Het Belfort. Jaargang 6
(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |
Bewijskracht der voorzeggingen in hun geheel beschouwd.Christus hert et hodie, ipse et in saecula. HIJ die den oorsprong en de ontwikkeling van onzen godsdienst in oogenschouw wil nemen, zal reeds bij den eersten aanblik door een groot en kenmerkend feit getroffen worden. Hij ziet onzen godsdienst zijne wortelen schieten in het aardsch paradijs, met het menschdom opgroeien, te midden der heidensche dwalingen standvastig voortwassen, om eindelijk volgens de voorzeggingen door den Messias te worden vernieuwd en van toen af zijne saprijke takken over de wereld uit te strekken. Hij ontwaart eene aaneenschakeling van voorzeggingen, die uitgaat van het verlaten Eden en onafgebroken door de heensnellende eeuwen tot den Messias voortloopt. De Messias, afgespiegeld in de voorzeggingen, schijnt hem de ziel en het keerpunt van den godsdienst in het Oude Verbond; de Messias, erkend en levende in zijne Kerk volgens de voorzeggingen, doet zich voor als de ziel en de grondvest van den godsdienst in het Nieuwe Verbond. Zijn die voorspellingen waar, welk een krachtig bewijs voor de waarheid van onzen godsdienst! Integendeel worden die voorzeggingen door de critiek afgebroken, dan valt niet een steen maar eene der hoofdzuilen waarop het werk van den voorzegden Messias moet rusten. Dit is misschien de reden waarom de Rationalisten de voorzeggingen met vereenigde krachten en ontembare | |
[pagina 252]
| |
woede aanvallen. Hoogmoedige minachting, bitse spotternij, onbeschaamde loocheningen, spitsvondige uitleggingen, diepgeleerde historische bewijzen, niets werd gespaard om de Katholieken met list of met geweld uit hunne stelling te dringen. Is dit ons niet een reden te meer om dat bolwerk dapper te verdedigen, en om nog hooger wallen tegen den vijand op te werpen, door het ijverig aanvoeren van al wat de bewijskracht der voorzeggingen en vooral van de messiaansche voorzeggingen kan uitbreiden en versterken? Hierbij is evenwel eene voorzichtige taktiek van het hoogste belang. Onze vijanden wenden alle mogelijke pogingen aan, om de verschillende voorzeggingen uit hun onderling verband te rukken, en elke voorspelling afzonderlijk aan te vallen en te vernietigen: zij kennen de kracht van het ‘divide et impera’. Dit mogen wij niet dulden. Want, al kunnen ook de meeste voorzeggingen, elke op zich zelve genomen, de waarheidminnende geesten overtuigen, nochtans ligt de hooge bewijskracht der voorzeggingen hoofdzakelijk in hunnen samenhang en aaneenschakeling; iets wat wij in den strijd met de Rationalisten niet uit het oog mogen verliezen, willen wij ons niet roekeloos op een ongunstig terrein laten uitlokken. Neen, met hen spreke men niet van enkele getuigenissen: in hunne ooren moet het reusachtig concert van mannelijke stemmen weerklinken, welke ons uit den diepsten nacht der oudheid met kracht en helderheid tegenruischen. Hun wijze men geen afzonderlijke steenen waarop de waarheid te lezen staat: voor hunne oogen moet het onmetelijk gebouw der geheele messiaansche openbaring verschijnen, zooals het uit de nevelen der vóorchristelijke tijden in stoute en vaste teekening aan het verschiet oprijst, als het onwederspreekbaar getuigenis van de volken en van de eeuwen, van de aarde en van den hemel. Overeenkomstig deze zienswijze zullen wij, als inleidingsstudie tot de voorzeggingen, eenige algemeene beschouwingen over het aanzien, het plan en den omvang | |
[pagina 253]
| |
