| |
| |
| |
Waarheid, Gezonde rede en Vlaamsche beweging.
Het flink en kernig opstel ‘Congressen’ in de laatste October-aflevering van Het Belfort verschenen haalt de oorzaken en redenen aan die de Vlaamsche beweging beletten hare vrije en hooge vlucht te nemen, haar doel beter te bererken, haren volledigen zegepraal hoe rapper hoe liever te bekomen. - Eenige oogenblikken wil ik deze oorzaken terug onder de oogen der lezers van ‘Het Belfort’ brengen, er de middelen bijvoegen om ze te keer te gaan, ze van kant te zetten om zoo te verkrijgen hetgeen we willen, zullen en moeten hebben. Vrij spreken zal ik, gelijk 't past aan een vrijen Vlaming; en deze vrijheid in spreken, schrijven en handelen op taalgebied, ten voordeele mijner geliefde moedertaal, zal me niet beletten katholiek te zijn en meer overtuigde en beter werkende katholiek dan de 99/100 fransquillons die Vlaanderen verbasteren en onteeren.
In taalzake, als katholieken, willen wij onafhankelijk zijn en dat heel en gansch; wij willen recht, wij vragen recht, wij eischen 't natuurlijk recht onze moedertaal te kennen, te spreken, te schrijven en te bewaren; wij eischen, als natuurlijk recht, dat onze Vlaamsche moedertaal door onze Vlaamsche broeders aangeleerd en ges roken, geschreven en bewaard worde. Onze Vlaamsche katholieke hoofdmannen mogen noch en zullen, nu noch ooit, op taalgebied, onder welkdanige overheid staan. - In de Vlaamsche zaak heeft de overheid niets te zien; daar heeft ze geene zending voor; al hetgeen ze tegen de moedertaal doet gaat hare zending te buiten; doch wat zeg ik, ja, de geestelijke overheid heeft er iets in te zien, ja, zij heeft eene zending: de zending recht te geven aan wien recht toekomt, Vlaamsche taal aan Vlamingen aan te leeren, de zending van een volk volk te laten door de volkstaal, al ware er ook spraak van 't katholiekste volk der wereld, van 't Vlaamsche.
Niet langer meer dan vandaag mag het gezegd worden dat kopstukken van katholieke kiesvereenigingen, geestelijke overheden of oversten van gestichten, of zeker kloosterorden mogen beslissen over de vlaamsch- of franschgezindheid van een volk. Dat liedeken moet uit zijn, en voor goed. - Wij, katholieke Vlamingen, zijn katholiek tot in de ziel; voor al wat den Godsdienst aangaat zijn wij den
| |
| |
bisschop getrouw tot ter dood; doch voor wat onze taal aangaat en ons bestaan als Vlaamsche volk willen we en zullen we onafhankelijk zijn van alle Overheid, 't zij wereldsche, 't zij geestelijke. - Katholiek en Vlaming tot ter dood, ziedaar onze spreuk; - echte katholieken willen wij blijven en oprechte, onafhankelijke Vlamingen willen wij worden; - ziedaar onze strijdleus.
De schrijver van bovengemelden opstel geeft als eerste reden onzer verbastering en voortdurende bastaardije ‘de onverschilligheid van 't eigenlijke volk’, en 'k zal er bijvoegen de blinde dolheid der hooge standen voor uitheemsche taal.
De eenigste oorzaak van dezen toestand is 't verfranscht en verfranschende onderwijs. Het onderwijs heeft de leidende standen verfranscht en verbasterd. De hooge standen worden blindelings, onvermijdelijk nagevolgd eerst door de burgerij, daarna door 't eigenlijk volk: en zoo 't groot volk het nu eens in zijnen zotten kop krijgt 't Fransch alleen deftig te vinden, zoo zal de burgerij, uit naäping, hetzelfde napoetsen. Vlamingen, wat valt er ons te doen om deze onverschilligheid te bekampen en te overwinnen? - Vl. dagbladen en tijdschriften uitgeven? - men schrijft er niet op in; - dagbladen zenden? - ze worden niet gelezen; - land-, gouw- en gemeentedagen houden? - die 't meest noodig hebben blijven thuis; - de onverschilligen persoonlijk aanspreken, met hen handelen over Vl. taal, zaak en recht?... wel, ze zeggen u dat ze alles weten, alles kennen: de Vl. beweging, hare strekking, doel en einde en... a priori wordt alles veroordeeld. Welk middel, ja, welk middel toch? - Het vervlaamschen van 't onderwijs. - Fransch onderwijs en opvoeding verfranschen ons, Vlaamsch onderwijs en opvoeding zullen ons vervlaamschen. - Dus Vlaamsch onderwijs moet en zal er aan onze kinderen gegeven worden.
