Het Belfort. Jaargang 6
(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
Boekennieuws en kronijk.Uit mijn lente. Gedichten van W. de Veer, S.J. - Vucht, Maatschappij tot expl. van de Drukkerij-Bogaerts. 1891. Welkom de jonge dichter! Met zijne eerste proeve is hij ver boven den grooten hoop onzer hedendaagsche muzenzonen op den Zangberg gestegen. Zijne lente droeg niet alleen geurige bloemen, maar ook rijpe, sappige vruchten, die op de dischtafel onzer fraaie letteren in de smaakvolste dessertkorfjes mogen pronken. Waar de wansmaak onzer eeuw het meeste jacht op maakt, woeste driftuitboezemingen, reusachtige of liever wanstaltige figuren, vergezochte en raadselachtige denkbeelden, gewrongen en vreemde vormen, weet hij te vermijden; een treffend bewijs van meerderheid. Teedere alhoewel diepgewortelde gevoelens; edele, doch steeds bekoorlijke figuren; helden en heldinnen van onverschrokken aard, doch steeds kalm en rustig te midden van dringende gevaren; ziedaar wat mij gerechtigt den heer de Veer met eene blanke zwaan te vergelijken, in hooge mate bedeeld met die welluidendheid die de ouden haar toeschreven. Een adelaar is hij niet; en hijzelf, deed ik hem daarvoor doorgaan, zou meenen dat ik den draak met hem stak. Doch ook geene zwaan, die den grond scheert, maar eene, die zwierig in de blauwe luchtkringen gestegen, op uitgestrekte vlerken drijft, ja een paar malen hoogten bereikt die men den adelaar voorbehouden dacht. Dien krachtigen vleugelslag bewondert men in de twee stukjes: De Ex-kanselier en Mijn land is een land der zee. Elders is het teerhartige de karakteristiek van zijn dichterlijk talent; doch verwijfdheid is hem vreemd, en met haar lafheid, ongezond pathos, valsch gevoel. De Veer is week, niet weekelijk; zoet, niet zoeterig: bevallig, niet mignon. In al zijne stukken heerscht eene bezadigdheid, die men zich wel wachte met onvermogen of smaakloosheid gelijk te stellen, die eerder van ingehouden kracht getuigt. Slechts grooten meesters, als een Horatius, een Tacitus, is het eigen, als hij, meer te verstaan te geven dan zij zeggen, zich te vergenoegen u met een wenk een schitterend vergezicht aan te wijzen, en uwe uit eigen gemoed opwellende aandoeningen niet verder te storen. Om de juiste grens tusschen het laatst onontbeerlijke en het eerst overtollige te onderscheiden en niet te overschrijden, is niet alleen een | |
[pagina 234]
| |
fijn geoefende smaak, maar ook zelfbeheer van noode. Doch dit zelfbeheer wordt ruimschoots beloond door vlugheid van gang, bondigheid van gevoel en gedachte. Te dien opzichte vergelijke men bijv. het stuk: De Rozen uit den Hemelhof met Jacob van Lennep's Paradijsroos; en men zal ongetwijfeld aan gene den palm toeschrijven. Het laatste is breedvoeriger en zangeriger; het eerste, plastieker, beeldender, staat als een marmeren groep der grieksche beeldhouwkunst voor oogen. Het een verwekt eene kortstondige prikkeling, het ander maakt een blijvenden indruk. Van den heer de Veer mag als van de Genestet gezegd worden: hij is de natuurlijkheid in persoon. Het is eene wel in evenwicht gehouden natuur, met meer dan gewone begaafdheden en de aantrekking van een lievenswaardig gemoed. Bijzonder aandoenlijk klinkt op zijne harp het gevoel der kinderlijke liefde; en een hart, dat zich van al de plichten dier liefde niet zorgvuldig gekweten, en haar zachte aandoeningen niet innig genoten heeft, zou nooit stukjes als Kinderliefde, De kinderbede, Eene eerste heilige Communie hebben voortgebracht. Een ander kenmerk zijner gedichten is de steeds opwekkende, aanmoedigende toon die er in heerscht. Dien trek heeft hij gemeen met Beets, ten minste den Beets der latere tijden; beider levensbeschouwing, durf ik zeggen, is een onwankelbaar geloof in de vaderlijke zorgen der goddelijke Voorzienigheid. God, wat is dees nietige aard,
Dees vonk die in 't heelal mag gloren?