van dit heerlijk gebouw mededeelen. Zoo dit het werk Gods is, dan zal het den stempel van het goddelijke dragen: alles zal edel, groot, heilig en eerbiedwaardig zijn: de persoon, de leer, de houding der propheten zal even welsprekend voor hunne zending pleiten, als het voorwerp en het doel, als het plan en de ontwikkeling der voorzeggingen Ja, men moet bij die algemeene beschouwing, in dat werk de wijsheid en de almacht van den grooten aanlegger en uitvoerder zien doorstralen, en met overtuiging kunnen uitroepen: Gods vinger is hier! Digitus Dei est hic. En vooreerst laten wij dit nopens de propheten zelven aanschouwelijk makenGa naar voetnoot(1). Welk een heerlijke stoet van eerbiedwaardige mannen zien wij hier optreden, en hoe moeten de Rationalisten blozen voor de wanstaltige figuren, welke zij als tegenhangers uit het heidendom of het fetischisme durven ophalen! Waar zijn hier de dolzinnige Pythia's, de huichelende wichelaars, de zwakhoofdige priesteressen, onwaardige tolken der ontzagwekkende godheid, die bij de heidensche volken den naam van propheten verdienden? Als propheten van den waren God verschijnen slechts mannen, helden van beproefde deugd, heilige priesters van Jehovah, onberispelijke afgezanten Gods, die door volkeren en koningen aanhoord en geëerbiedigd worden. Het zijn de Aarstvaders bij wie het gezag van den ouderdom en de deugd nog verhoogd wordt door de waardigheid van vorst en van priester: Abraham, door God zelven tot Vader der geloovigen opgenomen; Isaac, de waardige erfgenaam van zijne deugden en zijn prophetischen geest; Jacob of Israël, gezegend reeds in den schoot zijner moeder en sterk tegen God zelven: drie namen, welke van de lippen hunner verste nakomelingschap blijven vloeien in de zinrijke benaming | |
[pagina 254]
| |
van God van Abraham, Isaac en Jacob. - Het is Mozes, de wetgever, de wonderwerker, de aanvoerder van Israël, de vertrouwelijke bemiddelaar tusschen zijn volk en Jehovah op den vlammenden Sinaï, Mozes, toonbeeld van den Messias, die ‘na hem komt en grooter zal wezen dan hij’ - Het is de koninklijke harpslager David: onder het purper klopt hem een dichterlijk en verheven hart, bij het tokkelen der snaren ontsnappen hem in zoetluidende tonen gevoelvolle treurdichten, hooglyrische lofzangen en treffende prophetische beschrijvingen van des Messias' heerlijkheid en vernederingen. - Isaïas, ook van adellijke afkomst, is nog adellijker door zijne deugden, door de hooge vlucht van zijne poëzie, welke hem als den vorst der lierdichters met achterstelling van Pindarus zelven doet vereeren, door zijne goddelijke leer waarin men onder den adem van den geest des Heeren ook den adem van een ontzettend genie voelt henenvaren. - Heerlijk insgelijks maar meer lieftallig is het beeld van den godvruchtigen en weeklagenden Jeremias, in wien wij te gelijk het sublieme van de deugd, van het ongeluk en van de dichtkunst bewonderen. - In de Babylonische gevangenschap, aan het hof van den trotschen en wulpschen overwinnaar van Juda, schittert de deugd van Daniel met zoo luistervollen glans dat hij, banneling, hij, propheet van Jehovah, als gevolmachtigde des Konings, als gezaghebbende godstolk aan het hof van Nabuchodonosor en Balthazar mag optreden en de gewaande wetenschap der valsche propheten beschamen. Minder roemrijk, maar altoos eerbiedwaardig om hunne deugden en gezag, zijn Amos, Oseas, Michaeas, Aggaeus en Malachias: zij sluiten op eene waardige wijze die schoone en lange reeks van zieners, welke wij evenwel slechts onvolledig konden aanhalen. Ziedaar de propheten, de godstolken van Israël: zij dwingen onzen eerbied af; het zijn allen gunstig uitkomende figuren op het doek der oude geschiedenis: door hunne tijdgenooten werden zij geacht en dikwijls | |
[pagina 255]
| |