De tweede stronkelsteen die de Vlaamsche beweging in den weg ligt is ‘Het politiek’. De politieke gezindheden, de eene meer de andere minder, ‘paaien ons met ijdele woorden’, met valsche beloften. De kiezing daar: dan zijn Breidel en De Koninck kleine mannekens tegen onze volksvertegenwoordigers, zoodanig zijn ze vlaamschgezind en vaderlandschlievend; - en... tot nu toe moeten we ons tevreden stellen met eenige Vl. opschriften, eenige Vl. halve franskens, een of twee belachelijke wetten, nog belachelijker uitgevoerd als opgemaakt en met... de belofte overal in Vlaanderen Vlaamsche ambtenaars te krijgen die uitsluitend - Fransch kunnen en spreken. En dan komen Vlaamsche volksvertegenwoordigers vragen of we nog geen rechten genoeg verkregen hebben! - En 't doel van zulk politiek gedrag jegens het Vlaamsche volk? - Een doel maar kan er bestaan: Vlaanderen stillekens aan een wingewest van Frankrijk maken. De taal immers is de ziel der natie, zij is de natie zelf (Willems); de Fransche taal
| |
| |
is dus de ziel der Fransche natie, de Fr. taal is de Fr. natie zelf: wie dus Fr. spreekt en gedurig Fransch spreekt en niet anders kan spreken noch schrijven is een echte Franschman. De taal, zegt Th. Van Rijswijck, is heden het eenig merk (kleerdracht, gebruiken, zeden kenmerken geen volk meer) waar men een land aan kent, - en ware 't niet dat de onnoozele Vlamingen aan hun gebrekkig Franschspreken nog te erkennen zijn, met volle recht zouden we besluiten: er is geen Vl. adel, geen Vlaamsche burgerij meer. O, ja; ik weet wel dat deze woorden de fransquillons van alle kleur en geur, grootte en dikte, zullen doen opspringen van Fransche ‘colère’; - doch, heerkens, weest gerust, hier is mijn antwoord: uw rechtstreeks inzicht is misschien niet van ons Franschmannen te maken, maar de middelen die ge gebruikt, de eenigste die thans gebruikt worden, Fransch bestuur en Fransch onderwijs, zijn ook de beste en doelmatigste om bovengemeld doel te bereiken; of zoo ge niet te lui zijt, raadpleegt de geschiedenis. - Bij al de verslagen en verslaafde volkeren wierden deze middelen aangewend door de veroveraars om de volkeren te verbasteren, om hunne vaderlandsche liefde met hunne vaderlandsche taal te verdelgen, ze aan eigenweerde en eigen bestaan vreemd te maken en ze alzoo van eigendommelijkheid te doen veranderen. En gij, gij gebruikt deze onverbiddelijke middelen! Weet gij dan niet, bastaard, gij die 't verstand in pacht hebt, weet gij niet dat wie dezelfde onfaalbare middelen gebruikt, tot één en 'tzelfde doel wil en moet geraken? In mijnen jongen tijd heb ik gehoord en geleerd dat al die wetens en willens de oorzaak van iets is, te verantwoorden heeft voor de natuurlijke gevolgen, in andere woorden dat de verantwoordelijkheid niet alleen bestaat voor de voluntarium directe of indirecte, maar ook voor de voluntarium in causa.
Met recht en reden, in der waarheid, besluit ik: al 60 jaren lang heeft men ons op politiek gebied om den tuin geleid, een einde moet aan deze taalslavernij en schandige bereidmaking tot vreemde heerschappij komen. En de middelen? - één enkel, één doelmatige, één middel is er maar: wij katholieke Vlamingen moeten door katholieke Vlamingen vertegenwoordigd zijn in Heerekamer en Volkskamer, en in al de gouw-, stads- en gemeenteraden van 't Vlaamsche land.
Vlamingen, in alle andere landen der wereld, om een rechtveerdig ontwerp door te drijven, maakt men gebruik van de keus, zet men de prang op den neus dergenen die geen recht willen geven, - en wij, we zouden dat eenigst, zeker doelmatigst middel niet willen gebruiken? Weet gij dan niet dat men ons fijn uitlacht met al ons geduld? Bah, zeggen onze Franscheleers, ze pochen al zoo lang, altijd op hun geduld en taaien moed en volharding, we zullen hun die deugden laten oefenen in der eeuwigheid! - Neen, die bittere spotternij zal niet onbeloond blijven! Verwenschen we onze lauwheid en onze platbroekerij; neen, geen geduld meer, maar recht; geen bedelen, geen toegeven meer! Overal Vl. bonden ingericht; op iedere
| |
| |
keus met de Vlaamsche rechten voor den dag gekomen, onze volksvertegenwoordigers aangesproken en 't mes op de keel: Vlaming zijn en der Vlamingen rechten toestaan of... thuis blijven. Vinden we in ieder gouwkring 100 overtuigde Vlamingen dan is onze zaak op 4 jaar tijd gewonnen; maar die 100 Vl. moeten vastberaden hunne stem weigeren aan 't zij gelijk welken fransquillon.