Gij ziet haar aan - zij is bewaard...
Met het oog hierop leze men: Het sterfbed, Decemberavond, Is ten hoogste gerezen en vooral Najaarsmijmering. Doch niet alleen bij Beets is de Veer ter school gegaan. Het eerste stuk van den bundel is een klinkdicht: Aan Broere; het voorlaatste een klinkdicht: Aan Alberdingk Thijm. Tusschen haakjes gezegd, die twee stukjes zijn twee pareltjes van het zuiverste water: de sonnetten Bij 's konings dood, 't Geheim der Jeugd, Herdenking evenzeer. Bij de twee bovengenoemde dichters bewondert de Veer de vurige liefde en den ridderlijken moed, waarmede zij hunne pen als een zwaard van edel metaal aan de verdediging der oude moederkerk toewijdden: En de oude kerk, uw dierbaar heiligdom,
Spreidt treurend u haar blanke lijkwade om,
En steekt uw zwaard vol weemoed in de scheede.Ga naar voetnoot(1)
| |
[pagina 235]
| |
Ook hij bezingt met innige geestdrift de troostvolle leeringen en de doorluchtige helden en heldinnen der katholieke kerk; getuige De Keuze der Lelie, De Lelie van Rome, Het Thebaansch legioen enz. enz. De dichter echter wiens invloed hij het meest ondergaat, is ons erachtens De Genestet: hij bezit diens vreedzame, zachtmoedige stemming en onberispelijk keurigen vorm. Heerschappij voert de Veer over de taal. Geen harer geheimen is hem verborgen gebleven. Overal levert zij hem het eigen, gepaste, meest schilderachtig of aandoenlijk woord, de behagelijkste en bondigste wending. Maar ook gedraagt hij zich heusch jegens die jonkvrouw en bewijst haar bijzonderen eerbied. Zoekt bij hem geen geweldig omgezette volzinnen, afgebroken zinsneden, onophoudelijke knottingen, verlengingen, inlasschingen! Zelfs van de geoorloofde en door alle dichters gebezigde vrijheden heeft hij bepaald eenen afkeer; hij gebruikt die slechts bij uitzondering. Kortom Uit mijn lente is een boek, gelijk er maar zelden ten onzent verschijnen, dat niet gebabbeld of gebroddeld, geleuterd of gesproken maar geschreven is; een boek zooals er Busken-Huet wenschte, toen hij in 1877 schreef: Aan niets heeft onze litteratuur minder behoefte dan aan het onbehagelijk proza, dat in den laatsten tijd ons voor verzen wordt aangeboden. ‘Aan niets meer of dringender dan aan een dichter of dichteres die het vers de eereplaats hergeeft, waaruit, als een andere zoon des dageraads uit een anderen hemel, het thans gevallen schijnt.’ Uit mijne lente voorziet in die behoefte. Een ander verwijt wierp Busken-Huet onzen modernen dichters toe, namelijk de verwaarloozing van het rijm. Het verheugt mij andermaal hem zelven het woord te kunnen laten. ‘De verwaarloozing van het rijm heeft in de geschiedenis der laatste honderd jaren onzer letterkunde eene dagteekening, en die dagteekening is de dagteekening van eene vermindering, een achteruitgang, een verval. - Al de beste nederlandsche dichters hebben het metrisch vers beneden zich geacht, en de enkelen onder de anderen die er in uitgemunt hebben, waren tegelijk gebieders over het rijm Elke natie heeft hare godetaal welke, naar de fraaie bepaling van Alfred de Musset, hieraan herkend wordt dat de wereld haar verstaat, maar niet spreekt; en alle eigenlijk gezegde nederlandsche dichters hebben instinktmatig gevoel, dat die taal te onzent, in den regel, door het metrisch vers ontwijd wordt. - Telkens als in Nederland het metrisch vers een schijnrecht van bestaan verovert, daalt de standaard onzer poëzie, en komen, bij onstentenis van adelaren, van alle zijden de musschen als uit den grond kruipen.’ Aan dit hedendaags zoo algemeen euvel gaat de Veer niet mank. De prosodie staat hem zoowel ten dienste als het rijm; in het aanwenden der verschillige versmaten en dichtsoorten legt | |
[pagina 236]
| |
hij een ongemeene kunstvaardigheid aan den dag. Op hem mag het woord toegepast worden: ‘Rijm en rythme waren bij hem de natuurlijke begeleiding van het thema der gedachte.’ Doch de godetaal onzer natie heeft hij niet willen ontwijden, en derhalve het metrisch vers onverbiddelijk veroordeeld. Hierom is hem ook onze erkentenis verworven. Moge zijn voorbeeld er toe bijdragen, onzen jongeren dichters den echten kunstvorm aan te leeren: moge zijne zwanevlucht hen tot hooger streven uitlokken! Misschien, wie weet - bij dichters zijn zulke gedaanteverwisselingen niet ongehoord - schiet die zwaan nog eens adelaarspennen aan, en overvliegt zij de besten. I. Sperwer.
