| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Keus van Mengeldichten uit het werk van wijlen Isidoor van Cauwenberghs, taal- en letterkundige te Antwerpen (1825-1891), verzameld en voorafgegaan van eene levensschets des schrijvers door zijnen zoon Clement(s) van Cauwenberghs. Antwerpen, 1891, 8o, 153 bl.
Deze bundel bevat een 60-tal gedichten van eenen in Vlaanderen weinig bekenden schrijver, wiens vertaling: Een handvol Lentebloemen, nu juist veertig jaren geleden door Prud. van Duyse op zeer gunstige wijze beoordeeld werd, met vriendelijke aanmoediging om het ingeslagen spoor te volgen. Van Cauwenberghs beoefende verscheidene dichtsoorten, als het krijgs- en vaderlandshed, den dichtbrief, het liefdedicht, vooral het veldgedicht, in welke laatste hij verscheidene welgeslagen proeven leverde. Hij zag het schoon der natuur en wist het weer te geven met juiste kleur en ergenaardigheid. Het stuk: De Demer-vallei, o.a., verdient terecht als een ‘allergeurigst lentebloempje’ te worden geprezen, gelijk de hoogergenoemde meester-zanger destijds in de Eendragt schreef. Ook Wintervermaken van de Boeren is eene goed. geslaagde schets.
Nagenoeg de helft der stukken van den bundel zijn gelegenheidsverzen, derhalve van weinig belang; edoch, allen leveren het bewijs dat van Cauwenberghs, door studie en oefening, de hebbelijkheid had verkregen welke hem, bij meerderen lust en gelegenheid om zich volop aan de fraaie letteren toe te wijden, ongetwijfeld eene benijdbare plaats in de rij der Vlaamsche dichters had doen winnen. Een onaangenaam wedervaren bij het genootschap Voor Taal en Kunst, te Antwerpen, had den dichter, reeds in 1853, genoopt zich verwijderd te houden van alle literarische kringen; de teergevoelige man had dit besluit maar niet behoeven te nemen; het was een verlies voor den taalstrijd, welke toen, meer nog dan heden, niet te veel had met al de krachten der goedgewilligen, en zijne verwijdering uit den schoot der kampers zal enkel gebaat hebben aan de liefdeloosheid en de kortzichtigheid zijner tegenstrevers. Mogelijk zou van Cauwenberghs wel naar eenig ander letterkundig genootschap zijn overgegaan, indien
| |
| |
de groote handels- en nijverheidszaken, welke hij te behartigen had, hem niet gedwongen hadden de door hem innig geliefde poëzij en de medewerking in het Vlaamsche kamp te verwaarloozen. Hoe het zij, wij verheugen er ons in, dat de geestesarbeid van dien man, dank aan de zorgen van zijnen erkentelijken zoon, niet verloren is gegaan, en getuigenis zal blijven geven van zijnen voortreffelijken aanleg en der goede gezindheid eens dichters uit het tweede tijdvak onzer taalherleving in de XIXe eeuw.
Van Cauwenberghs, die volledige middelbare studiën had gedaan, beoefende ook de Fransche en Latijnsche dichtkunst.
De spelling van den schrijver is geëerbiedigd gebleven; dat is goed te keuren, ofschoon de uitgever eenige niet verschoonbare taalfouten wel had mogen verbeteren.
Het boek is gedrukt op prachtig papier, en het photographisch portret des dichters prijkt tegenover den titel.
D.
Het Socialismus. Zijne gronden onderzocht en zijne onmogelijkheid bewezen, door V. Cathrein, S.J., uit het hoogduitsch vertaald door Ernest Soens, priester. - Prijs: 1 fr.
Vlaamsche werken over staathuishoudkunde in 't algemeen, over Socialismus in 't bijzonder, zijn weinig talrijk. De vlugschriften van voorbijgaande belang slechts daargelaten, zou ook de allervolledigste lijst erbarmelijk kort zijn. Wellicht is er veel in dit opzicht bij onze Noorderburen, zonder dat wij er 't bestaan van vermoeden. Vooral dienen gemeld te worden 't lijvige werk van prof. Quack, en de vóór korten tijd verschenen vertaling van 't merkwaardig socialistisch boek: ‘The Fabian Essays of Socialism.’