Honderd Vlamingen! wel die bestaan, die zijn reeds gevonden; - inrichting en leiding alléén ontbreken. Gebruik gemaakt van deze onze grootste macht die de kathol. Franscheleers het zweet doet uitbersten; - of bewijzen eenige afzonderlijke schermutselingen op kiesterrein het reeds niet goed genoeg?
Ja, overal Vl. kath. kiesbonden in 't leven geroepen, in iedere stad, in ieder dorp, in iedere gemeente. Vijf overtuigde Vlamingen in ieder dorp, en buigen zal de hardnekkigste zelf der bastaards.
Als derde oorzaak onzer verbastering wordt opgegeven: dat ‘de studie der Vl. taal verzwakt; onze schrijvers en dichters schrijven en dichten in de woestijn... - gaat het zoo voort dan is 't gedaan met onze letterkunde.’
Laat ons hier nog de oorzaak of de oorzaken van dezen toestand zoeken en tevens de middelen ter verbetering aanduiden.
Niemand zal ik verwonderen met te zeggen dat er, in 't algemeen van de 100 leerlingen die uit rhetorika komen er geen 3 zijn die hunne moedertaal, hare eigenaardigheid, haren geest, kennen; - ja, zelfs van de 100 zijn er geen 10 die ze zonder fouten kunnen schrijven. Verschillige aanmerkingen zullen ons deze onwetendheid uitleggen: voor vandaag enkel gesproken over slechte spraakleeren, slechte meesters, onvoldoend getal onderwijsuren, onverschilligheid der leeraars en der leerlingen. - Verschillige spraakleeren zijn te hoogdravend, te omvattend, geven te veel bepalingen, in een woord zijn gemaakt voor geleerden, geenszins voor leerlingen. Een Vlaming die zijne moedertaal kan spreken, zal ze gemakkelijk zonder fouten leeren schrijven met onder andere de ‘Regeltjes van E.H. Bols en De Ruysscher’ te bezigen.
Slechte meesters! - Zeker zijn er uitmuntende, doch een zeker getal kennen hunne moedertaal niet genoeg, en hebben moeite den noodigen taal- en letterkundigen uitleg te geven, zelfs in 't Fransch; - een vat geeft toch maar wat het in heeft!
Zie, ik geloof dat er niet weinig zou gelachen worden moesten sommige leeeraars van Vl. taal- en letterkunde eens een Vl. dictaat op 't bord schrijven! - Och Heere; ja, ze zullen u uren lang zitten dood zagen om u de bepaling te leeren van een zelfstandig, van een bijvoegelijk naamwoord, enz. enz. en... de klas geraakt voorbij.
Maar Vl. schrijven en Vl. spreken... dat niet, hoor. Zekere meesters slachten de kreeften. Ontleeren doen ze, ja, wat men in de gemeenteschool aangeleerd heeft. Menigmaal heb ik studenten hooren zeggen dat ze beter Vl. kenden toen ze van de gemeenteschool kwamen dan
| |
| |
na hunne rhetorika. - Studenten die hunne spraakleer heel en gansch van buiten kennen en die geen regel Vl. zonder fouten kunnen schrijven zijn niet zeldzaam. Zou men daaruit niet mogen en moeten besluiten dat zeker meesters hun best doen om in plaats van Vl. aan te leeren Vlaamsch ontleeren? - Sommige meesters doen maar de regels van buiten leeren; misschien om de studenten aan te zetten 't Vlaamsch te verfoeien? - Geen Vl. werk, geene toepassingen, geene verbeteringen, geene aanmoedigingen! Bij deze onwetendheid van verscheidene leeraars, voegt zich hunne onverschilligheid, wel te bemerken aan hunne wijze van klas geven, 't verminderen der klasuren, slechten uitleg, enz. - Op de onverschilligheid der meesters volgt natuurlijk die der leerlingen. Oh! een leerling bemerkt zoo gauw of de gegeven klas den meester aanstaat of niet, of hij voor dees vak wel zal moeten werken, - en wat dan wanneer hij weet van zijnen meester een pluimken te krijgen als hij zijne moedertaal niet aanleert? - Degelijk Vl. aanleeren is nog onmogelijk omdat het getal uren aan 't onderricht der moedertaal besteed te klein is, heel en gansch onvoldoende. Zoo tel ik in een gesticht op de 6 jaren humaniora 240 uren Vl. klas, 60 dagen van 4 uren of 2 maanden. Is het op twee maanden dat men eene taal doorgrondt? - dat men ze goed leert schrijven, goed leert spreken, dat men haren geest, hare schrijvers en dichters, al hare meesterstukken kent? En hoe moet de kennis der moedertaal vermeerderen (?), als van dit arm uurken Vl. klas door onverschillige of kwaadaardige meesters nog eens wat afgepitst wordt, als deze klas min goed of slecht gegeven wordt aan studenten die ze met tegengoesting volgen?
