maar diezelfde voordeelen zouden ze, bij den burger inwonende, ook kunnen hebben.
Enkele, 7 tot 8 ten honderd, die bijzonderen aanleg toonen, mogen hunne studiën voortzetten. - Dat zouden zij eveneens kunnen ten huize van den burger.
De kweekeling is in de school niet geheel en al beroofd van zijne familie, zegt de schrijver. - De betrekkingen tusschen hem en zijne bloedverwanten, eenieder weet het, zijn zeer gering: éen halyen dag in de week, en dan nog niet elke week. Oneindig liever zouden de weezen of bij den vader-weduwnaar, of bij de moeder-weduwe, of bij broeders en zusters zijn, dan in de school, die door allen zonder spijt verlaten wordt.
De kweekelingen leeren sparen, gelijk wijlen de heer Laurent ‘aan geheel België onderwezen heeft’. - Deze legende mag nu eindigen? Het sparen bestond in de katholieke gestichten onzer stad lang vóór dat wijlen de heer Laurent eenigen invloed op onze gemeentescholen uitoefende. Overigens - sparen kan men overal!
Volgens den heer Verstraete wekt men bij vereenigde kweekelingen meer belangstelling op voor hun eigen bestaan dan bij den voeder, die hen uitbuit. - Wie zal dit bewijzen? Alles hangt, overigens, af van de voorwaarden, welke tusschen de wettelijke voogden en den opvoeder, namens den kweekeling, getroffen worden.
Er kan (zegt de heer Verstraete) geene tweede moeder voor een kind gevonden worden. - Stellig, eene moeder is niet, althans uiterst moeilijk, te vervangen; maar bestaan er, buiten haar, geene liefderijke, goedhartige vrouwen, die, zelve moeder, met gelijke teederheid zorgen voor een hun toevertrouwd kind, als voor hun eigen kroost? Hoevele lieden zijn er niet, wier huwelijk ongezegend is gebleven en die zich eene vreemde wees aantrekken, met een waarlijk mild hart voor deze alles doende, wat voor een kind gedaan kan worden?
Men versta ons goed. Als wij ons verklaren tegen het gemeene leven der weezen, eischen wij voorwaarden, mits welke het leven in familie zekere waarborgen geeft van goed onderhoud en van zedelijkheid. Men bestede niet bij arme, tot uitbuiten lichtelijk genegen lieden, maar bij welstellende pachters en burgers, die doorgaans voldoend, gezond voedsel op de tafel hebben, en een onberispelijk gedrag vergen van al de huisgenooten. Wij zegden 't reeds: het bestuur der Burgerlijke Godshuizen zou de ontworpen hervorming niet mogen doen enkel omdat zij daarmede jaarlijks eenige duizende frank minder zou hebben uit te geven, maar met een zuiver liefdadig doel, met den welgemeenden wensch, de weezen, zoo veel mogelijk, het gemis der eigene familie door eene andere achtbare familie te vergoeden.
Volgens ons is de beste school, onder geen opzicht, te vergelijken met een huisgezin, waar men eene tweede moeder, waar men andere broeders en zusters vindt, waar men dagelijks deel