Zelfs voor hen die Fransch, Duitsch en Engelsch kennen, zijn Vlaamsche werken hoogst wenschelijk. Om op tijd en stond de verkregen kennis door de drukpers of 't gesproken woord den volke te kunnen mededeelen is 't onontbeerlijk dat men vertrouwd zij met de vlaamsche wetenschappelijke taal der staathuishoudkunde. En welke werken bezitten wij op 't gebied der staathuishoudkunde? Edward de Gryse's ‘Vaderlandsch Recht en Revolutie’, eene vertaling van ‘Die Frau’ van Bebel, eenige zeer wetenschappelijke socialistische strijdschriften, de vertaling van den Pauselijken Omzendbrief, die van Billamy's roman: ‘'t Jaar 2000’, ‘Onze dorpen en de sociale Kwestie’, door Frans Sterck, Arthur Verhaegen's ‘Beknopt Overzicht van eenige punten der Staathuishoudkunde’ en eindelijk 't werk van pater Cathrein, waarvan de vertaling door E. Soens tot deze beschouwingen aanleiding gaf. En dat is alles, of daaromtrent.
Het spijt mij zeer dat ik niet kan uitweiden over eenige der hoogergenoemde werkjes. Ik zou voornamelijk stilstaan bij de laatst verschenene onder hen, dat van den heer Sterck (nog al veel goede wenken, fr. 1,50) en dat van den heer Verhaegen, beknopt, duidelijk, grondig en goedkoop (50 c.). Ik moet mij bepalen bij eenige woorden over de vertaling van Cathrein's werk.
| |
| |
Over den inhoud valt tamelijk veel aan te merken. Wel geschreven en van groot belang is nopens dit punt de studie van den heer H. De Baets, in de Novemberaflevering van ‘Le Magasin Littéraire’. Zeer veel lof, doch ook op menige bijzonderheid kritiek. Onvoorwaardelijken lof verdient volgens ons de schikking der omvangrijke stof, de duidelijke voorstelling, het systeem van kritiek dat aangewend wordt. Geen beter handboek dan ook voor hem die lust heeft sociale studiën te beginnen, en bij wien 't eerst en vooral te doen is om een vertrouwbaar overzicht van het geheele gebied en terzelfdertijd om een vertrouwbaren wegwijzer.
De vertaling is over 't algemeen zeer goed. Laat ons niet vitten op kleinigheden. Voorwaar een werk van dien aard in 't Vlaamsch overbrengen is niet gemakkelijk. Misschien heeft de heer Soens al te angstig gestreefd naar woordelijke getrouwheid, zoodat zijn Vlaamsch een weinig, o zoo weinig, duitsch gekleurd is. Doch mag men hem wel als fout verwijten wat misschien veeleer eene waarborg en een voordeel is? Wat er ook van weze, zijn werk verschijnt te goeder ure en vult eene wezenlijke leemte aan. Moge het zich weldra bevinden in de handen van allen bij wien de Pauselijke oproep gehoor vond! En mogen menige dergelijke vertalingen, benevens oorspronkelijke Vlaamsche werken, het hunne bijbrengen tot de ware oplossing van 't sombere raadsel onzer negentiend-eeuwsche beschaving: hoe zal men den economischen toestand regelen, zoodat recht geschiede aan eenieder!
L. Sch.
Geschiedenis des Vaderlands: De Patriottentijd, Jozef II (1780-1789), door L. Mathot (Van Ruckelingen). Groot en schoon boekdeel van 196 bladz. in-8o (derde vermeerderde druk). Gent, A. Siffer. Fr. 1,50.
Het verleden is de les van het heden, de geschiedenis van het vroegere is de spiegel van het toekomende, en daar nog gelaten de kennis welke men er opdoet en de voorbeelden van deugd en vaderlandsliefde welke er ons wekken, is de lezing van geschiedkundige werken steeds de gezondste en nuttigste lectuur voor het volk. Natuurlijk bedoel ik de werken niet van loutere wetenschappelijke geschiedenis, maar wel die welke beknopt en geleidelijk, als vulgarisatie, voor het volk geschreven zijn. En zóó zijn de werken van den heer Mathot, die overigens bij het Vlaamsche volk geen onbekende is; hij is werkend lid der K. Vl. Academie, ondervoorzitter van het hoofdbestuur van het Davidsfonds, voorzitter van den Nederduitschen bond van Antwerpen, enz.
Jaren geleden, onder den deknaam van Van Ruckelingen (naar den naam van zijn geboortedorp), verrijkte de heer Mathot de Vlaamsche geschiedkundige letterkunde met eene reeks van voortreffelijke werken getiteld: Karel VI, Maria-Theresia, Jozef II, Brabantsche Omwenteling, Leopold II Frans II Fransche Omwenteling.