In 't voorbijgaan zij hier gezegd, eens voor altijd, dat onze franschgezinde leeraars zich niet moeten beroemen op de Vlamingen die hunne moedertaal op hun eigen geleerd hebben, en dat tegen wil en wensch en dank van hunne meesters. - En nu vraag ik aan iederen rechtzinnigen lezer van 't Belfort moet de studie der Vl. taal niet verzwakken? - Kunnen er nog goede schrijvers en dichters zijn, inzonderheid nog belangstellers? - Moet onze letterkunde zoo niet te niet gaan?
Vlamingen, wij moeten van de leeraars een degelijk Vl. onderwijs hebben en niet alleen moet men ons de moedertaal goed aanleeren, men moet ook de moedertaal als voertaal in 't onderwijs gebruiken, omdat dees onderwijs alléén de goedkeuring van alle verstandige menschen wegdraagt, omdat zóó de handelwijze is van al de volkeren der wereld, en zelfs in ons land de handelwijze der fransquillons jegens de Walen. - Één van de twee, ofwel zijn al de leeraars van gansch den aardbol, die de moedertaal als voertaal gebruiken onnoozele sullen, ofwel past deze naam aan die heeren, die denken alléén 't verstand in pacht te hebben.
Een woordje over 't onderwijs der andere talen. Als men uit rhetorika komt kan men dan Vlaamsch? Neen. Kan men Fransch? - Neen. Kan men Latijn? - Neen. Kan men Grieksch? - Nog veel minder. Welke taal kent men dan? - Rechtuit gesproken: geen enkele. Natuurlijk moet deze onwetendheid eene oorzaak hebben en ik vraag mij af
| |
| |
welke de oorzaak is van dees onvruchtbaar onderwijs? Enkel 't Fransch onderwijssteisel. - Bij alle volkeren is de moedertaal de voertaal van 't onderricht, - hier alleen wil men slimmer te werk gaan, hier wil men wijzer zijn dan al de volkeren, geleerder dan al de geleerden. O Heere! en als men den uitslag nagaat, als men de vruchten telt van dien Franschen boom hier in Vlaamschen grond geplant, grond die aan dat mager slank boompje niet past, dan zou men zijn eigen te bersten lachen, ware het zoo dom, zoo betreurlijk niet.
Ziet eens twee jaren voorbereidende klas uitsluitend in 't Fransch, zes jaren humaniora uitsluitend in 't Fransch; - voeg daar, voor de priesters, nog twee jaren wijsbegeerte bij quasi-uitsluitend in 't Fransch, en lapt er nu van de 4 jaren groot-seminarie nog twee uitsluitend Fransche bij en dan zult ge zeggen: na 12 jaren Fr. sprekens gaan die Vl. den besten Parijzenaar den baard afdoen? En wel ja, 't is er wel meê! - gaat maar eens luisteren! En tot bewijs mijner gezegden: thans zoekt men nog naar meer middelen om meer Fr. lessen te geven, meer Fr. aan te leeren en meer Fr. te doen spreken. Tet! tet! tet! verloren moeite, heeren Franscheleers, ge wordt letterlijk als door den hemel gestraft om uwe bastaardij en stamverloochening. - In den tijd, den goeden, in den tijd van grootvader, als 't Fransch nog in Frankrijk huisde, toen kon men Latijn spreken zoowel als Vl., en 't schrijven omtrent evenwel als Cesar zelf, en nu? - Nu, eer dat er tien jaar verloopen zijn verstaan de studenten hunne leeraars niet meer! - Ja, verschillige leeraars vinden het nu reeds gemakkelijker op wijsbegeerte en zelfs in 't groot-seminarie, in de klas, Fransch te spreken. - Meer nog, de Fransche taal wordt dagelijks meer en meer gebruikt in 't uitgeven van werken wijsbegeerte of godgeleerdheid behandelende: enkel omdat men het Latijn niet genoeg meer verstaat, en dus niet genoeg meer aanleert. De franschdolheid is de oorzaak dat de taal der Kerk verstooten wordt en oneindig veel begint te verliezen. Of meenen die heeren dat Duitschland en Engeland ooit zullen gedoogen dat 't Fransch de taal der godgeleerdheid worde; en dat de Duitschers in 't vervolg in 't Duitsch niet zullen schrijven en de Engelschen in 't Engelsch? - Welken toestand toch overdreven taalliefde en verbasterd onderwijs te weeg kan brengen! - Van 't Grieksch zullen we maar zwijgen, niet waar, heeren leeraars! - en ook van Duitsch en Engelsch.
