| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Opgaande taal- en letterkundige lessen op stukken der Nederduitsche Bloemlezing van J. Bols en J. Muyldermans, door Amaat Joos, professor in de bisschoppelijke Normaalschool van Sint-Niklaas. 1ste jaar, 3de uitgave. Gent, A. Siffer. Fr. 0,75.
Bij de eerste uitgave van dit voortreffelijk werk, dat de meest practische en geleidelijkste handleiding is voor letterkundige vorming, voorspelden wij hem het beste gelukken.
Dat wij goede profeet waren bewijst genoegzaam de rappe aftrok van het boek, hetwelk, op vele plaatsen klassiek gemaakt, op korten tijd twee oplagen zag verbruiken en zich nu mag verheugen in een nieuwen druk. Dergelijk succes verschoont ons voor alle verdere lofspraak, ook verwacht men met ongeduld het derde deeltje. Ja, in vloeiende taal en gemoedelijken trant hebben wij hier den regel naast de toepassing, en het voorschrift, dat aan het voorbeeld getoetst wordt, maakt het abstracte tastbaar en practisch.
Niet alleen valt aan dit werk van den heer Joos de waardeerendste verspreiding te beurt; die eer en gunst genieten ook zijne andere boeken. Vele er van zijn totaal uitverkocht en zijne Raadsels, zijne Vertelsels, zijne Schatten uit de volkstaal en zijne Spraakkunsten voor het middelbaar en het lager onderwijs verkoopen als brood.
Kleine spraakkunst met oefeningen volgens het schoolprogramma van 1884, hoewel op duizenden getrokken, moest dezer dagen voor de derde maal herdrukt worden. Om hare beknopte duidelijkheid, haren practischen gang en haren goedkoop is zij in bijna al de scholen van het Vlaamsche land doorgedrongen en overal oogst het onderwijzend personneel er de heerlijkste vruchten mede in.
En Vertelsels voor het Vlaamsche volk - verleden zomer gaf de onvermoeibare schrijver er het derde vervolg van uit. Wederom is het een kostelijke bundel voor de folkloristen en waarin onze oude legenden en sprookjes vloeiend en smaakvol opgefrischt worden. Met gretigheid worden tie vertelsels gelezen en het publiek zegt dat zij smaken naar den trog, om nog.
Het Waasch Idioticon waaraan de geleerde zanter thans arbeidt, gaat insgelijks goed vooruit en werft dagelijks nieuwe inschrijvers aan.
Bibliothèque de la Compagnie de Jésus, par les pères Augustin et Aloys de Backer. Nouvelle édition par Carlos Somervogel, S.J. Brussel, 1e en 2e deel, 1890-1891, 4o.
De geleerden kennen het groote werk van de gebroeders De Backer, der Jezuïetenorde, opgave behelzende van al de schriften door leden der beroemde orde in alle deelen en in alle talen der wereld in het licht gegeven. Dat een werk van dien aard, in eene eerste uitgave, onvolledig zijn moest, en hier en daar wel eene onnauwkeurigheid behelsde, zal niemand verwonderen, die weet hoeveel moeite het kost, gedrukte boeken uit alle landen der wereld, in den kring van meer dan 300 jaren, bijeen te krijgen, of naar oude opgaven te vermelden.
Er was derhalve eene tweede, herziene en bijgewerkte uitgave noodig van het werk der gebroeders De Backer, en 't zijn de twee eerste
| |
| |
deelen daarvan, welke wij heden aan de geleerden aanduiden. Pater Somervogel heeft zich op echt meesterlijke manier van zijne taak gekweten, en de nieuwe uitgave mag, ook onder stoffelijk opzicht, een prachtwerk worden genoemd, daargelaten dat het papier, voor een groot 4o-formaat, wel wat dikker mocht geweest zijn.