Eene bloemlezing uit de beste Zuid- en Noord-nederlandsche schrijvers door Pater Evarist Bauwens S.J. 1ste deel fr. 1,25. Brugge. Desclee en De Brouwere. In de volgende aflevering geven wij eene breedvoerige en vleiende bespreking van dit verdienstelijk werk.
Kon. Vl. Academie. - Zitting van 16 Juli: De heer Coremans wordt werkend lid gekozen in vervanging van wijlen Jan de Laet. Dr A. De Vos wordt benoemd tot vertegenwoordiger der Kon. Vl. Academie bij het XXIe Nederlandsch Congrès. De heeren Claeys, Coopman en Stallaert lezen hunne memoriën in antwoord op de aanvallen, in de Académie de Belgique gedaan tegen hare Vlaamsche zuster, door de heeren Rolin-Jaequemyns, Wagener en Wauters. Volgens die heeren, en ook volgens den heer van der Kindere, beantwoordt de Académie de Belgique aan de behoeften der Vlaamsche zoowel als der Fransche letteren, alhoewel het jaren en jaren is geleden dat het Brusselsch Academiekorps geene letter Vlaamsch uitgaf! De jaarlijksche som van 5000 fr., welke men, volgens de wet, aan het Vlaamsch moest besteden, werd gedurende veertien jaren gegeven aan Fransche schriften, en beloopt tot het sommeke van 70,000 fr.! - De aanranding openbaar gemaakt zijnde, zal de heer Minister ongetwijfeld niet weigeren het krachtig en kernig antwoord der verongelijkte Vl. Academie insgelijks openbaar te laten drukken. Zooals men weet, werd bij het bespreken der begrooting van binnenlandsche zaken, in de Middelafdeeling, het verlangen uitgedrukt, alles wat het Vlaamsch betreft, los te maken van de Académie de Belgique en over te laten aan de Kon. Vl. Academie. Dit verlangen werd ten onderzoeke medegedeeld aan gezegde Académie, en het is te dier gelegenheid dat het nijdig en partijdig verslag door de heeren Rolin en consoorten opgemaakt werd, dat als eene bom in de ingewanden van de Academiezuster moest uitbersten! Ziehier hoe Het Handelsblad de benoeming in de Academie begroet van den Antwerpschen volksvertegenwoordiger: ‘Bij uitzondering heeft men, gezien de buitengewone ver- | |
[pagina 237]
| |
diensten van Mr. Ed. Coremans. dezen tot werkend lid benoemd. Niet iedereen in het publiek weet, dat M Coremans hoogst ervaren is in alle letterkundige wetenschap, niet alleen van de oudere, maar ook de nieuwere letterkunde, en deze zelfs een zijner lievelingsstudiën is. Hij zal dus, onder dit opzicht, voortreffelijk het afgestorven lid vervangen, en, ook in dit vak, andermaal groote en nieuwe diensten bewijzen.’ S.