Is 't niet betreurensweerdig dat 't onderwijs der Fr. taal 't onderricht van al de andere talen komt bederven, ja, vernietigen?
Om wijs dan en redelijk en doelmatig te handelen vragen wij, Vl., vervlaamsching van 't onderwijs, 't onderwijs door de moedertaal, de moedertaal als voertaal.
En het middel, zult ge vragen, om dees onderwijs te bekomen? Op de Overheid valt er te werken. Ja, ik weet het de fransquillons trekken ons hier in eenen valschen kring (cercle vicieux): de Overheid wil 't onderwijs niet vervlaamschen omdat de ouders het niet willen, en de ouders willen niet omdat de Overheid met wil. - De Over- | |
| |
heid alléén is hier in schuld. Zij moet ons hier met geen ‘flauwskens’ om den tuin leiden. Hoor eens, Overheid, eene enkele vraag.
Ik veronderstel dat er ouders u komen vragen geen aardrijkskunde aan hunne kinderen te leeren. - Van hier hoor ik u aan deze ouders, in beleefde woorden, zeggen: Maar vader, het is niet alleen nuttig maar noodig dit te leeren; - wij weten best wat er ons te doen valt, houd u met uwe zaken bezig; - 't programma van 't gesticht moet gevolgd; - geene uitzonderingen; - en staat u dat zoo niet aan, gaat dan waar gij het zult goedvinden. - Maar overal leert men aardrijkskunde; - dus zijt gij wel verplicht uwen zoon hier te laten. - Franschgezinde Overheid, waarom spreekt gij zoo ook niet omtrent de Vl. taal?
Doch ik heb gehoord (ik wilde uit den grond van mijn herte dat 't leugentaal was) dat er gestichten zijn die 't Fransch stelsel bewaren om meer studenten te hebben. Schoon he, Vlamingen? - edel doel, voorwaar! Een volk verbasteren om die reden, om wat roem in te oogsten, om te kunnen zeggen: ik heb meer studenten dan gij!!...
Ten vierde, zegt schrijver X, zou ‘door de zuivere uitspraak onze taal gemakkelijker toegang vinden in zekere kringen. Onze taal is dikwijls grof en lomp omdat wij de taal niet genoeg kennen, omdat wij ze niet goed uitspreken en er dus die sierlijkheid, die zangerigheid niet weten aan te geven, die nochtans 't kenmerk zijn, bij de eene natuurlijk wat meer als bij de andere, van alle springlevende talen’. Waar goed Vl. leeren spreken, 't en zij in de gestichten en daar is 't Vl. spreken verboden. - Natuurlijk spreekt men goed Vlaamsch, zeggen sommige onzer verbasterde leeraars; - en als ze op den spreekstoel staan (meer dan een verkeert in 't geval) dan zoudt ge den muur oploopen, zoodanig verscheuren ze u de ooren door hunne wanklanken en slechte, ja, doorslechte uitspraak. Ze kunnen Vl. genoeg spreken, zeggen de ouders, en deze weten niet hoe men goed spreekt, ze kunnen het zelf niet. - We kunnen Vl. genoeg spreken, zeggen leerlingen en leeraars; - en staan ze voor 'nen echten Vlaming of zijn ze in gezelschap waar Vl. gesproken wordt, dan durven ze met hunne brabbeltaal voor den dag niet komen. In sommige gestichten mag men eenige uurkens Vl. spreken, doch men let op de zuivere uitspraak niet genoeg.
Legt, meesters en oversten, het ‘signum’ op aan die welke hunne moedertaal slecht spreken, daar zal het niet misplaatst wezen. Weet het wel, Vlamingen: de hoogere standen zullen nooit Vl. leeren zoo gij de ietterkundige uitspraak in huis, op straat, in goede gezelschappen, en overal niet bezigt. - En wat zult ge in senaat, kamer en hoogeschool doen zonder zuiverheid en eenheid in uitspraak?
