redenen meer dan genoegzaam om uit te leggen dat de Katholieken zich zoo zeer over den uitslag verblijden terwijl van tegenovergestelde zijde zoo nijdig en spijtig wordt opgezien. ‘Waarom kunnen wij hetzelfde niet?’ luidt het daar op verwijtenden toon. ‘Zijn onze hoofdmannen machteloos en lam geslagen? Blijven wij, met de armen gekruist, de machtig vooruitstrevende beweging onzer vijanden aangapen alsof voor ons de strijd uitgestreden ware?’
Door iedereen wordt dus het Congres als een uiterst merkwaardig en belangrijk feit erkend. De leiders en inrichters, met zijne Eminentie den Kardinaal Aartsbisschop van Mechelen aan het hoofd, maakten zich den dank der Katholieken overwaardig.
De Katholieke Vlamingen hebben in den plicht van dien dank een voornaam deel op zich te nemen.
Het inrichtend komiteit, met een voorstel van den heer Senator Lammens instemmende, heeft, voor het bespreken onzer Taal, op het programma der werkzaamheden van het Congres eene bijzondere plaats ingeruimd.
Het behouden bij de Vlaamsche bevolking van al wat Vlaamsch heet, van taal en zeden, is voor het bestrijden van het socialisme ten onzent van het grootste gewicht, gelijk het in den kamp tegen het liberalisme onontbeerlijk en oppermachtig is gebleken.
Daaraan werkt dan ook uit al hare krachten de Katholieke Vlaamsche Beweging, belichaamd in het Davidsfonds dat, naast de uitgaven van boeken en muziekstukken, zijne voordrachten en concerten, zijne bibliotheken en prijsuitdeelingen vermenigvuldigt en dat aan zijne zijde jeugdige Bonden ziet ontstaan, tot alle medewerking ten algemeenen goede vaardig en bekwaam.
Aan die noodzakelijke en vruchtbare werking hebben de hoogere standen over het algemeen tot heden geen dadelijk deel genomen.
Hunne volslagen onbekendheid met de Vlaamsche