De geleerde zal het ons niet euvel nemen, dat wij hem ééne opmerking maken nopens de door hem medegedeelde titels. Vele der in 't Nederlandsch geschreven boeken zijn slordig afgeschreven, vol feilen, soms met onverklaarbare, onmogelijke woorden. Zoo, b.v. lezen wij onder de hoofding van den Vlaamschen Jezuïet P. Aernoudt:
‘Eene met-zorg van alle drukfiilen en on(n)auwkenrige aanhaling uit de H. Schriftuur verbeterde uitgave’.
Andere titels zijn nog gebrekkiger. Het ware nuttig, dat de bewerker, die Duitscher en onze taal denkelijk niet machtig is, de proeven liet nazien door iemand, die, wat de titels der Nederlandsche boeken betreft, zou verbeteren. Zijn werk is al te merkwaardig om het onder dat opzicht te laten verminken.
D.
Mariakransken (December 1891) wijdt het hoofdartikel aan O.L. Vrouw van Westroosbeke, in hetwelk wordt herhaald dat Philip van Artevelde en zijne 40,000 man, na wel geëten en gedronken te hebben, 's nachts vóór den beruchten veldslag zich onbezorgd te slapen legden, terwijl de Franschen ‘sterkte van den Hemel verwachtten en vuriglijk Gods bescherming afsmeekten’. Volgt het verhaal van den slag. De Gentenaren ‘worden als van de hand Gods geslagen’, ziende den koninklijken standaard van St.-Denijs; komen in verwarring, in schrik, en delven het onderspit.
Wie vervalscht zóó wraakroepend de geschiedenis? Philip van Artevelde verdedigde eene rechtvaardige zaak; de Franschen waren, sedert eeuwen reeds, Vlaanderen's vijanden, door al het volk hier verafschuwd en gehaat. Mariakransken noemt den slag van Westroosbeke ‘den grooten en wonderbaren zegepraal, door de bescherming van God en de voorspraak zijner H. Moeder den 27 November 1382 behaald,’ en het voegt er bij: ‘Na dien glorierijken zegepraal was de vreugd algemeen te Roosbeek.’
Ziedaar reeds vele, vele jaren dat die stichtelijke historie geschreven wordt, in strijd met het gezond verstand, met de waarheid, met de rechtvaardigheid, met de eer van het Vlaamsche volk! Zou het nog geen tijd zijn die vrome, maar valsche legende voor goed te verwerpen?
De Gentenaren waren in 1382 in opstand tegen hunnen vorst, ja, maar die vorst was een onmensch, een woesteling, een beul, die, liever dan met zijne onderdanen in vrede te leven, hun goud afperste tot bevrediging van eerlooze vermaken, en, daarin met slagende, een leger Franschen naar Vlaanderen deed komen om te moorden, om stad en dorp te vuur en te zwaard te zetten. En de inwoners van Roosbeke zouden verheugd geweest zijn over de neerlaag van het
| |
| |
vaderlandsche leger, dat Recht en Vrijheid verdedigd had? en zij zouden gejuicht hebben om de zegepraal van eenen onwaardigen, onrechtvaardigen vorst, heulende met de eeuwige vijanden des lands? Is het wel, voor de glorie van Maria, noodig Haar voor te stellen als de voorspreekster van dwang, geweld en moorderij, tegen het volk eener machtige stad, dat altijd Haar op bijzondere wijze heeft vereerd en gevierd?
't Wilhelmus, door Fl. van Duyse - De schrijver van dit opstel, verschenen in het Nederlandsch Museum, deelt hier alles mede wat voor het oogenblik over het beroemde Wilhelmuslied, onder literarisch en muzikaal opzicht, te zeggen valt. Ziehier wat wij er uit leeren:
De oudstbekende druk van het lied is van 1581, namelijk in Een nieu geusen Lieden-Boexken.