Zeker is het dat er onder de Vl. mannen loopen die maar Vlaming zijn ‘uit liefhebberij, uit baatzuchtige mastklimming of uit hoogmoed;’ in woorden, geenszins in werken. Vlamingen uit loutere liefhebberij
| |
| |
zijn dezen die den Vlaming uithangen om hunnen tijd door te krijgen, om met iets bezig te zijn, om over iets te spreken. Het zijn de kinderen der Vl. beweging: ze aanzien de Vl. zaak als een speelgoed; zijn ze dees moede dan nemen ze iets anders aan. Niet alleen aanzien deze liefhebbers de Vl. zaak als speelgoed maar ook alle ernstige zaken zooals de volkszaak, 't politiek en den Godsdienst zelf. Laten wij ze spelen, de kinderen; en spreken we van Vlamingen die onze zaak verdedigen om later aan den schotel te geraken.
Ik spreek hier niet van die Vl. vol overtuiging die de Vl. beweging gebruiken om hun dagelijksch brood te winnen, om later eens eene plaats te bekleeden in de Vl. wereld, en zelfs in de politieke wereld, door hunnen taaien moed, verduldig- en krachtdadigheid (want die wordt er vereischt in 't Vl. kamp: de strijders weten er iets van). Over deze Vl. wil ik niet schrijven: zij hebben honderdmaal gelijk hunne broodwinning te zoeken in 't verdedigen eener rechtveerdige, eener vaderlandsche en godsdienstige zaak; hun iever, hunne standvastigheid, ja, hunne zelfopoffering kunnen niet genoeg beloond worden. In alle groote en edele ondernemingen, in alle rechtveerdige zaken is de mensch min of meer aangezet door een greintje hoogmoed, dat ligt in de natuur... 't is misschien uit ootmoedig- en nederigheid dat de bastaard Vl. Fransch spreken? - Hier dan enkel gesproken van die Vlamingen (?) die zonder overtuiging de Vl. zaak gebruiken, of liever misbruiken, om hoog, heel hoog te klimmen en eens boven op den mast gekomen de Vl. beweging, de Vl. werkers uitlachen. Het ware wenschelijk deze mannen op voorhand te kennen om ze in tijds tegen te houden, ze 't Vl. kamp uit te jagen en hunne plannen te verijdelen. Maar die heeren komen 't u niet zeggen en... dus valt daar niets aan te doen: daar kunnen de rechtzinnige Vl. strijders geen plicht in hebben en 't gedrag dezer bastaardvl. kan hun recht niet verminderen, noch hun tot schande dienen, zoomin als de Kerk onteerd wordt door 't slecht gedrag harer onweerdige kinderen. - Doch keeren wij de kaarten eens. Moest ik al de fransquillons opnoemen die ik ken en die enkel den bastaard spelen om hun eigenbelang, om schoone postjes, vette brokjes, lekk re beetjes, om haantje vooruit, lievelingsken van hier, verstandige jongen van daar te zijn, oh, dan ware 't Belfort te klein. Vlamingen, antwoordt aan deze karakterlooze heerkens die u bovengemeld verwijt zouden doen dees leste woorden en 't zal raak zijn: zwijgen
zullen ze en blozen. Vrij mogen we zeggen dat de verfransching van Vlaanderen eene loutere geldzaak is.
Zeker ook zullen we tusschen de oprechte Vl. mannen vinden min of meer overtuigd, min of meer werkend, met min of meer moed, standvastigheid en volherding bezield, gelijk wij er dusdanigen vinden in alle kringen en maatschappijen, zelfs in 't verdedigen van den Godsdienst, doch nog eens daarom dient de Vl. zaak, zoomin als de Godsdienst, aan den schandpaal genageld. - Omdat er eenige mannen Vl. (?) zijn
| |
| |
uit liefhebberij, weinigen uit oprechten hoogmoed, mag men daarom al de Vlamingen als kluchtspelers en Jan Klaasen aanzien? - Ja, de fransquillons mogen dat doen want redeneering bestaat voor die mannen niet en de ‘latius hos’ zijn hun onbekend!
Tusschen de twee eerste soorten van Vlamingen (?) vinden we de mannen van Vlaming (?) in ‘theorie’ en fransquillon in 't werk; Vl. (?) ‘coram populo’ en fransquillon en bastaard thuis; Vl. (?) voor hunne kiezers, bastaards voor vrouw en kinderen; Vl. (?) voor hunne andere Vl. strijdmakkers, fransquillon. bij hunne fransquillonsche gezellen. ‘Deze Vl. (?) zijn het die hunne kinderen in 't Fransch opbrengen om aan Mevrouw te believen die Walin of verfranscht is,’ - Zij zijn het die Vl. (?) zijn twee uren en een kwaart op 't jaar en 365 dagen bastaards. Zulke verdedigers kan de Vlaamsche zaak missen, want zij doen haar meer kwaad dan goed; - ja, weg met die Vl. (?) zonder overtuiging of die enkel voor hunnen winkel zorgen; weg met die bastaards die Vl. of fransquillon zijn naar den keerenden wind; die moed genoeg hebben om Vl. (?) te zijn bij Vlamingen en laf genoeg zijn om ‘hunne Vl. overtuiging in hunnen zak te steken vóór eenen treinwachter of zelfs voor eenen ‘garçon de café’. God zij geloofd, hun getal wordt klein, zoo klein dat men welhaast den leste zal mogen opvullen om er binnen eenige jaren in 't een of 't ander museum een ‘specimen’ van te hebben.
