deelwoord; noodkretend, deelwoord van noodkreten; en noodkreten komt dus rechtstreeks van 't naamwoord noodkreet! - Zouden wij niet moeten vreugdekreten en feestgebaren bij de geboorte van dien nieuweling?’
‘Maria-Elisa, (Vlaamsche Kunstbode, 3de jaarg., blz. 289) hoort ook tot de smedersgilde. In het kerkportaal smeedt zij een doorngekroond hoofd, goudglanzend haar en een' zaligen glanslach.
Doorngekroond en goudglanzend moeten hier beteekenen: met doornen gekroond en glanzend van goud. Ik zal die uitdrukkingen niet op eigen gezag veroordeelen, dewijl ze dan licht in beroep konden gaan; ik geef liever Dr Brill de zaak in handen. Hoor, wat die zegt (D. I, §. 37, 1, 2, Aanm.):
‘Ons taalgebruik wraakt zulke samenstellingen, waarbij het bepalende woord tot het bepaalde woord in eene betrekking staat, die door geenen in onze taal zelve bestaanden grammatischen vorm kan worden uitgedrukt. Zoo kunnen wij geene samenstellingen vormen als in het Sanskrit: patigustha (door haren man bemind), in het Baktrisch: Mazdadâta (door Mazda gegeven), in het Grieksch en Gotisch: χειρόποιητος en handuvaurhts (door de hand gemaakt). Immers manbemind, Godgegeven, handgemaakt, laat zich in onze taal niet zeggen, en de reden is deze, dat wij geenen naamval bezitten, als welken die andere talen in haren ablativus of dativus bezaten.’
‘Bij J. van Lennep (Marino Faliero, 2de bedr, 2de toon.) komt: Zijn zaak is zekerlijk belangloos.’ Belangeloos is iemand, die niet uit belang handelt (désintéressé); doch hier zou het woord moeten beteekenen van belang ontbloot, zonder belang, niet belangrijk.
‘Op weinig afstand der spelers zat een derde persoon.’ (Vrouwe Courtmans, Bertha Baldwin, bl. 16.)
Zulke verkeerde genitieven zijn misschien het gevolg van de wijze waarop sommige spraakkunsten de verbuiging leeren: gen. der spelers of van de spelers, dat. den spelers of van de spelers. Vandaar besluit de leerling dikwijls tot: van de spelers = der spelers, aan de spelers = der spelers, en hij schrijft zonder aarzelen: De bladeren vallen der boomen en Thienen ligt der Groote Geet!
Dat zou wel kunnen komen van het te vroegtijdig aanleeren der Fransche taal, die onze ernstige Vlaamsche kinderen tot oppervlakkige, lichtzinnige studentjes vervormt, hoor ik een' mijner lezers zeggen. - ‘Die heeft misschien gelijk!’
Zeker, en volgens mij is het altijddurig gebruik der Fransche taal in lager-, middel- en hooger onderwijs daar, voor het grootste gedeelte, de schuld van.
‘Niet alleen moesten al de voortvluchtigen bij de stille