Nederlandsch Congres. - H.M. de koningin-regentes van Holland en Z.M. koning Leopold II van Belgie, hebben aan den heer de Maere de wete gelaten dat het hun behaagd heeft het Congres onder hunne bescherming te nemen. De Belgische regeering laat zich vertegenwoordigen door den heer van Droogenbroeck, den uitstekenden dichter van Makamen en Ghazellen, en hoogstwaarschijnlijk zal een Minister de zittingen met zijne tegenwoordigheid vereeren. Het Hollandsch gouvernement zal insgelijks eenen vertegenwoordiger benoemen (naar men zegt Dr Schaepman), en namens de K. Vl. Academie treedt op Dr Amand De Vos (Wazenaar). Een hulpgeld van fr. 2500 wordt aan het Congres verleend door den Staat, Provincie en Stad geven elk fr. 1000. Het eerevoorzitterschap wordt waargenomen door den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, door de heeren Gouverneur, Burgemeester en Rector der Hoogeschool, in welker lokalen de zittingen zullen plaats hebben (23, 24, 25 en 26 Augustus). Reeds zijn er boven de 300 bijtredingen uit Noord en Zuid binnengekomen, en daaronder prijken de schoonste letterkundige namen van de wijduiteenloopenste richtingen. Wie belang stelt in den vooruitgang der zaak haaste zich te laten inschrijven, bij den heer Paul Fredericq, hoogleeraar, Winkelstraat alhier, of bij den heer Julius Obrie, rechter, Ketelvest. (Het lidmaatschap is gesteld op fr. 5) Hebben zich als sprekers laten aanmelden, onder anderen de heeren Jhr de Maere-Limmander, Dr Pastoor Claeys, Jan Bols, de Beucker, O. Périer, J. Vercoullie, Th. De Decker, P. Geiregat, Adolf Pauwels, Hip. Meert, Paul d'Acosta, uit België; en uit Holland: M.A. de Roever, J. Huf van Buren, Dr E. Laurillard, predikant, J.G. Robbers, Dr Jan te Winkel, Dr Wittkamp, enz. enz. Ongetwijfeld zal Dr Schaepman ook het woord voeren. Kortom, de zaken staan goed en alles voorspelt dat het 21ste Taal- en Letterkundig Nederlandsch Congres een der belangrijkste zal zijn van geheel de reeks. Het Congres vergaderde het eerst in 1849 te Gent, en sloeg vervolgens zijne tenten op te Amsterdam, Brussel, Utrecht, Antwerpen, 's Hertogenbosch, Brugge, Rotterdam, Gent, 's Gravenhage, Leuven, Middelburg, Antwerpen, Maastricht, Brussel, Kampen, Mechelen, Breda, Brugge en Amsterdam. | |
[pagina 238]
| |
De Congressen hebben reeds de schoonste vruchten gedragen en de bijzonderste namen der beide landen zijn er aan verbonden: des Amorie van der Hoeven, Joz. en P. Alberdingk, Jonckbloet, Multatuli, da Costa, Beets, de Vries, Vreede, van Vloten, ten Brink, Verdam, van Duyse, David, Conscience, Snellaert, Heremans, van Beers, Sleeckx, enz. enz. Het 21ste Congres valt juist te Gent in met de merkwaardige tentoonstelling der Sint-Lucasscholen te houden in de lokalen der Hoogeschool, en met eene uitgelezene tentoonstelling van bloemen, te Ledeberg. Men weet immers dat Gent onder dat opzicht eene wereldvermaardheid geniet.