Ja, Vlamingen moeten we worden en willen we blijven, en dat door onze moedertaal!
Waarom moeten wij Vlam. aan onze taal houden? - Omdat onze taal door de groote helft der Belgen gesproken wordt en als dusdanig niet alleen eene nationale taal is, maar meer en beter dezen naam verdient als de Fransche taal. - Wij moeten Vl. eischen in 't onderwijs om onze nationale taal te bewaren. Het tegenwoordig onderwijs ontsteelt ons onze moedertaal; met volle recht zeggen wij dat men de Vlamingen aan 't verbasteren is in de scholen en dat de verbastering zooveel te rapper gebeurt dat het meest bastaards zijn die ze bewerken. Wat maakt men inderdaad in onze gestichten? Walen? Neen. Vlamingen? Neen. Wat? Oprechte Franschmannen. Neem een onzer gestichten, gelijk 'twelk, en verplaatst het in 't midden van Parijs, welke verandering moet gij aan dees gesticht toebrengen? - Geen enkel. maar geen één. In Frankrijk spreekt men altijd Fransch, hier ook; in Frankrijk onderwijst men door 't Fransch, hier ook; - in Fr. worden de Fr. schrijvers uitgelegd, hier ook; - in Fr. kent men al de Fr dichters, hier ook; - al wat in Fr. geboren is is bij den Franschman groot en geleerd; zoo ook wordt het ons geleerd. Het Fr. is de schoonste taal, de ‘langue universelle’ zegt de Franschman; dat zegt men hier ook; - zonder Fr. is men niets, kan men niets, geraakt men tot niets, zegt de Parijzenaar, dat maken ons hier ook onze franschgezinde schoolvossen wijs... en nog ander Fransche dingen
| |
| |
tot in der eeuwigheid willen ze ons op de mouw speten. - Echt nationaal en Belgisch is terdege zulk onderwijs!
Franscheleers, zegt, weet ge niet dat het bestaan der moedertaal, de liefde tot de moedertaal noodzakelijk is, dat het 't stevigste bolwerk is van onze nationaliteit? Nog eens dit is eene geschiedkundige waarheid nutteloos en uitzinnig te loochenen. Doorloopt de geschiedenis; vraagt het aan alle dwingelanden, aan de overheerschers van alle tijden, aan de verslagen volkeren van alle eeuwen. Cesar, Willem van Normandie, Napoleo; - Romeinen, Franschen, Russen, Duitschers, spreekt: waarom ontneemt ge de taal aan zekere volkeren? - Omdat er niets zooveel kan bijdragen tot verbastering van een volk dan 't verliezen zijner moedertaal.
En gij, bastaardvlaming, gij komt hier met uw Fransch onderwijs, met uwe Fransche opvoeding 't werk verrichten van eenen Franschen overheerscher, van eenen onbekenden Franschen dwingeland! - Vlaanderen, ja, is thans eene Fransche gouw, Vlaanderens steden zijn echte Fr. steden, Vlaanderens bestuur is een echt Fr. bestuur. Bastaards, fier moogt ge zijn over het reeds afgedane werk! - Doch zoolang er eene echte Vlaming zal bestaan zal hij uw werk en de gevolgen ervan verwenschen en vervloeken. - Niet alleen zal iedere Vlaming als Vlaming uwe werking verwenschen, maar ook iedere Vlaming als katholiek zal en moet uw werk afkeuren en doemen.
Met de Fransche taal hebt ge hier Fr. manieren, gebruiken en zeden ingebracht en den Godsdienst meer kwaad gedaan dan ooit eene pen zal beschrijven.
