Het Belfort. Jaargang 7
(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |||||||
Eene nieuwe uitgave van Cornelius Nepos.Ga naar voetnoot(1)NIEMAND heeft in het voorlaatste nummer des Belforts het wel doordacht en flink opgesteld artikel gelezen, dat den titel droeg: Vervlaamsching van het middelbaar onderwijs, of hij heeft den moedigen schrijver hartelijk toegejuicht en bovenal vurig gewenscht diens stelsel in gansch zijnen omvang, zoo haast mogelijk te zien aannemen. Eer wij echter zooverre komen, zal er waarschijnlijk nog veel water door de zee loopen. Intusschen echter begroeten wij met vreugde elken maatregel en iedere poging die ons een stap nader brengt tot de verwezenlijking onzer wenschen. Daarom ook verwelkomen wij de hierboven vermelde uitgave. Zij is bestemd eene nieuwe uitbreiding te geven aan het tweetollig stelsel van overzettingenGa naar voetnoot(2) op de laagste klassen der humaniora, dat tot hiertoe slechts met het Epitome en De viris illustribus kon toegepast worden, omdat er van die auteurs alleen uitgaven bestonden, met Latijnsch-vlaamsche woordenboeken voorzien. In het vervolg zal hetzelfde kunnen geschieden met Cornelius Nepos, nu P. Bauwens S.J. zijne tweede uitgave met een degelijk Latijnsch-vlaamsch woordenboek heeft verrijkt. Zoo wint men langzamerhand veld; van de 6de dringt de taal in de 5de. Wanneer zal er iemand een stapje verder gaan, en een Cesar met Latijnsch-vlaamsch woordenboek vervaardigen. Deze wijziging in P.B. nieuwe uitgave is des te belangrijker, | |||||||
[pagina 209]
| |||||||
voor de beoefening der taal, dat zijn Cornelins Nepos in altijd meer en meer colleges ingevoerd wordt en eindelijk al de andere schooluitgaven zal vervangen. En dat uit hoofde zelfs der innerlijke waarde van het werk, dat, gelijk de taal- en onderwijskundigen eenstemming erkennen, alle gelijksoortige gewrochten, niet alleen in België, maar ook in Holland, Duitschland en Engeland verschenen, onwedersprekelijk overtreft. Gemakkelijk te bereiken was dit resultaat niet. Ontzettend veel werd deze laatste jaren in bovengenoemde landen over Cornelius Nepos in het licht gezonden; de authenticiteit van het boek betwist, de tekst gezuiverd en herzuiverd, de geschiedkundige feilen des schrijvers aangestipt, zijne spraakkundige eigenaardigheden nagegaan en stelselmatig saamgevat. Pater Bauwens, wel is waar, heeft het voorrecht genoten uitmuntende voorgangers te hebben. Doch uit den schat bouwstoffen die zij vergaderd hadden, wist hij voortreffelijk partij te trekken; hij wist dien te vermeerderen en tot een geheel te maken, dat in taal- en onderwijskundig opzicht een meesterstuk mag heeten. Daartoe behoorde een buitengemeene ervaring, eene vereeniging van begaafdheden en kennissen die maar zelden in eenen persoon gevonden wordt. Nemen wij enkel de tekstzuivering. Welk een uitgebreide belezenheid veronderstelt die alreeds niet? Buiten Halm immers, wiens uitgave hij tot grondlaag van zijn werk koos, had P. Bauwens nog kennis te maken o.a. met de van elkander zeer uiteenloopende teksten van Cobet, Andresen, Gems enz., en een menigte artikels in philologische tijdschriften te raadplegen, met name in de Mnemosyne van Leiden waar soms geleerden van earsten rang, zooals Cornelissen, met onbetwistbaar gezag eenige verbeterde lezing voorstelden. Het toetsen, het tegen elkander opwegen dier verschillende meeningen vereischt, naast een diep critischen zin, een grondige kennis, ik zou bijna zeggen, een fijn gevoel der latijnsche taal. P. Bauwens was volkomen berekend voor zijne moeilijke taak. Honderd vijftig plaatsen waar hij van Halm's tekst afweek om andere leeswijzen (telkens met naam des auteurs in het aanhangsel opgegeven) aan