Katholiek Congres te Mechelen. - Hoogleeraar de Ceuleneer zal er de Vlaamsche zaak te berde brengen in verband met het onderwijs en de maatschappelijke kwestie. Hebben meest al onze bisschoppelijke colleges de wet van 1883 niet afgewacht om het onderwijs te vervlaamschen, in sommige vrije gestichten nochtans zou er meer kunnen gedaan geworden zijn. Alhoewel in de eerste de bepalingen der wet niet letterlijk toegepast worden, doet men meer en beter, want in plaats van slechts twee vakken in het Vlaamsch te onderwijzen, doorspekt men al de lessen met Vlaamsch en, wat meer is, geeft men aan het geheele van het onderwijs een echt Vlaamschen en nationalen geest. In plaats van den onzin der wet op het middelbaar onderwijs, die enkel voorschrijft de aardrijkskunde en de geschiedenis bij middel der moedertaal te doceeren, past men inzonderheid onze spraak toe op de studie der talen en op de studie der letterkunde in het algemeen Immers is het de letterkunde die den jongeling moet vormen in smaak, gevoel en ontwikkeling, en eenmaal geroepen om als spreker of schrijver op te treden in Vlaamsch België, zal hij met zijne Vlaamsche letterkundige opvoeding duizendmaal beter opgewassen en beslagen zijn tot dat doel De maatschappelijke zaak staat aan het dagorde; overal wordt de kruisvaart der maatschappelijke orde gepredikt; het hoeft natuurlijk geen bewijs dat de standen, die verzuimd hebben de taal van het volk aan te leeren, in de Vlaamsche gewesten veroordeeld zijn machteloos en met gekruiste armen den strijd aan te gapen. Hier te Gent wilden eenige verfranschte mannen van goeden wil zich bij den Landsbond aansluiten om deel te nemen in die kruisvaart met het woord, doch bij gebrek aan kennis der taal hebben wij hunne diensten moeten afwijzen tot dat zij zich de spraak van hun land meer eigen zullen gemaakt hebben. De heer de Ceuleneer bewijst dus een waren dienst aan onze zaak, aan het vaderland en aan het geloof met de aandacht hierop te roepen in die plechtige en grootsche vergaderingen, waar al wat naam heeft in de katholieke wereld tegenwoordig zal zijn. Doch | |
[pagina 239]
| |
niet alleen moet er gezorgd worden voor het Vlaamsch onderwijs der jongelingen, de Fransche kanker woedt het meest in de scholen voor juffrouwen, waar het soms zoo ver gaat dat men aan Vlaamsche burgersmeisjes hunne moedertaal aanleert bij middel van Fransche leerboeken, en waar l'Histoire de France voor nationale geschiedenis geldt! De vervlaamsching van het onderwijs is er noodig uit vaderlandsliefde, uit godsdienstzin, om het behoud der voorvaderlijke reine zeden, om wille der vreedzame verstandhouding tusschen rijk en arm, en wegens volledige en meer eigenaardige verstandelijke ontwikkeling. In dien zin heeft de Landsbond zich veroorloofd te spreken aan zijne Eminentie den Kardinaal-Aartsbisschop, en tot hetzelfde doel in gehoor ontvangen bij zijne Hoogwaardigheid van Gent, heeft de afvaardiging bestaande uit de heeren de Ceuleneer, de Potter, Lybaert, Siffer en van der Mensbrugge, van hier ook de troostelijkste en aanmoedigendste hoop mogen wegdragen. Dergelijke voetstappen zullen ook aangewend worden bij den Provinciaal der E. Paters Jezuïeten en bij de Oversten der heeren Jozefieten en de Broeders der Christelijke scholen, die allen belangrijke onderwijsgestichten in het Vlaamsche land bezitten.