Het vaderschap er van komt toe aan Marnix van Ste-Aldegonde, hoewel andere schrijvers, als Geeraard Brandt, uten Bogaert, Wagenaer, H. van Alphen, Kok, de Chalmot en van Someren de eer gaven aan Coornhert. Toch moet gezegd worden, dat de tegen- zoowel als de voorstanders van Marnix ernstige redenen bijbrengen tot staving van hun beweren, en - dat men tot heden wel gissingen, echter geen bewijzen leveren kan.
De melodie is geene Nederlandsche. Zij komt uit Frankrijk; 't is de oude wijze van Chartres, namelijk van: o Folle entreprise! gedicht na den mislukten aanval op Chartres, door Condé en zijn Hugenoten, ten jare 1568; maar deze wijze kan ook ontleend zijn aan een oud Fransch jachtlied.
Over al de gissingen, tot welke het lied, zoo onder literarisch als muzikaal opzicht, aanleiding geeft, redeneert de heer Fl.v.D. zeer oordeelkundig, en naar 't ons voorkomt, op afdoende wijze, zoodat deze studie over den oorsprong en de verschillige vormen van het Wilhelmuslied mag gezegd worden volledig te zijn.
D.
- In Elsevier's geillustreerd Maandschrift verscheen kort vóór het laatste Nederlandsch Taalcongres weer een hatelijk, gansch logenachtig artikel tegen de Kon. Vlaamsche Academie, die, volgens de Redactie van dat tijdschrift, bestaat uit ‘23 clerikale leden en 2 twijfelaars’.
Dit artikel is geschreven in ‘de Studeercel der Redactie’, welke bestaat uit de heeren Dr. J. ten Brink en H. Schimmel.
Niet zoo zeer deze heeren, met de toestanden en de personen in Zuid-Nederland niet of zeer weinig bezend, moeten die herhaalde hatelijkheden ten laste gelegd worden, maar wel de nijdigaards van hier, die zich niet schamen in den vreemde logen en valschheid te verspreiden.
Zijn wij goed ingelicht, dan zou Dr. J. ten Brink tijdens de congresdagen van Gent verklaard hebben, dat hij beter had kunnen en moeten spreken van de Kon. Vl. Academie, belovende bij de eerste gelegenheid zijn ongelijk te zullen herstellen.
| |
| |
Meer dan zes maanden zijn sedert de verschijniag van het artikel over de Vlaamsche Academie vervlogen, maar nog is geene herroeping van de valschheid gedaan. Wij stellen eene vraag aan de inblazers van den heer ten Brink: Wie van de heeren: Hiel, Stallaert, Micheels, Van der Haeghen, Am. de Vos, van Even, Hansen, de Pauw, Coopman, enz., werkende leden van de Academie, en in geheel het Vlaamsche land gekend als behoorende tot de liberale partij, wie van hen rangschikt hij onder de ‘clerikalen’, wie beschouwt hij als ‘twijfelaars’?
Antwoorden op deze vraag zal men niet, omdat men zou moeten erkennen dat men wetenswillens heeft gelogen.
G.
Kon. Vl. Academie. - De Januari-zitting was meest gewijd aan zaken van inwendige orde: benoeming van commissiën enz. Namens de commissie van bio- en bibliographie las de heer de Potter een verslag betrekkelijk de jury voor den vijfjaarlijkschen prijskamp van vaderlandsche geschiedenis In de laatste jury zetelden verscheidene leden, weinig of niet bekend met het Vlaamsch; ook zijn een vijftigtal boeken, in onze taal geschreven, doodeenvoudig over het hoofd gezien. Dit stuk zal naar den bevoegden Minister gezonden worden.
De heer Obrie neemt op zich het opstellen eener levensschets van wijlen den heer J. Scherpenseel.
Davidsfonds. Het Jaarboek verschijnt thans en bevat, boven de verslagen en de rekeningen, de meesterlijke vertaling, door den eerw, heer Ernest Soens, van het merkwaardig werk van Pater Cathrein: Het Socialismus. Ongetwijfeld zal de verspreiding van dit werk de beste uitslagen opleveren en zal het Vlaamsche volk met gretigheid dit boek lezen dat nu juist te goeder uitgegeven wordt. Het hoofdbestuur verdient hieromtrent dank en gelukwenschingen.