te nemen, getuigen dat hij zich een onafhankelijk cordeel vormde en evenzeer van slaafsche navolging als van eigen willekeur verwijderd bleef. Wat belette hem na zulke nauwkeurige toetsing en omwerking den tekst zijner uitgave den zijnen te noemen? Een Franschman zou in zijn plaats voor die toeëigening niet zijn teruggedeinsd, meen ik, bijzonder waar een duitsch geleerde te plunderen viel. Autant de pris sur l'ennemi. Onafhankelijk en oordeelkundig toont zich P. Bauwens ook, wanneer hij de bewering weerlegt van G. Pr. UngerGa naar voetnoot(1), dat de levens der | |||||||
[pagina 210]
| |||||||
doorluchtige mannen het werk zou wezen niet van Cornelius Nepos, Cicero's en Atticus' vriend, maar wel van C. Julius Hyginus, vrijgelatene en bibliothecaris van keizer Augustus. Van 't hoogste belang is het aanhangsel over Cornelius Nepos spraakkundige eigenaardigheid, volgens een zeer methodisch plan en met gedurige vergelijking met Cesar, Cicero, Sallustius en Livius in weinige bladzijden samengevat. Al wat de uitmuntende werken van Lupus, Guardia, Draeger enz. voor dit gedeelte voortreffelijkst bezaten, heeft de belgische geleerde zich ten nutte gemaakt. Doch wat op al het voorgaande de kroon zet is het taal-, aardrijks-, geschied- en oudheidkundig woordenboek, een gansch oorspronkelijke onderneming, die zooals de schrijver zelf getuigt, ontzaglijk veel arbeid gekost heeft: ‘Pour composer notre vocabulaire, lezen wij in de Inleiding, nous avons puisé à des sources bien différentes. Le dictionnaire de Freund, le dictionnaire spécial de Koch et surtout l'excellent travail de Haecke ont été continuellement sous nos yeux. Les notes de Siebelis et de Nipperdey, les éditions de Roersch et de Gemss, les grammaires historiques de Guardia et de Draeger, la grammaite de Tite-Live par Riemann, l'excellente grammaite spéciale de Cornelius par Lupus nous ont suggéré, la meilleure part de nos remarques grammaticales; tandis que le Realiexikon de Lübker, les Antiquités romaines et le Droit public romain de Willems, le Manuel de philologie classique de Reinach nous ont fourni bon nombre de notions historiques.’ Kortom in dit woordenboek, in zijn nauwkeurig herstelden tekst, in zijne spraak- en geschiedkundige aanhangsels, biedt P. Bauwens ons de slotsom aan der jongste ontdekkingen en aanwinsten der hedendaagsche wetenschap. Die verborgen schatten heeft hij uit de theoretische sferen der geleerden in de practische wereld der studeerende jeugd overgebracht, en voor kinderen zelf toegankelijk gemaakt. Voor wie ons wellicht van overdreven lofspraak verdacht, halen wij enkele getuigenissen aan uit de dagbladen en tijdschriften, die de eerste uitgave bespraken. De Wetenschappelijke Nederlander (nr 20, 1886), sloot zijne beoordeeling met deze woorden: ‘Kortom wij hebben hier te doen met eene critische en echt wetenschappelijke uitgaaf, waardig voorzeker aan de Heeren Professoren en aan alle beoefenaars der latijnsche letteren te worden aanbevolen.’ Het zoo verdienstelijk taalkundig tijdschrift, het Museon, verklaart nog uitdrukkelijker: ‘Nous n'hésitons pas à dire que parmi les récents travaux, fournis en si grande abondance par l'Allemagne, l'Angleterre et l'Italie, l'éditeur belge de Cornelius Nepos occupe une place des plus honorables et l'emporte même sur la plupart des essais similaires.’ De Bien Public schreef den 20 Nov. 1885: ‘Un examen approtondi de l'oeuvre du savant jésuite convaincra que le Cornelius Nepos est un essai d'interprétation philologique des mieux réussis, tout à fait à la hauteur de la science, et destiné à rendre les plus grands services aux professeurs des humanités.’ | |||||||
[pagina 211]
| |||||||