als Koningen geëerbiedigd; en door den tijd, die zoovele vermaarde namen schandvlekt, zijn zij sedert 25 eeuwen tot groote mannen, tot helden der deugd en der waarheid gestempeld. Niet alleen de persoon der propheten, maar ook hunne leer, hunne houding zijn een waarborg hunner goddelijke zending. Wil iemand zich hier met eigen oogen van overtuigen, hij doorbladere een Bijbel, hij leze en zifte met nauwlettendheid en strengheid hunne geschriften op zedekundig en godsdienstig gebied: altijd zal hij die leer zuiver, waar en verheven vinden. De Rationalisten hebben gewaande beschuldigingen tegen haar ingebracht: tot hunne schande werden zij voldoende wederlegd ten gevolge eener nauwkeuriger studie en inachtneming der Oostersche zeden en gebruiken. Men neme die leer in haar geheel: geen volk in de wereld heeft iets, dat in de verste verte daarbij kan vergeleken worden. Zij is te zuiver, te verheven om als een uitvloeisel van de Hebreeuwsche beschaving te worden aanschouwd; ja, zij is te strijdig met de verkeerde neiging van dat volk, hetwelk, zooals men bewezen heeft, niet tot het monotheisme maar veeleer tot het polytheisme overhelde; zij kan ook evenmin aan andere volken zijn ontleend, om den natuurlijken afkeer welke de Hebreërs van hunne naburen verwijderd hield. Die leer, zoo zuiver, zoo verheven, zoo tegenstrijdig met de neigingen van het volk en met de leer der naburige volken, komt van de propheten zelven; zij draagt, om thans niet meer te zeggen dan de gang der bewijsvoering vordert, zij draagt den stempel van de goddelijke ingeving. En welk een waardige houding bij de propheten! Neen, hier vreeze men noch stuiptrekkingen van woedende Pythonissen, noch schuimende lippen van huichelende afgodenpriesters, noch raadselachtige en dubbelzinnige antwoorden, welke bij lichtgeloovige raadplegers als heilige godspraken gelden. De propheet, de Nabi van Israël, spreekt met deftige waardigheid, dikwijls | |
[pagina 256]
| |
met kalme overtuiging, altijd met edele zelfbeheersching, bij het volle daglicht, in bewoordingen, vatbaar genoeg voor welmeenende toehoorders, óf aanstonds, óf ten minste op den tijd waarop zij in vervulling treden of getreden zijn; hij spreekt met gezag, ten aanhooren van een gansche volk, dat zijn woord aan de gebeurtenissen zal toetsen en hem in geval van bedrog, het zij gewaand, het zij werkelijk, met den dood kan straffen. Onbeschroomd nochtans klinkt het uit zijn mond: ‘dit is het woord van Jehovah tot zijn propheet; dit zegt Jehovah, de God der heirscharen tot zijn volk’, en dat woord valt van zijne lippen als een zegen of een vloek, en het gaat troostend of dreigend, verwijtend of opwekkend, van mond tot mond, van geslacht tot geslacht, tot zijne vervulling..... Isaïas, Jeremias, Baruch, Ezechiel, Michaeas en Amos zullen die getrouwheid aan hun plicht met hun bloed bezegelen. - Die houding der propheten was overigens gewettigd door den hoogen dunk welken de Hebreërs van hunne Nabi's koesterden en het gevoel dat zij zelven hadden van hunne waardigheid: dikwijls was een propheet machtiger dan zijn vorst: men wist bij ondervinding dat op zijn woord de zegepraal of de nederlaag zou volgen, dat God hem de toekomst naar willekeur openlegde. Ook, waar hij verschijnt, wordt hij met eerbied ontvangen en niet zelden als een koning gehuldigd; waar hij gebiedt, ziet hij volk en vorst gehoorzamen, hoort hij smeekgebeden of lofzangen ten hemel opstijgen en voelt men de wraak of den zegen Gods nederdalen. Thans zal het wel voor niemand te veel gevraagd zijn, zoo wij den geschiedkundige, en welken waarheidvorscher dan ook, welwillend verzoeken de geschriften van zulke mannen toch niet roekeloos te misprijzen of voorbij te gaan, er eene indachtige inzage van te nemen, en in eene zaak van zoo groot gewicht niet met lichtzinnige geringschatting en voorbarige minachting over zulke helden zijn oordeel te strijken. Zoo hadden tot vóór eene eeuw de ernstige geleerden zich wel gewacht | |
[pagina 257]
| |