De Vlaming zijne zedelijkheid is immers gekend, ja, zelfs bij den Franschman; - de Vl. zeden zijn in 't algemeen goed en eenvoudig, bijzonderlijk op die plaatsen waar buitenlandsche invloed ze nog niet bedorven heeft; - de gehechtheid der Vlamingen aan Godsdienst en H. Stoel is wereldberoemd; - de geestelijke roepen menigvuldig en de Vlaamsche geestelijkheid is voorzeker voorbeeldelijk. - Reeds begint men den Franschen invloed gewaar te worden, en al deze hoedanigheden zullen verdwijnen naarmate men meer Fransch leert, leest en onderwijst. - Fr. taal, Fr. gedachten; Fr. gedachten, Fr. zeden: dat volgt malkander natuurlijk op. - Zegt eens fransquillons, het grootste getal smerige boeken en bladen, in Vlaanderen zelf, zijn ze in 't Fr. of in 't Vl. opgesteld? Hoeveel Vl. kunt ge er bij een rapen? - En is 't niet genoeg dat een Vl. dagblad slecht wordt en tegen de zeden begint te schrijven om met honderdtallen afdankingen te zien regenen, - zegt, fransquillons, is 't geen eer voor de Vlamingen nooit de vuiligheden van Voltaire, Rousseau, Victor Hugo, Dumas, Sand, Souillé, enz. enz. gekend te hebben? - En gij leert in de klas dat die mannen groote schrijvers waren en toch zoo schoon schreven in die schoone Fr. taal. - Maar kent gij dan de macht der bekoring niet? - Neen, gij weet ook niet wat een Fransche bisschop, Mgr Maurice de Broglie, in zijne kerkbezoeken, de gewoonte had
| |
| |
te vragen aan de Vl. pastoors van zijn bisdom, ik zal het u gaan zeggen: Mijnheer de Pastoor, leest men hier veel Fransch? Deze bisschop wist maar al te wel dat dáár geloof en zeden best waren waar minder of geen Fransch gesproken noch gelezen wierd. Of men sedert weg afgelegd heeft! Onder de priesters in zekere steden wordt bijna geen Vl. meer gesproken; - vandaag zou een Vlaamsche bisschop haast vragen: spreekt men hier nog Vlaamsch? - o tempora o mores!!
Ja, 't onderwijs zelf van den Godsdienst wordt verfranscht en blijft verfranscht. Ziehier wat ik dienaangaande lees in een boek door een geleerden pater jezuïet geschreven .il y a même des maîtres et des maîtresses (de E.E. zusters meest overal) qui poussent la gallomanie si loin qu'ils forcent les enfants des artisans et des pauvres à apprendre le catéchisme en rançais... Les dogmes et les mystères de notre religion sont-ils donc, pour ces faibles intelligences surtout si faciles à saisir qu'il faille y ajouter encore les difficultés d'une langue inconnue? Nous laissons aux théologiens et à l'autorité ecclésiastique à décider si une grave culpabilité ne pèse pas sur ces maîtres et maîtresses. - A qui la faute si ces enfants viennent à se perdre, pour ne pas avoir su ce qu'ils devaient savoir, ni compris ce qu'ils devaient comprendre?
Hoeveel geestelijke roepen vindt ge in 't verfranschte Brussel en in 't verfranschte Leuven? - Gaat dus voort, gij ‘die door uwe zending zelf vlaamschgezind zoudt moeten zijn om eenen dijk tegen de losbandigheid, die ons onder alle vormen uit het Zuiden overwaait op te werpen’ gaat dus voort op den weg der verfransching! Mgr Lambrecht zegde ‘dat hij geenen Vlaamschen priester verstond zonder vlaamschgezindheid’; - laat mij er bijvoegen dat een fransquillon bijna onweerdig is priester te zijn in Vlaanderen, omdat: een priester recht moet geven aan wien recht toekomt, de volkstaal moet eerbiedigen, zijn eigen stam niet mag helpen verdelgen, door alle mogelijke middelen, doch door de beste eerst, den Godsdienst moet voorstaan, verdedigen en uitbreiden. Dat en doet noch en kan een priester die den fransquillon speelt.
Ik weet het, men zal schreeuwen van overdreve heid, van ruitenbrekerij, van ongehoorzaamheid, van opstand tegen de Overheid, enz. enz. Met die grootspreuken maakt men kinderen bang, geen Vlamingen. Wij vragen recht en wie recht vraagt is niet overdreven; wij vragen onze moedertaal goed aan te leeren, goed te schrijven en goed te spreken: zijn wij overdreven dan zijn 't al de volkeren der aarde en dan zijn we toch in goed en talrijk gezelschap; - wij vragen recht van bestaan als volk, en 't is wel 't minste dat men kan vragen; - wij wenschen ten langen leste Vl. katholieken te blijven en geen Fransche ongodsdienstige bluffers. Voor 't overige willen we gelijkheid van Waal en Vlaming; eischen wij gelijke rechten, geen enkel recht meer, maar ook geen een minder.
Deze geschreven regelen zijn waarheid, en waarheid eischt recht; en waarheid en recht zullen zegepralen, dat verzekert u stellig de gezonde rede.
Brussel.
Een leeraar, pr.
|
|