Luider misschien dan die getuigenissen spreekt de bijval dien het werk genoot: 5,000 exemplaren werden in zes jaren tijd verkocht, en een tweede uitgave werd noodzakelijk. Het is aan deze tweeede uitgave dat P. Bauwens het latijnschvlaamsch woordenboek heeft toegevoegd. Ziehier hoe deze verandering in het fransch Prospectus wordt aangekondigd: ‘Mais à côté de ces perfectionnements de détail, l'auteur a introduit dans son travail un changement tout autrement considérable: au lexique latin-français, il a ajouté pour les provinces du nord un vocabulaire latin-néerlandais Le néerlandais acquiert de jour en jour une plus grande importance. Désormais il ne sera plus possible de se créer une position dans le pays flamand, sans connaître à fond la langue. Or, qui l'ignore, c'est par les versions, c'est par cette lutte corps à corps avec un auteur étranger, qne l'élève se rend suitout familiers les tours et les mots de la langue dans laquelle il traduit. Vondel, Bilderdijk, Tollens, ten Kate, de Gerlache se sont formé leur beau style en s'efforçant de rendre dans leur idiôme ce que de grands auteurs avaient éloquemment dit dans le leur. Faute de lexique cet exercice si utile était impossible à nos jeunes élèves de cinquième. Nous avons voulu combler cette lacune, et nous avons donné pour le pays flamand une édition spéciale, qui tout en comprenant 400 pages, se vendra au prix de l'ancienne édition: 1.30 fr.’ Bravo, schrijver, zoo moet men de taal in haar rechten herstellen, en haar in het onderwijs de eervolle plaats wederschenken, die wij voor haar begeeren. Dit bewijst ook, dunkt ons, dat de Jezuiëten ernstig, ernstiger dan ooit, zoo niet per verba et voces, dan toch metterdaad het onderwijs der moedertaal ter harte nemen. Een ander troostrijk bewijs daarvan leverde de Bien Public van 17 Nov. 1891; ziehier in welke woorden; ‘Voici une nouvelle qui fera plaisir aux défenseurs des droits de la langue flamande. Cette année le flamand est devenu obligatoire dans les collèges wallons, dirigés par les R.P. Jésuites; pour les 4e et 3e latines et pour la 5e professionnelle il comptera pour l'excellence. Cette obligation s'étendra chaque année à une nouvelle classe, de sorte que dans 4 ans le flamand sera obligatoire dans toutes les classes humanitaires des collèges wallons dirigés par les Pères de la Compagnie de Jésus.’ Met die blijde tijding zouden wij afscheid moeten nemen van den geduldigen lezer. Hij gunne ons echter nog even terug te komen op het artikel: Vervlaamsching van het middelbaar onderwijs. Wij kunnen het verlangen met weerstaan den geachten schrijver eenige werken aan te wijzen, die het doel, dat hij, en wij met hem, beoogen, wellicht eenigermate helpen bereiken. 1o Om het hooger onderricht der godsdienstleer te vervlaamschen, zou eene vertaling van Mgr Rutten's Apolégétique zeker zeer te stade komen. Doch niet minder dienst bewees wellicht eene vertaling van | |||||||
[pagina 212]
| |||||||
P. Devivier's S.J. standaardwerk: Apologie du Christianisme; en die bestaat, en nog wel eene meesterlijkeGa naar voetnoot(1). 2o Van spraakleeren handelende, wenscht de schrijver dat er eene vlaamsche opgesteld worde, volgens de wenken, door den heer Roegiers in dit tijdschrift zelve gegevenGa naar voetnoot(2), waarin namelijk de overeenkomst tusschen de vier klassieke talen duidelijk zou uitschijnen en tot leidraad dienen. Nu, hetgeen, jammer genoeg, te weinig bekend is, iets dergelijks bestaat sedert lange jaren. Ik bedoel hier het werk van P. Van de Velde S.J.Ga naar voetnoot(3), waarvan het tweede deel, Syntaxis of woordvoeging, wat plan, verdeelingen en bewoordingen betreft, om zoo te zeggen, geschoeid is op de leest onzer grieksche en latijnsche spraakleeren. Ziehier