Niettegenstaande twee opvolgende drukken waren die werken welhaast geheel uitverkocht en konden slechts nog in boekveilingen
| |
| |
bemeesterd worden, waarop de ondernemendste en vruchtbaarste onzer uitgevers, de heer Siffer, het gedacht opvatte ze weder ten dienste van het lezend publiek te stellen. Karel VI en Maria-Theresia werden opvolgenlijk omgewerkt en vermeerderd uitgegeven, en nu is even meer uitgebreid en met meer oorkonden verrijkt Jozef II verschenen,
terwijl, in afwachting dat de andere klaar komen, Brabantsche Omwenteling onder pers gaat gaan. In dien tusschentijd liet de schrijver nog een nieuw boek verschijnen: De Troebele tijd, België onder de Fransche republiek, boek dat nu door het Staatsbestuur als schoolboek aangenomen is.
Na zijnen lezers den raad gegeven te hebben het werk van den heer Mathot te doorgronden, zegt ‘Het Recht’, het onderhavige gewrocht besprekende, dat het eene eereplaats verdient in elke boekerij, zoo helder, zoo verdienstelijk en met zulken prijzenswaardigen vaderlandschen geest is het geschreven. En verder:
Zonder ‘voor geleerden en vakmannen nieuwe geschiedbronnen te openen,’ heeft de schrijver er zich, volgens zijne eigene verklaring, ‘op toegelegd de gedenkwaardige gebeurtenissen eenvoudig en tevens getrouw aan den leergierigen Vlaamschen lezer te verhalen,’ en dusdoende den ‘voorlooper der Fransche omwenteling,’ den eersten omverwerper van onze eigenaardige instellingen, in een passend daglicht gesteld.
Opvolgend krijgt de lezer te aanschouwen, hoe de Oostenrijker van eerstaf de verandering van ons regeeringsstelsel droomt en met
| |
| |
ons land poogt te goochelen; hoe hij, nauwelijks op den troon gezeten, onze taal miskende, maar met de taalliefde van den Raad van Brabant had af te rekenen, die de verordening nopens de burgerlijke rechtspleging weigerde af te kondigen zoolang er geen officieel Vlaamsche tekst van bestond; hoe hij de geestelijkheid vervolgde en tergde, ofschoon hij duidelijk zag dat hij daardoor zijn eigen ondergang bewerkte; hoe, eindelijk, het volk deze nieuwe dwingelandij zou trachten te ontkomen, en zich daartoe ging voorbereiden bij 't aanheffen van het karakteristieke liedeken:
Boerenjongens, Patriotten,
Hebt couragie, schept maar moed!
Geene Vijgen, geen Païotten,
Geen van al ons leed aandoet.
Ziet de Vijgen nu eens zwijgen,
Boerenjongens, Patriotten,
Hebt couragie, schept maar moed.
Nog een weinig, 't zal wel hotten,
Alles maar in order doet!’
Antwerpen.
G.J.
Rozekens Eerste Communie, gedicht van Alfons Janssens. Gent A. Siffer. Prijs fr. 0,50.
Met den laatsten dag der maand ontvangen wij een allerfraaiste boekje, waarover het Maart-nummer van het Belfort, hoewel reeds ter uitreize vaardig, toch een enkel woord van aanbeveling wil meênemen.
De dag der Eerste Communie nadert; gij wilt aan een braaf kind eene gedenkenis van dien feestelijken dag geven: daar is nu in dit boekje het geschikte geschenk voor handen.
‘Rozekens eerste communie’, (zoo luidt de titel) is een volksgedicht van den heer A. Janssens, briefwisselend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. Papier en letter en de rijke, sierlijke omslag geven ons het werkje in pracht-uitgave.
Rozeken, dat zich tot de eerste Communie bereidt, is het dochtertje van eenen werkman, die, zonder werk gevallen, ontmoedigd en verbitterd, in de kroegen zich aan den drank verslaaft en socialistische denkbeelden en woorden opneemt. Tegenover den ongelukkigen werkman staat de rijke fabrikant Peeters wiens zoontje mede, in dezelfde parochie-kerk, zijne eerste communie doet. Hoe de werkman, stap voor stap, door zijn Rozeken tot goede gevoelens teruggebracht, met de rijken verzoend, en aan werk wordt geholpen zal de lezer zelf in het gemoedelijk dichtwerk nagaan. Hij zal tevens, in lieve tafereeltjes, de eigenaardige gebruiken zien geschetst die in veel Vlaamsche steden en dorpen met den eerste-communiedag verbonden blijven.
