook uitgegeven door den heer A. Siffer.
Het Vlaamsch in de scholen. - Tot blijvend aandenken drukken wij hier den merkwaardigen brief over door Zijne Eminentie den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen aan de kloostergemeenten van zijn aartsbisdom gezonden, en waarover al de Vlamingen hem recht dankbaar zijn. Het is eene verordening die als een baak zal staan in de geschiedenis der Vlaamsche Beweging: ‘De opvoeding der jeugd is een zoo groot werk, dat het noodzakelijkerwijze en gedurig de aandacht van eenen bisschop opwekt; gij zult u dus niet verwonderen, als ik u andermaal over dat gewichtig onderwerp kom spreken. Maar vooreerst heb ik eene aangename plicht te vervullen: ik moet u zeggen, dat mijne onderrichtingen van den 1 Mei 1886, overal aangenomen geweest zijn met eene bereidwilligheid en goede trouw, die mij grootelijks hebben verheugd en getroffen. Ik heb daar een doorslaand bewijs in gezien van den geest van onderdanigheid, die al de kloostergemeenten van mijn bisdom bezielt, en ik heb er God over bedankt. Zooals blijkt uit de verslagen van den eerw. heer schoolopziener, nemen nog steeds de kristene opvoeding en de zedelijke vorming die er uit voortspruit, op troostende wijze toe in onze talrijke onderwijsgestichten; het eigenlijk onderwijs - de opleiding in de letteren en wetenschappen - maakt er ook grooten vooruitgang. En gij hebt bijzonderlijk aan mijn verlangen beantwoord, Eerweerde Moeders, met uwe Zusters aan te moedigen tot het afleggen van hun examen en 't bekomen van een diploma voor de jury van den Staat. Dat diploma zou ik geerne zien behalen door al de kloosterlingen, die zich aan 't onderwijs toewijden. Waren ze eenmaal in het bezit van die akte van waarborg, dan zou ons onderwijzend personeel, om zoo te zeggen onoverwinlijk zijn. Ik heb u vroeger drie normaalscholen aangewezen, die geheel | |||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||
en al mijn vertrouwen genieten en dat ook verdienen; zij zijn door kloosterlingen bestierd en in het aartsbisdom gelegen. Gij zult daar uwe Zusters heenzenden om er tot hunne opvoedkundige taak voorbereid te worden; denkt gij nochtans redenen te hebben, om ze aan andere normaalscholen toe te vertrouwen, dan zult gij gelieven mij daarover te schrijven, en ik zal uwe aanvraag welwillend onderzoeken. Zou het hier nog noodig zijn te herhalen, dat het in de hoogste mate belangrijk is de gebeden en de katechismuslessen den kinderen in hunne moedertaal te leeren? Ik houd er volstrekt aan dat die aanbeveling stipt gevolgd worde: niemand zal de werkelijke voordeelen in twijfel trekken, welke die maatregel voor de godvruchtigheid en het godsdienstig onderwijs der kinderen oplevert. Ik ben ook grootelijks voldaan geweest, toen ik vernomen heb, dat de Vlaamsche taal in een tamelijk groot getal onzer gestichten met overtuiging en met vrucht onderwezen wordt. Ik zou en niet genoeg kunnen op aandringen, Eerwaarde Moeders: zorgt door uw aanhoudend toedoen, dat de studie van het Vlaamsch in eere sta onder uwe leerlingen: de maatschappelijke noodwendigheden onzer dagen leggen u dat op als eenen plicht. Ten anderen zult ge u van harte schikken naar de onderrichtingen welke de eerw. heer schoolopziener u te dien einde zal meêdeelen. Voortaan zal de leergang van Vlaamsche taal verplichtend zijn in al onze gestichten, in die welke maar weinig of geen Vlaamsche leerlingen tellen. Ik acht mij gelukkig, Eerwaarde moeders, u ter gelegenheid van dezen brief al mijne erkentenis van herder en bisschop te mogen betoonen voor de uitstekende diensten, aan godsdienst en maatschappij bewezen door het gesticht, dat gij met evenveel voorzichtigheid als welgelukken bestiert. Terwijl, zoo iedereen weet, de vijanden der Kerk eerst en vooral de opvoeding der kinderen met geweld bedreigen, staat ons niemand beter bij - ik beken het met genoegen - dan de personen, die zich geheel en gansch opofferen om de jeugd in de kristene overleveringen van plicht en godsvrucht op te brengen. Zeker valt dat werk niet licht; het vereischt eene gedurige zorg, eenen aanhoudenden iever, en dagelijks nieuwe zelfsverloochening. Doch wat is het edel en verheven! Mgr Dupanloup dierf het goddelijk heeten, en achtte het van zulke groote aangelegenheid, dat het werk der opvoeding, volgens hem, over de waardigheid en het geluk der personen, der familiën en ja der gansche maatschappij beslist. Laat er mij bijvoegen, dat God bijzondere beloften over heeft voor al die zich aan het onderwijs toewijden; zoo schrijft Hij in de Heilige Boeken, dat “zij, die er velen in de gerechtigheid onderwijzen, als sterren zullen blinken in der eeuwigheid”Ga naar voetnoot(1). Die gedachte moet | |||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||
uwen moed ondersteunen en zal uwen iever aanwakkeren. Geve God dat zij gedurig voor uwen geest zweve! Ik vraag Hem die gratie, en beveel u ondertusschen aan zijne Goedheid, u allen met een mild en vaderlijk hart zegenende, u Eerwaarde Moeders, al uwe geestelijke dochters, alsmede hunne werken.’