Uit de statistieken van het Jaarboek vernemen wij, dat er verleden jaar 6871 leden waren; dat het budget ongeveer 25,000 fr. bedroeg en de uitgave gewillig 22 duizend en half. In 1890 telde het Davidsfonds 6770 leden, dus is er vooruitgang, terwijl het Willemsfonds achteruit gaat.
Hasselt en Brussel hielden dezer dagen elk eene algemeene vergadering, welke wij aanzien als de dageraad van een meer werkzaam leven; Dendermonde insgelijks hield feest op Zondag 26 Januari en genoot eene voordracht van den heer Leo Bruynincx over ‘Onze strijd’.
Letterkundig plebisciet. - De Spectator in Holland had eene soort van volkstemming uitgeschreven, waarbij zijne lezers verzocht werden hunne lievelingsschrijvers aan te duiden. Op 300 stemmen ontvingen er: Hildebrand, Camera Obscura, 112; Bosboom-Toussaint, Majoor Frans, 94; Van Lennep, Ferdinand Huyck, 74; Vosmaer, Amazone, 73; F. Van Eeden, Kleine Johannes, 65; Coupérus, Eline Vere, 63; Wallis, Vorstengunst, 60; Johanna van Woude, Hollandsch Binnenhuis, 55. Zuidnederlandsche schrijvers werden nauwelijks vermeld, zóó treffen wij onder die welke meer dan 5 stemmen bekwamen slechts
| |
| |
aan: Tony Bergman: Ernest Staes met 7 en Virginie Loveling met 6.
Nu is het de beurt aan België: Pol de Mont doet eenen oproep in De Toekomst en noodigt niet alleen zijne inschrijvers uit, maar iedereen die belang stelt in onze nationale letteren. De antwoorden zenden vóór 1 Maart aan zijn adres, Ommegankstraat, 30, te Antwerpen.
Ziehier het zakelijke van dien oproep:
‘Op drie vragen wenschte ik antwoord te erlangen:
1o | Welke Zuidnederlandsche dichters en prozaschrijvers, |
2o | Welke Noordnederlandsche dichters en prozaschrijvers, |
3o | Welke Nederlandsche auteurs, daargelaten alle onderscheid: a) tusschen Noord- en Zuid-Nederlanders; b) tusschen proza- en verzenschrijvers,
genieten de gunst van de meerderheid dergenen, die, in onze gewesten, nog hart hebben voor eigen taal en letteren? |
Ik aanzoek dus de lezers en lezeressen van De Toekomst mij te willen toezenden:
1o | de titels van ten hoogste tien dicht- en tien prozawerken, door Zuid-Nederlanders, |
2o | de titels van ten hoogste tien dicht- en tien prozawerken, door Noord-Nederlanders, |
3o | de titels van ten hoogste tien letterkundige werken, door Nederlanders in deze eeuw uitgegeven,
welke op hun geest of gemoed den duurzaamsten indruk gemaakt hebben. |
Zuiver wetenschappelijke werken worden uitgesloten; niet echter wezenlijk litteraire gewrochten, die, zooals b.v. Huet's Land van Rubens, een wetenschappelijken grondslag hebben.’
† Te Vichte is overleden de eerw. heer Busschaert, pastoor aldaar en befaamd toonkunstenaar. Hij bewees der toonkunst groote diensten en was ten hoogste geacht door maestro Gevaert, Tmel en andere mannen van buitengewoon talent, nevens wie hij in de keurraden onzer Conservatoriums zetelde. Zijne Gezangen voor Congregatiën zijn in geheel Vlaanderen bekend, en meer dan eens bewees hij het Davidsfonds, als keurder der naar prijs dingende muziekstukken, groote diensten. Met minder zedigheid en meer eerzucht had de nederige priester, die ook uitgebreide literarische kennissen bezat, het verre in de wereld gebracht. Hij leverde immers een zeer merkwaardig commentaar over Vondel's ‘Lucifer’. Busschaert leefde echter alléén voor de vervulling zijner herderlijke plichten, en voor de beoefening der kunst, in zijn eenvoudig kamerke der pastorij van Vichte, waar menige geleerden en vereerders der toonkunst hem een bezoek brachten. Pastoor Busschaert was nog in de volle kracht des levens toen de Heer hem tot zich riep.