In zijn geheel is het gedicht van den heer Janssens een streven naar verzoening en verbroedering: aan de H. Tafel worden arm en lijk in dezelfde broederliefde vereenigd. Het is dus niet alleen een lief dichterlijk tafereel, maar, met het oog op het maatschappelijk vraagstuk, eene goede en, hopen wij, heilstichtende daad.
C.
| |
| |
Liefde. Huldezang aan Pater Damiaan. Trouw vertaald uit het latijn Amor, van P.R. van Oppenraay, S.J., door O. Loosen, S.J. Gent, A. Siffer.
Verleden jaar werd dit gedicht in eenige gestichten van middelbaar onderwijs, zoowel in België als in Holland, door de professoren der hoogere klassen aan hunne leerlingen uitgelegd, in vergelijking met het oorspronkelijk Latijnsch stuk.
Slechts enkele exemplaren zijn nog beschikbaar en worden thans verkocht (de Latijnsche tekst zoowel als de Vlaamsche) voor 25 centiemen.
Ziehier hoe een Noordnederlandsch tijdschrift: Studiën op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied, uitgegeven te Utrecht, zijne beoordeeling over Liefde eindigde: ‘Wij bevelen een ieder, hij moge in de klassieke werken leek zijn of ingewijde, de lezing van het vertaalde Amor dringend aan. De eerste wordt er door in staat gesteld het literarisch genot, dat het Carmen eligiacum ontegensprekelijk verschaft, eenigermate althans mede te genieten; voor den ander zal een nauwkeurige vergelijking beider gedichten van groot nut zijn voor het beoefenen der twee talen.’
Taalpolitie toegepast op Cato Schabletter. Antwoord aan den heer H. Meert door D. Claes.
Juist bij het verschijnen van Het Belfort ontvangen wij dit vlugschrift. Het is het antwoord van den heer Claes aan den heer H. Meert omtrent het critisch artikel dat laatstgenoemde in De Toekomst liet verschijnen over het werk van den eerstgenoemde: Gemengde taal- en letterkundige aanmerkingen.
Alwie het werk Gemengde taal- en letterkundige aanmerkingen van D. Claes bezit, kan dit leerrijk vlugschrift op aanvraag kosteloos bij den uitgever dezes bekomen.
Wie had het ooit gedacht? Het rijwiel ofte velocipède begeestert thans onze componisten: een jonge musicus van talent, Albert Léonard, heeft een rit op het rijwiel voor piano uitgegeven. Niet alleen is de gedachte nieuw, de uitvoering is keurig en lief, waarlijk draait, rolt en stoomt men, in de muziek, als ware men waarlijk op den trapwieler gezeten. En vélo, zang met muziek kost fr. 1,00, met begeleiding van piano fr. 1,25. Uitgever A. Siffer, te Gent.
De aanspraak van Monseigneur Stillemans, bisschop van Gent, uitgesproken in de hoofdkerk van Sint-Baafs, te Gent, bij het afreizen der Zusters van Liefde naar den Congo, is in vlugschrift bij den uitgever Siffer verschenen. Voorwaar een goed gedacht, die merkwaardige rede van onzen hooggewaardeerden en vlaamschgezinden kerkvoogd door den druk te vereeuwigen; voorwaar ook een lief en sierlijk boekje dat, met zijn prachtpapier, zijne nette veizorging en zijn mooien omslag in perkament den drukker eere doet. Prijs, fr. 0,50.
Kon. Vlaamsche Academie. - Vergadering van 17 Februari. De commissie, belast met het onderzoek van het Woordenboek der Nederlandsche taal en bestaande uit de heeren Coopman, De Vos
| |
| |
en Obrie, bracht, bij monde van den eerstgenoemde, verslag uit over eene der laatstverschenen afleveringen.
Op voorstel van den heer Obrie besloot de Academie tot het zenden van eenen brief van dankbetuiging aan den heer senator Lammens, voor de krachtdadige wijze waarop hij onlangs, in den Senaat, de belangen der Vlaamsche Academie verdedigde.
Na eene mededeeling van den heer Claeys betreffende een schrijven, dat tot hem door den heer Wagener was gericht, naar aanleiding van het verslag, dat deze in de Académie royale de Belgique had uitgebracht, las de heer de Potter een uitgebreid stuk, dat ten doel heeft den heer minister de Burlet nieuwe inlichtingen te verschaffen omtrent de vroegere werkzaamheden der Belgische Academie, ten opzichte der Nederlandsche Taal- en Letterkunde. Uit dit stuk blijkt onder andere hoe stiefmoederlijk onze taal altijd door dat geleerde korps werd behandeld. Dit verslag zal in de Mededeelingen verschijnen.
