Het Belfort. Jaargang 7(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] De zwaluw Naar D.B. GEZETEN op het strand der Mooren, Een krijger door de boei gekneld Sprak; nog zie ik u weêr, o vogel, Die met den winter herwaarts snelt. O Zwaluw, welke steeds de hope Vervolgt naar deze warme streek. Voorzeker, komt ge uit Neêrlands oorden Van uit mijn land. Ach! Zwaluw spreek? Reeds vroeg ik u drie jaar geleden, Een weinig nieuws van uit mijn oord: Uit 't dal, waar stil mijne eerste dagen Verliepen, nooit door leed gestoord. Bij d'omdraai van een zilver beekje, Dat murm'lend vloeit door 't helder riet Hebt gij mijn moeders hut zien liggen, En van dat dal spreekt gij mij niet? Wellicht zijt ge in het dak geboren, Waaronder ik voor 't eerste sprak; Daar zaagt gij een bedrukte moeder, Wie angst en smart het harte brak, Nog stervend dacht zij elke stonde Mijn tred te hooren langs den vliet: Zij peinsde.. smoorde weg in tranen Van moedermin, spreekt gij mij niet? Mijn' zus is ze in den echt getreden Hebt gij mijn Klaas gezien of Piet? Heeft ook de schaar ter feest vergaderd Haar wel bezongen in hun lied? En van de makkers mijner jeugde, Die eenmaal deelden mijn verdriet Zijn zij gezond t'huis weêr gekomen, Van vrienden, ach! spreekt gij mij niet? Misschien keert over hen de vreemd'ling Thans weder naar zijn vadershuis, In mijne hut, is hij de meester En stoort er 't bruilofsfeestgedruisch. Voor mij zal geene moe meer bidden En slechts heb 'k kluisters en verdriet O Afgezant uit zaalger oorden, Van al dat leed, spreekt gij mij niet? Leuven. Jozef de Ras. Vorige Volgende