Kon. Vl. Academie. Zitting van 16 Maait 1892. Door den heer de Potter wordt, met aanbeveling, uit naam van den heer Di Martinelii, vrederechter te Borgerhout, een afdruk van dezes werk Diest in den Patriottentijd aan de Academie aangeboden. Het voorstel der Commissie van nieuwere taal- en letterkunde, strekkende tot het richten van een adres aan den minister om aan te dringen op de stipte uitvoering der taalwet van 1883 in al de Vlaamsche athenea en middelbare scholen, wordt, na toelichting door den heer Coopman, met algemeene stemmen aangenomen. Door den heer Génard wordt de wensch uitgedrukt dat het bekroonde werk des heeren Prayon: De drie taalwetten, eindelijk het licht zou zien. Door den heer de Pauw wordt geklaagd over het lang uitblijven der lijsten van Bastaardwoorden van de heeren Broeckaert en Craeynest, die indertijd door de Academie bekroond werden. De heer Obrie is van meening dat de versmelting der beide lijsten zal blijken onmogelijk te zijn en geeft daarom aan het bestuur in overweging die lijsten afzonderlijk uit te geven. Het bestuur antwoordt dat de vertraging enkel te wijten is aan de heeren Prayon en Craeynest. De heer Hiel leest een ‘Gezang aan meester Peter Benoit’ en de heer J. Broeckaert geeft eenige mededeelingen over Martin Bruynincs, Vlaamschen schrijver, die in de XVIe eeuw te Diest werd geboren.
Davidsfonds. Ter zitting van het hoofdbestuur op 25 Maart werd, na behandeling eeniger zaken van bestuurlijken aard, besloten:
| |||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||
Ter zitting werd door verscheidene afgevaardigden der afdeelingen mededeeling gedaan van nieuwe aanwinsten van leden, voornamelijk bij de afdeelingen Gent en Brussel (ieder met een hondertal), en Hasselt. De nieuwingerichte afdeeling van Veurne groeit ook langzamerhand aan. Nopens het ontwerp van het stichten eener afdeeling te Hamme kreeg het Hoofdbestuur geen nader bericht. Over het algemeen blijft de toestand der afdeelingen zeer bevredigend: Gent zond insgelijks eenen bedankingsbrief aan Zijne Eminentie den Kardinaal ter gelegenheid van zijne verordening aan de kloostergemeenten. - Vilvoorde hield haar jaarlijks feest op 21 Maart met het opvoeren van twee tooneelstukken De militaire Willemsorde en Mijnheer Kladderdoes - Borgerhout gaat voort met feest op feest te geven en voordracht op voordracht, enz. enz.
Vlaamsche belangen. - De memorie van het Nationaal Vlaamsch Verbond en waardoor deze maatschappij aan Zijne Majesteit den Koning vraagt dat hij van zijn gezag gebruik make om art. 23 der Grondwet aan herziening te onderwerpen, is verschenen. De Flamingant, vroeger het officiëel orgaan van het Verbond, laakt het stuk en die handelwijze als gevaarlijk, ongerijmd en doelloos. Stellig strijdt die stap door het Nationaal Verbond gedaan met alle democratische beginselen, daar hij de Koning verzoekt in onze Wetgeving werkdadig tusschen te komen en op zijne ministers te wegen. Het volk mag in dergelijke zaken slechts zijne vertegenwoordigers aanspreken. De Katholieke Landsbond, die van zijnen kant ijvert tot het bekomen van eene verklarende wet over art. 23, is tot het bespreken dezer plate-forme den 24 Maart in gehoor ontvangen geweest bij den heer Minister de Burlet, en heeft er het beste onthaal genoten. De afvaardiging (één per provincie) bestond uit de heeren De Ceuleneer, hoogleeraar te Gent, Verhees, advocaat te Brussel, D'Hooghe van Niel, Du Catillion, van Waregem, en Ceelen, van Sint-Huibrechts-Lille.
De Katholieke Werkmanskring ‘Vrede St-Amands’ heeft voor zijnen uitgeschreven prijskamp 28 zangstukken ontvangen. Bevoegde toonkundigen hebben de aangeboden taak der keuring welwillend aanvaard, en na rijp onderzoek den prijs toegekend aan het lied dat voor kenspreuk draagt: ‘Vrede baart kunst.’ Eene eervolle melding is toegewezen aan de liederen geteekend: ‘Kunst adelt’ en ‘Wie weet?’ De toonzetter van het bekroonde stuk kan de som van 50 franken ontvangen, mits zich aan het Bestuur der Vereeniging bekend te maken. Het bestuur acht het zich als plicht de mededingers en de keurders zijne diepste erkentenis te betuigen.
Graven Kasteel. - Eerstdaags wordt de afbraak der huisjes voortgezet, geplakt tegen den omheiningsmuur van het Graven steen te Gent, kant der Veerleplaats. Dicht bij de brug zal men de sporen vinden eener tweede ingangpoort, welke er nog in de XVIe eeuw bestond. |
|