Op voorstel der Commissie van nieuwere Taal- en Letterkunde wordt beslist dat aan de dagorde der eerstkomende vergadering zal worden gesteld een voorstel tot het zenden van een verzoekschrift aan den heer Minister van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijs, ten einde te bekomen dat de taalwet van 1883, betreflende het middelbaar onderwijs, overal stipt zou worden nageleefd.
Voor den Academischen wedstrijd van 1892 waren vier prijsvragen uitgeschreven: alle werden beantwoord. De vergadering gaat over tot het aanduiden der leden, die de verschillende keurraden zullen uitmaken. Voor de vraag van Oud-Germaansche Taalkunde: ‘Men vraagt eene verhandeling over het gebruik van naamvallen, tijden en wijzen in den Heliand,’ worden tot leden der commissie van beoordeeling benoemd de heeren de Flou, Willems en Gezelle.
Voor de vraag van Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde: ‘verhandeling over de klank- en vormleer in de werken van Jan van Ruusbroeck,’ worden aangeduid de heeren Willems, Bols en Daems.
Voor de vraag van Nieuwere Taal- en Letterkunde: ‘Geschiedkundig en critisch overzicht van het Vlaamsch tooneel gedurende de XVIIe eeuw,’ worden aangewezen de heeren Alberdingk Thijm, Micheels en Génard; en voor de vraag van geschiedenis: ‘Huiselijk leven, zeden en gewoonten in eene Vlaamsche gemeente, gedurende de tweede helft der 18e eeuw, bepaaldelijk vóór de Fransche omwenteling,’ de heeren de Potter, Hansen en Mathot.
Vlaamsche belangen. - De heeren Coremans, Helleputte en Raepsaet hadden in de Kamer der Volksvertegenwoordigers voorgesteld het artikel 23 der grondwet derwijze te veranderen, dat de Vlaamsche bevolkingen - de meerderheid - niet meer, onder 't opzicht der taal, zouden verdrukt worden door willekeurige franschgezinde bestuurders en ambtenaren, die meenen, dat het volk gemaakt is voor de ambtenaren en niet de ambtenaren voor het volk.
De heeren Ministers hebben zich tegen dat ontwerp verklaard,
| |
| |
voorgevende dat de taalvrijheid voor het volk door wetten, buiten de Grondwet, kan geregeld worden.
De rechterzijde, meest uit Vlamingen bestaande, hebben de heeren Ministers gelijk gegeven en de heeren Coremans, Helleputte en Raepsaet zagen zich gedwongen hun voorstel in te trekken.
De heer Beernaert heeft, bij 't bestrijden van dit voorstel, er niet aan gedacht dat eene wet, om de Vlamingen hun recht te geven, morgen kan vernietigd worden door eene andere wet!
Het schijnt, volgens den Bien Public, dat een aantal Waalsche afgevaardigden, gewoonlijk gunstig aan de eischen der Vlamingen, weigerden eene algemeene formuul te bekrachtigen, van welke al de toepassingen hun niet wenschelijk schijnen... Waarom?
Is de bevrediging van den taalstrijd der Vlamingen wenschelijk; is zij, voor de rust des lands, noodig? Zoo ja - waarom ze niet in de Grondwet geschreven? waarom ze niet verdedigd met hand en tand?
De beslissing der Kamerleden heeft in geheel het Vlaamsche land den pijnlijksten indruk gemaakt.
Met het oog op den toestand hebben Landsbond en Nationaal, Verbond elk zondag laatst te Brussel eene vergadering belegd.
Het Nationaal Verbond heeft besloten zich tot den Koning te wenden ten einde Zijne Majesteit te vragen te willen gebruik maken van zijn persoonlijk initiatief om de wijziging van art. 23 voor te stellen. Een toelichtend vertoog zal hem over de zaak aangeboden worden.
Een algemeene landdag of congres met optocht zal ook ingericht worden door de zorgen van het algemeen bestuur der landdagen.
De Landsbond, van zijnen kant, oordeelt, dat, in de huidige omstandigheden, eene beweging op touw zetten tot het bekomen der herziening van art. 23 eene onmogelijkheid is en tot geene oplossing zou leiden. Hij neemt akte van de verklaring der Regeering en zal al zijne krachten inspannen om van nu af den terrein te bereiden tot het doen steunen van eene verklarende wet omtrent artikel 23, en waardoor men volle recht aan de Vlamingen zou laten wedervaren. Die verklarende wet zal zijn kiesplate forme zijn.