Het Vlaamsch in de Kamer. - De nieuwe wet, die voorgoed ook burgerrecht verleent aan onze taal in de beroepshoven van Brussel en Luik, is den 15 Juli aangenomen met 57 stemmen tegen 14 en ééne onthouding. Daags te voren was het amendement der heeren Coremans en de Corswarem, waardoor de wet toepasselijk werd gemaakt in tuchtzaken, bekrachtigd met 40 stemmen tegen 37 en ééne onthouding. De heer Janson alleen, der linkerzijde, stemde voor het amendement; de volgende Vlaamsche vertegenwoordigers stemden tegen: MM. Beernaert, Buls, de Borchgrave, de Bruyn, de Hemptinne, Fris, Schollaert en van den Peereboom. De heer Eeman onthield zich. Zonderling! bij de eerste stemming van 8 Juli stemden de heeren Buls en Fris ja, en bij de tweede neen! Het is altijd goed zijne vrienden en vijanden te kennen. Ziehier overigens de volledige naamlijst: Stemden voor: MM. van Wambeke, Verbrugghen, Vercruysse, L. Visart, Woeste, Beeckman, Begerem, Carbon, Coremans, de Clercq, de Corswarem, de Kepper, De Malander, de Montblanc, de Pitteurs-Hiegaerts, de Sadeleer, de Smedt, de Smet de Naeyer, Dierckx, Fiévé, Helleputte, Jacobs, Janson, Lefebvre, Meeus, Mesens, Meyers, Nerincx, Powis de Tenbossche, Raepsaet, Schaetsen, Slingeneyer, Struye, 't Kint de Roodenbeke, van Cleemputte, van den Bemden, van den Broeck, van den Steen, van der Bruggen en Tack. Stemden tegen: MM. Ancion, Anspach-Puissant, Bara, Beernaert, | |
[pagina 240]
| |
Buls, Carlier, d'Andrimont, de Borchgrave, de Bruyn, de Chimay, de Favereau, de Hemptinne, de Macar, de Moreau, Derbaix, Dereine, Dohet, Durieu, Fagnart, Fléchet, Fris, Gillieaux, Graux, Hanssens, Hardy, Henricot, Houzeau de Lehaie, Magis, Neef-Orban, Neujean, Pastur, Philippot, Sabatier, Schollaert, Steurs, van den Peereboom en van Hoorde.
Davidsfonds. - Een nieuw boekdeel is deze maand verschenen Uit ons volk verhalen uit het schipperskwartier door J.-F. Buerbaum; insgelijks drie liederen getoonzet door Em. Wambach: Lief knapelijn, gedicht van H. Peters; Ik volg U, gedicht van van der Hoop; Waar? woorden van Tollens. In der waarheid mogen onze zangers niet klagen dat er geen Vlaamsch muziek te vinden is. Ter gelegenheid der prijsuitdeelingen zij aan de afdeelingen bericht dat het voorbeeld door de Gentsche afdeeling gegeven overal moest gevolgd worden, namelijk prijskampen inrichten voor het Vlaamsch in het middelhaar en het lager onderwijs. Een zeker getal boekdeelen wordt jaarlijks door het Hoofdbestuur kosteloos tot dit einde ter beschikking gesteld der afdeelingen. - Maanden zijn weer verloopen sedert het Belfort aandrong op het bouwen van een gedenkteeken op het graf van Dr. Snellaert. Wij hebben niet vernomen dat er sedert iets beproefd werd om de zaak vooruit te brengen; maar de commissie (bestaat er nog eene commissie?), welke de inzameling van gelden heeft op zich genomen, zou goed doen het volgende in overweging te nemen: Voor het eeregraf van J.-Fr. Willems werden hulpgelden verkregen: van Z.M. den Koning (300 fr.), van Z.K.H. den Graaf van Vlaanderen (200 fr.); van het Ministerie van Binnenl. Zaken (500 fr.), van de Kon. Belgische Academie (100 fr.). Waarom zou men geene pogingen doen om voor Snellaert evenveel te bekomen?
- Dr R A. Kollewyn heeft eene belangrijke studie uitgegeven gewijd aan Bilderdijk, zijn leven en zijne werken; 2 boekdeelen, versierd met vijf portretten van den dichter en met die zijner twee vrouwen.
- Dree (Andreas) De Weerdt, de Antwerpsche liedjesdichter wordt plechtig gevierd door de katholieke Vlamingen en de tolbeambten der Scheldestad, ter gelegenheid van zijn vijftigjarig jubelfeest als ambtenaar van den toldienst.
† Antoon Springer, vermaarde Duitsche geschiedschrijver en kunstcriticus. Manuel de l'histoire des beaux-arts, l'Histoire des beaux-arts au cours du 19me siècle, L'histoire de l'Autriche depuis le Congrès de Vienne en eene studie over Raphaël en Michel-Ange zijn zijne bijzonderste werken. Hij stierf te Leipzig, 66 jaren oud.
† Petro Antonio Alarcon, groote Spaansche romanschrijver, wiens werken in vele talen vertaald werden. Inzonderheid is zijn boek over den Oorlog in Afrika een meesterstuk. | |
[pagina t.o. 241]
| |
Kommetje van ST. FRANCISCUS in bijna natuurlijke grootte, te Rethy in het Kloosten
|
|