ten anderen wat de schrijver in zijn voorbericht ons leert omtrent de wijze waarop hij is te werk gegaan. ‘Onder dat oogpunt aanschouwd en ten dien einde beoefend (als middel tot verstandsontwikkeling) kan zij (de Vlaamsche taal) zelfs nog iets meer zijn dan eene afgezonderde medewerkster; zij moet en zal een steun en een licht worden, die aan de overige middelen kracht en werkzaamheid bijzet. Immers zij zal dienen om de begrippen, die aan de taalstudie ten gronde liggen, uiteen te zetten, op te klaren en in den geest te vestigen. Doch hare beoefening, om die uitwerkselen teweeg te brengen, moet zooveel mogelijk met die der andere talen in overeenstemming worden gebracht. Deze bedenking heeft ons geleid in het opstellen van dit leerboek. Wij heoben getracht niet te zeer af te wijken van de schikking, hier te lande in de spraakkunsten der vreemde talen gevolgd; en op die wijze meenden wij aan ons oogmerk te voldoen, met de verwarring der begrippen te voorkomen, door de overeenkomst zelve het gehengen te helpen, door vergelijking het verstand opmerkzamer te maken en tot grondiger inzien uit te lokken.’ Dit werk, naar ik meen, is eenig in zijn soort; immers de beste nederlandsche grammatici plegen de geheele syntaxis tot de enkele woordschikking te beperken, die bij P. Vande Velde slechts het zevende en laatste hoofdstuk inneemt. Brill's spraakleer is eene uitzondering op den regel, doch het is geen practisch boek voor middelbaar onderwijs. Het ware te wenschen dat P. Vande Velde in eene nieuwe uitgave, die zeker actueel zou wezen en in eene echte behoefte voorzien, nauwkeuriger het verband der drie talen deed uitkomen en een strenger | |||||||
[pagina 213]
| |||||||
parallelismus tusschen de regelen zijner spraakleer en die der grieksche en latijnsche van P. Janssens S.J. instelde. 3o Schrijver betreurdeGa naar voetnoot(1) dat de heeren Bols en Muyldermans, zoo wel berekend voor een dergelijke taak, ons te lang lieten wachten op eene beloofde Bloemlezing uit onze oude letterkunde. Intusschen, dunkt me, kan die leemte, wat den prins onzer dichteren betreft, door de uitmuntende werken van P. Verstraeten S.J. gedeeltelijk althans aangevuld worden. Deze werken, die uitbundigen lof bij de onderwijskundigen hebben ingeoogst, zijn alreeds in vele gestichten als klassiek aangenomenGa naar voetnoot(2). 4o Ten laatste durven wij de beoefenaars der moedertaal de BloemlezingGa naar voetnoot(3) aanbevelen van P. Bauwens, ‘Zuid en Noord’, waar het Belfort onlangs eene beoordeeling over meedeeldeGa naar voetnoot(4) en de Bien Public volgenderwijze van gewaagde: ‘L'avenir, nous n'en doutons pas, montrera à l'évidence quel immense service l'érudit compilateur a rendu à la cause flamande. Pousser la jeunesse à l'unité de langue, l'attacher à l'étude des beaux modèles, n'est-ce pas la mettre sur la voie des succès littéraires, donner des ailes au talent et avancer le nouvel âge d'or de la littérature flamande? Un 2d et un 3e volume paraîtront prochainement. Les trois réunis formeront une série graduée de modèles pour les Collèges, les Ecoles moyennes et les Ecoles normales.’ Na zooveel afwijkingen bieden wij ten slotte P. Bauwens onze warmste gelukwenschen aan. Naast zijn broeder, den geleerden dokter Is. Bauwens van Aalst, die onze vlaamsche letteren door zijne wetenschappelijke werken zulken luister bijzet, werkt ook hij, onder het kleed van Ignatius' volgelingen met onvermoeibaren ijver en veelzijdige kennis tot opbeuring en bloen der moedertaal. Heil het dapper tweetal! Het vlaamsch vaderland, dat niet ondankbaar is, houdt de oogen op hen gericht, en wijst hen reeds in de toekomst eene eereplaats aan onder de beroemdste zijner zonen. I. Sperwer. |
|