aan dat heerlijk gewrocht der voorzeggingen een onheilige hand te slaan. In deze eeuw echter heeft een blinde godsdienstshaat de Rationalisten tot een dolzinnigen strijd in het harnas gejaagd; een strijd waarin zij alles afbreken en niets opbouwen, waarin het eene stelsel het andere verdringt, waarin men heden voor dwaasheid uitkrijt wat gisteren als een zegevierend bewijs tegen den Bijbel werd gehuldigd, waar eindelijk geene andere eenheid te vinden is dan de eenheid van haat tegen den Messias, van onmacht in het aanbrengen van steekhoudende moeilijkheden, van lichtzinnige onstandvastigheid in het opbouwen en afbreken van tallooze nieuwe en steeds dwazere stelselen. Wij, katholieken, wij zien met eerbied en ontzag op naar die adellijke figuren uit de grijze oudheid, en het is onze trots te mogen geloof slaan aan de voorzeggingen van zulke mannen. Die voorzeggingen zelven vorderen thans onze aandacht. Wij beweren dat zij, in hun geheel beschouwd, een overheerlijk aanzien opleveren: hun voorwerp en doel, hun algemeen plan met zijne volledigheid, ontwikkeling en verscheidenheid, alles draagt den stempel van het goddelijke, alles verkondigt de tusschenkomst van God, die dit grootsche werk onzer Verlossing van het begin met wijsheid heeft aangelegd en door alle eeuwen heen met kracht en zachtheid uitgevoerd. Het voorwerp en doel der voorzeggingen, en wel bepaaldelijk van de messiaansche voorzeggingen, is kenmerkend: alles verraadt hunne herkomst. Zeker is het niet onmogelijk, dat de godheid onbeduidende lotgevallen late voorspellen. Maar wie begrijpt niet dat voorzeggingen, welke den stempel van het goddelijke moeten dragen, gewichtige gebeurtenissen tot voorwerp zullen hebben? Of mag de godheid zich gewaardigen den sluier der toekomst op te lichten, om onze nieuwsgierigheid te voldoen of onze driften te vleien? Mag zelfs een propheet, wien het heilig ambt is opgedragen als tolk tusschen den hemel en de aarde op te treden, | |
[pagina 258]
| |
zich verlagen tot een schandig werktuig van 's menschen hoogmoed en lichtzinnigheid? Dit moge het ongelukkig voorrecht geweest zijn der orakelen van Delphi, van Cumae en Dordona; hunne strekking was even schandelijk als hunne afkomst: aan den voet der Pythia verschijnt weleens de eerbare, de zedige deugd; maar daar wemelde toch doorgaans de nieuwsgierigheid, daar gierde de hebzucht, praalde de hoogmoed, woedde de felste haat en lachte onbeschaamd de dartele zinnelijkheid. Ja, zoo wij, gelijk de ontgoochelde wichelaars van Cicero, onze minachting niet betuigen in een hoonend glimlachen, zal ons misprijzen wellicht in eene diepe verontwaardiging tegen die godvernederende orakelen overslaan. Hoe edel integendeel, hoe godvereerend zijn de bijbelsche voorzeggingen! Welk een voorwerp! De verlossing der wereld uit de boeien der zonde, de herstelling van Adams nakomelingschap in hare vorige rechten, de komst en de werken van den Messias, de stichting van zijn rijk op de puinhoopen van het rijk van Satan, ziedaar in zijne hoofdtrekken het heerlijke tafereel dat ons door de propheten wordt ontvouwd over de nog verborgen toekomst. Het doel der voorzeggingen was niet minder verheven. Door de hoop op den Messias moest het menschdom van de wanhoop worden bevrijd: Israël moest door de voorzeggingen in den dienst van den waren God gevestigd en de wereld tot de komst van den Verlosser worden voorbereid. De mensch immers, uit 's Heeren tegenwoordigheid verjaagd, tot een zuren arbeid en tot den dood veroordeeld, zuchtte onder den zwaren vloek die op hem woog, en op al zijne nakomelingen moest overgaan. Wij zien hem op distelen en doornen langs zijn droeven levensweg heenwandelen; wel richt hij nog het fiere hoofd naar den hemel als koning der schepping, wel leest de dichter nog zijn goddelijken oorsprong op zijne edele gelaatstrekken; maar die vervallen koning is een | |
[pagina 259]
| |
