(Getrokken uit bovengemeld nog onuitgegeven treurspel, in drie bedrijven en in verzen.)
Het tooneel verbeeldt op den achtergrond den Calvarie-berg. De Patriarch van Jerusalem, de priesters, de levieten en het volk bidden aan den voet des heiligen bergs.
PRIESTERKOOR.
GIJ, hemelsche Vader! Wiens liefde zoo groot
Op 't heerlijkst aan 't Kruis heeft geblonken;
Die om ons te redden van d'eeuwige dood
Uw Eenigen Zoon hebt geschonken,
Eischt Gij dat een vader, hier op zijne beurt,
Zijn zoon, hem meer waard dan het leven,
Die onder barbaren in ketenen treurt,
Ten losprijs van 't Kruis zoude geven?
DE PATRIARK (declamatie).
Mijn God! wanneer, de dood nabij,
Uw Zoon aan 't Kruishout was geslagen,
Toen hoorde men Zijn stemme klagen:
Mijn Vader, wat verlaat Ge Mij!
Maar Gij, Gij wenddet oor en oogen,
En liet Hem onder 't wee gebogen.
Ginds uit een kerker naar en zwart
Klinkt ook een stem vol bittre smart,
Laat hare klacht, o Heer, Uw heil'gen krijg niet storen!
[pagina 265]
[p. 265]
KOOR DER JONGE LEVIETEN.
Teeder Lam van Golgotha!
Zachte heeler aller plagen!
Jezus, doe Uw heillicht dagen!
Werp een oogslag vol genâ
Op den broeder die versmacht
In zijn donkren kerkernacht.
(Men hoort in de verte het geschetter der vijandelijke trompetten.)
DE PATRIARK (declamatie).
Hoort gij daar ginder 't trompettengeschal?
't Is 't sein van den vijand die nadert den wal.
Laten wij met vast betrouwen
Op Gods hulp ons hope bouwen,
Hoe 't gevaar ook telkens groeit,
En de storm steeds feller loeit
Uit het zwart omwolkt verschiet,
Hij verlaat de zijnen niet.
EEN LEVIET (declamatie).
Waak op, o God der legerscharen!
Het geldt Uw eer
Verplet de heirmacht der barbaren,
En bliksem in Uw kracht
Wie 't Kruis Uws Zoons veracht,
In 't stof ter neer.
KOOR VAN PRIESTERS EN LEVIETEN.
Waak op, o God der legerscharen! enz. enz...
DE PATRIARK (declamatie).
Hij wendt zich naar het Kruis van den Calvarie-berg.
Gij, roemrijk pand van vroeger zegevieren,
Toen Constantijn, omstraald van oorlogsglans,
Het heidendom ter spijt, uit tin en trans
Van 't Capitool uw zegevlag liet zwieren,
O reddend Kruis, moest gij voortaan
Het christenvolk niet langer meer bestieren
Op zijne levensbaan;
[pagina 266]
[p. 266]
Hoe zou het straks, ontadeld van zijn luister
Een stam gelijk, beroofd van kruin en blaên,
Verdorren en vergaan!
Helaas! wat is de toekomst duister!
KOOR DER PRIESTERS EN LEVIETEN.
Waak op, o God der legerscharen, enz. enz...
EEN PRIESTER (declamatie).
Wij hebben, door ons lang, hardnekkig wederstreven,
Den hemel uitgedaagd, zijn fellen toorn ontgloeid.
Verzoenend Kruis, van Jezus' bloed besproeid!
Och! wil ons schuldigen vergeven.
EEN LEVIET (declamatie).
Hoort gij 't getier der woeste krijgskohcrten,
Hoovaardig op hun tal, belust om bloed te storten?