In de zitting van zondag werd ook medegedeeld dat de Landsbond, in de personen van de heeren De Visschere, Verhees en Byvoet, daags te voren bij den Koning in gehoor ontvangen, de aanmoedigendste verklaringen mocht vernemen van wege Zijne Majesteit over het vervlaamschen van het zeewezen en den Congo en betrekkelijk de Vlaamsche opvoeding van Prins Aalbrecht.
Prudens van Duyse's Standbeeld. Een prijskamp gaat ingericht worden, waarvoor de modellen waarschijnlijk vóór 1ste Juni zullen moeten ingezonden zijn aan het van Duyse's comiteit te Dendermonde, waar zij ten stadhuize zullen tentoongesteld worden.
De keurraad zal samengesteld zijn uit: drie leden, te benoemen door de Regeering, één door de Provincie, twee door het Gemeentebestuur, één door het comiteit en twee door de mededingers zelven.
| |
| |
Het standbeeld, dat op de Vlasmarkt zal geplaatst worden, rechtover het huis, waar de dichter geboren werd, zal 2 m. 30 cent. hoog zijn en mogen kosten, met granieten voetstuk en ijzeren omheining, fr. 19,000. De geboetseerde modellen zullen 50 centimeters meten.
Men schikt in Augustus 1893 de inhuldiging plechtig te kunnen vieren: prachtige feesten zullen gegeven en eene gelegenheidscantate van Peter Benoit zal uitgevoerd worden.
Tooneelletterkunde. - Met een wel beredeneerd en goed geschreven gemotiveerd verslag doet de keurraad van den tooneelwedstrijd, uitgeschreven door de stad Antwerpen, den uitslag kennen. Op bij de 100 ingezonden stukken komen er slechts 24 in aanmerking, de andere zijn beneden kritiek. Mevrouw Snyder, te Wissenbeke, wordt bekroond met Lotos en eene Illusie; de heer J.-L. Hoogewerff, leeraar te Amersfort, met Petrus Dathenus; de heer Gustaaf Dielemans, te Antwerpen, met Strijd om het meesterschap; de heer Gustaaf de Lattin, te Antwerpen, met De Familie van zijne vrouw.
De keurraad was samengesteld uit de heeren A. Cornette, Pol de Mont, F. Gittens, E. Rosseels en F. van Doeselaer.
- In de boekerij van de Ecole des Chartes, te Parijs, zijn ook Vlaamsche dichtwerken. 339 boekdeelen er van zijn op den inventaris gebracht, nog slechts een klein gedeelte van den voorraad.
Van Engelsche dichtwerken zijn slechts 84, van Duitsche 122 nummers geïnventoriëerd.
- Leuven. Het genootschap ‘Met tijd en Vlijt’ zal in den loop van dit voorjaar de 25ste verjaring vieren van het voorzitterschap van hoogleeraar P. Willems. Schoone feesten worden voor dit tijdstip bereid. Als letterkundige toemaat en als blijvend gedenkstuk van het feest wordt de uitgave beloofd van een bundel ‘pennevruchten’ door de leden en oud-leden van het genootschap ingeleverd. Verscheidene gekende schrijvers hebben hunne medewerking beloofd.
- Den 3 Juli 1872 overleed Dr. F.-A. Snellaert, na Willems de kundigste en beradenste verdediger der Vlaamsche taalrechten te Gent.
Twintig jaren zijn na dit verscheiden heen - en er is nog altijd zoo weinig van een grafmonument te zien als op mijn hand. Dit spreekt weinig ter eere van de commissie, met het oprichten des denkmaals gelast?
- In Januari l.l. ontvingen niet min dan 23 kunstenaren eene benoeming in de Leopoldsorde. Ieder jaar een half dozijn is de gewone maat voor de heeren kunstenaars.
In 23 jaren werden geen 10 Vlaamsche schrijvers eene onder scheiding waardig gekend. - Zou dat ook ‘rechtvaardigheid’ zijn?
- Den 28 April 1895 gaat de driehonderdste verjaring gevierd worden van Torquato Tasso. In het klooster van San Onofrio, te Rome, zal er een borstbeeld geplaatst worden, een bronzen kroon op zijn graf gelegd, een plechtige lijkdienst gehouden en eene feestuitgave voorbereid.
|
|