ellendige banneling die zijne afkomst verloochent en zijn onheil liefheeft; zijne schuchtere blikken wenden zich van de godheid af, en zijn verdierlijkt hart zal zijn troost en zijn geluk zoeken in het stof der aarde of in de modder der wellusten. Die strekking zijns harten wordt zij niet overtuigend bevestigd door de wanordelijkheden van het heidendom? Welnu, God zal het menschdom aan zich zelve niet hulpeloos overlaten: Hij belooft een Verlosser, hij zendt zijne propheten om die belofte te bevestigen, hij laat in den nacht, die de wereld omhult en den hemel verbergt, een reddingbelovende lichtstraal opgaan: dit licht beurt den wanhopenden mensch op; hij durft nog naar God zijne blikken oprichten, hij zoekt nog heil en zaligheid in den godsdienst, en bereikt nog zijn einde, omdat hij nog hoopt. Die weldaad was, ten minste gedeeltelijk, eene redding voor het heidendom: of hadden niet alle heidenen hunnen godsdienst, hunne wetten; hadden niet allen hunne slachtoffers om zich met de godheid te verzoenen; en indien de mensch geene verzoening met God mocht hopen, waartoe dan het slachtoffer en de godsdienst? Die weldaad was eene meer volslagene redding voor het volk van Israël, dat niet alleen aan de wanhoop maar zelfs aan de afgoderij mocht ontsnappen. Dank aan de voorzeggingen bleef het uitverkoren volk, te midden zijner ongelukkige naburen, ja te midden van alle andere volken, waar het zedelijk en godsdienstig peil zoo laag was gezonken, als eene eervolle uitzondering den eenen waren God aankleven en vruchten van heiligheid voortbrengen. Het doel der voorzeggingen was in dit opzicht bereikt. Evenwel moesten zij den mensch niet slechts opbeuren en tot de deugd aanwakkeren, maar ook tot de komst van den Messias voorbereiden. De Koning der Hemelen had besloten de aarde met zijn bezoek te vereeren en onder de menschen zijne woon te vestigen. Was het dan niet een eisch der goddelijke wijsheid | |
[pagina 260]
| |
en der menschelijke welvoegelijkheid, dat die Koning zijne onderdanen niet onvoorbereid zou aantreffen, dat hij in eene plechtige ontvangst als hun vorst werd gehuldigd en door duidelijke teekenen voor alle welmeenenden zou kenbaar wezen? Diensvolgens zal hij zijne boden voorop sturen, hij zendt vooruit een stoet hem waardig, een stoet van afgezanten die gedurende een twintigtal eeuwen elkander door verschillende tusschenruimten de hand reiken, een stoet van wonderwekkende zieners, van getrouwe voorloopers die den aankomenden Redder aankondigen en beschrijven, hem den weg banen en de gemoederen openen. Door die boden verwittigd zal het menschdom den Messias te gemoet zien, ja eenigszins te gemoet gaan. In het Westen verwacht men een Verlosser uit het Oosten, in het Oosten voorspelt men een Veroveraar uit het Westen: het ongelukkig kroost van Adam hoopt nog een gulden eeuw die zijn vorig heil zal herstellen, uit alle gewesten zijn de tranende oogen naar het gelukkige oord gericht waar de zon der gerechtigheid zal opgaan, en zonder het te weten is de wereld in aanbidding over de wieg van den Verwachte der volken heengebogen. - De Messias komt ter wereld: ziet gij die Wijzen die hem te gemoet trekken? zij erkennen zijne ster, zij vernemen te Jeruzalem door eene Voorzegging van Michaeas dat hij te Bethlehem werd geboren? De Messias treedt op: ziet gij die Apostelen, die hunne netten wegwerpen met deze woorden: wij hebben den Messias gevonden dien Mozes voorspeld heeft? De Messias leeraart en werkt: hoort gij die jubelkreten der volksscharen die in verrukking uitroepen: Hosannah, den zoon van David? De Messias sterft.. en, volgens de voorzeggingen wordt zijn graf verheerlijkt, wordt zijn rijk alom gevestigd: nieuwe legioenen van vredelievende veroveraars vlieden naar alle gewesten henen, zij gaan met de voorzeggingen in de eene hand, het beeld van den gekruisigden Messias in de andere, aan alle volken der aarde zijne komst ver- | |
[pagina 261]
| |
kondigen en zijne leer prediken, en thans zien wij volgens de voorzeggingen de wereld voor de voeten van Christus. Heerlijk doel der voorzeggingen: door hen was de Messias de hoop van het menschdom, de steun van Israël; door hen is de Messias thans het leven der wereld. Ziedaar het teeken waaraan die Koning der wereld moest erkend worden, en dat, met het teeken der mirakelen, zijne godheid volkomen bewijst. Ziedaar hoe de wijsheid en de almacht Gods uitstraalt uit het voorwerp en doel der voorzeggingen.
(Wordt voortgezet.) R. Butaye, S.J. |
|