markt kan of mag overgedragen worden; dat daarentegen omgekeerd een beeld van Van de Weyer (gelijk het te Leuven voor de ned.-fransch-italiaansche spoorhal staat) of dat van Beethoven met zijn muziekblad in de hand, te Bonn, op een kerkhof eene misselijke figuur zou maken, even zoo zeer als de fontein De Brouckère aan de Namensche poort te Brussel op den godsakker misplaatst ware.
Sticht de broederschap der boogschutters eene Afneming van het Kruis in de hoofdkerk van Antwerpen dan dient dit stuk om door het geloovige volk, en niet alleen door den Baedeker-doorbladerenden toerist te worden aanschouwd.
Bouw ik een grafteeken wat aan de eischen daarvan voldoet, dan is het niet onverschillig waar ik dat heen plaats; en vrees ik dat op het kerkhof alleen ‘nieuwsgierigen’ er naar zullen zien, dan wekt het mogelijk juist die ‘nieuwsgierigen’ tot gedachten op meer dan een standbeeld op de groote markt, waarom heen zich de koopvrouwen onnadenkend scharen.
Wanneer De Spectator nu zegt ‘een praalgraf’, of wij willen eenvoudig zeggen ‘gedenkteeken op een graf’ is ‘nutteloos’, zoo stelt die nuchtere schrijver zich juist op het standpunt der nieuwsgierigen, wien het veel moeite is, misschien te veel angst verwekt het kerkhof op te zoeken, en die zich tevreden stelt met eene wandeling over het openbare plein.
Komt het redelijker voor dat het kerkhof versierd wierd met Christelijke monumenten, die niet alleen den nieuwsgierige maar tegelijk den geloovige, die zoowel naar stille overdenking als naar voldoening van schoonheidszin streeft, zou aantrekken.
Wierden onze kerkhoven niet in den regel met afschuwelijke, heidensche steenblokken bestapeld, waarvan de voorbijganger deels griezelt, deels duizelt, de graven, der gestorvenen, zouden meer bezocht worden, naarmate men aan de treurige herinnering ook eenen troostenden kant wist af te winnen; en wierd ons oog