† Peter-Jozef Scherpenseel, buitenlandsch eerelid der Kon. Vl. Academie, Afgevaardigde-Beheerder der Belgische Zuid-Afrikaansche Handelsmaatschappij.
| |
| |
Overtuigde Flamingant, was hij lange jaren een der hoofdmannen der Vlaamsche beweging te Brussel en voortijds hoofdopsteller van het puike flamingantenblad ‘De Vlaamsche Standaard’. Als redenaar en voordrachtgever stond hij hoog aangeschreven en als schrijver verwierf hij zich naam met een aantal reisbeschrijvingen en Limburgsche novellen, met een drietal romans naar het Engelsch en het Duitsch. In het Fransch verschenen van hem: La vérité sur la situation militaire des Pays-bas ou la future guerre franco-allemande dans nos plaines, La défense des plaines des Pays-bas, au moyen de flottes terrestres. Deze twee werken werden in België verboden.
Hij was geboortig uit Hollandsch-Limburg en stierf te Brussel in den ouderdom van 53 jaar.
† Baron Emiel de Laveleye, hoogleeraar te Luik en staathuishoudkundige, Europa dóór beroemd om zijne talrijke en meesterlijke schriften, die in weerwil hunner liberale protestantsche strekking, dikwijls hulde brachten aan de katholieke waarheid,. Zooals Taine was hij soms apologist ‘malgré lui.’ Bruggeling van geboorte, was hij ondanks zijne cosmopolitische betrekkingen Vlaming gebleven en zelfs voorstander van de Vlaamsche beweging.
Daargelaten zijne menigvuldige schriften in het meeste deel der tijdschriften van Europa verspreid, vormen zijne werken eene geheele bibliotheek, waaronder lijvrge gewrochten van langen adem. Zoo zijn Histoire des rois Francs, in 1847 uitgegeven en zijn Gouvernement dans la démocratie, waaraan hij de laatste hand legde als de dood hem komen verrassen is.
† Kardinaal Manning, de gioote Engelsche prelaat, die door zijne geleerdheid, zijne schriften, zijn machtig woord, zijn verheven karakter en zijne werkdadige liefde tot het volk mocht aanzien worden als de grootste en edelste figuur van het Britsche rijk. Evenals de Wisemans en de Newmans was hij een bekeerling tot het catholicisme. - Zijn invloed en zijn gezag, zoowel hij Protestanten als bij zijne geloofsgenooten, was uiterst groot; ook was zijne teraardebestelling koninklijk en stelde zij in de schaduw die van den klein-kroonprins, den hertog van Clarence. Protestanten zelven betreurden dat de grafkelders van Westminsterabdij, dit Engelsch Pantheon, gesloten bleven voor die beroemdheid van Albion.
† Albert Wolf, kunstcriticus bij Le Figaro, geboren Duitschman doch genaturaliseerd Franschman. Man van groot talent, wiens uitspraken gezag hadden. - de Quatrefages, uitstekend natuurkundige, bestrijder van het evolutiestelsel van Darwin en lid van het ‘Institut de France’. - Gustaaf Reinhard Neuhaus, verdienstelijk Duitsch letteroefenaar. - Oscar de Vallée, destijds in Frankrijk wel bekend om zijn werk ‘Les manieurs d'argent’ - François Riga, bekende Belgische componist. - Eduard van Ryswyck, oudste zoon van den Door, zelf schrijver, redenaar en overtuigde Vlaamsche strijder.
|
|