| |
| |
| |
Renan en Busken Huet.
HET meesterstuk ‘Jésus-Christ’ van Pater Didon doet denken aan het berucht ‘Vie de Jésus’ van Renan. Talrijk zijn de bewonderaars en sleepdragers van den franschen skepticus, sedert zijne stoute onderneming tegen den God-mensch. Reeds voor vijf en twintig jaar, deed Lockroy der wereld kond, dat ‘de roemrijke schrijver, de diepe denker’, herkomstig uit Bretanje, Bretoen is gebleven, dat is hardekop, vastgehecht aan zijne denkbeelden als een hond aan een been; dat hij klein van gestalte is, diklijvig, bekroond met lang plat haar, omlijsting van twee bolle kaken en van een rooden neus; hij draagt lompe grove schoenen, een zwarte jas, toegeknoopt tot aan den zijden halsdoek, welken hij soms, door verstrooiing, laat loshangen even als de snoeren van zijn schoeisel. Kortom, de groote man heeft een voorkomen totaal in strijd met de zwierige liefelijkheid van zijnen schrijftrant.
In 1890 zijn wij nieuwe bijzonderheden te wete gekomen. Zekere Maurice Barrès, die als een schoothondeken streelt, de handen lekt en de... borden, bij de fijne smulpartijkens, door Renan gegeven op zijn buitengoed van Perros-Guirac (Côtes du Nord), die Maurits laat ons vernemen dat, eilaas, de strenge
| |
| |
wijsgeer zijne maag heeft verdorven, door overlasting; dat de moeilijke spijsvertering hem zwartgallig maakt tegen de schrijvers onder de veertig jaar, en hem onwaarheden of liever leugens doet bevestigen met een bretoensche stijfhoofdigheid!
Het eenige tijdverdrijf van den onvermoeibaren werker bestaat in 't draaien van zijn grof hoofd op zijn breede schouders en van zijne duimen op het uitstekend voorlijf; het rheumatism doet hem trekbeenen, de vollijvigheid blazen: meermalen sluimert hij in op boeken, handschriften en oorkonden, maar hoe zachtjes en liefelijk toch keert hij, bij 't minste geruisch, tot de werkelijkheid terug!
Die mooie lichtteekening geeft de maat der verhevene gedachten en der edele gevoelens waar de hedendaagsche vrijdenkerij hare fetischen mede ophemelt en ter vereering uitstalt!
Ach, troffen wij dit verschijnsel enkel aan in het lichtzinnige Frankrijk, maar Holland ziet en hoort ‘haren kriticus Huet’ het wierookvat zwaaien en de bazuin blazen voor ‘Ernest Renan die de eerste heeft ingezien bij welke groep van schrijvers der oudheid de biograaf van Jezus inzonderheid ter school moet gaan’ om den Heiland de goddelijke kroon van 't hoofd te rukken.
Wij begrijpen de geestdriftige bewondering niet van Huet voor den franschen skeptiek; wij kunnen niet achterhalen om welke redenen ‘al degenen die voortaan ondernemen zullen een leven van Jezus te schrijven, zullen hebben aan te vangen met het beklimmen van Renan's schouders’.
Huet gewaagt met ophef van Renan's belezenheid, taal- en oudheidkennis. ‘Eenzijdig hebben anderen, vóor hem, zich bepaald tot de studie der Evangeliën alleen; te weinig partij hebben zij getrokken van Philo, van den Talmud, van Josephus.’
| |
| |
Zoude men niet zeggen dat Renan de vinder is dier laatste bronnen en dat hij, vóor alle anderen, de spade heeft gestoken in den grond waar de erst lag met schuilend goud? Alsof de werken van Philo, niet, voor eeuwen, aan de HH. Vaders waren bekend geweest! Hieronymus en Eusebius hadden dezelve van 't begin tot 't einde gelezen en, trokken zij er weinig partij uit, dat komt hierdoor dat het Gnosticism van den joodschen wijsgeer en zijne overdreven zinnebeelden van geen nut konden zijn voor de verklaring der H. Schrift. De zinnebeelden van Philo, hoe vallen zij in den smaak, hoe vaak uit de pen van Renan! Het schoonste van al is dat Philo door Renan en... Huet, eene bron wordt genoemd voor Jezus' leven, alhoewel die auteur geen enkel woord hebbe geschreven over Jezus noch over de gelijktijdige gebeurtenissen in Judeä! De ongeloovige de Pressencé deed het opmerken en daar hij ondernomen had ‘Jésus-Christ, son temps, sa vie’ te schrijven, begon hij, naar Huet's raad, met Renan's schouders te beklimmen om beter aan zijne... ooren te geraken.
De Talmud trok natuurlijk den franschen kriticus, als een zeilsteen aan, maar, nog eens, wat kan een ernstig historicus verrichten met de belachelijke en dwaze verdichtsels die erin voorkomen en welke aan Petrus den Eerweerdige tot wapens dienden om den vijandigen Joden eene schandige nederlaag te doen krijgen. Renan zou, de eerste, in den Talmud bewijsstukken gevonden hebben tegen Jezus' goddelijkheid! Och arme, wat zijn de mortelbroeders toch roekeloos haastig om elkander op een voetstuk te hijschen!
| |
| |
En Josephus? Uit dezen toch heeft Renan, de eerste, partij getrokken? Och, neen. Origeen, Eusebius, Hieronymus, Sophronius, Rufinus enz. riepen, voor vele eeuwen, de getuigenis in van den geschiedschrijver des Joodschen volks, ten voordeele van het christendom.
Uit dit weinige zal men afleiden dat de belezenheid, taal- en oudheidkennis van Eusebius en Hieronymus b.v., niet zóo laag staan onder het peil der wetenschap van den franschen geloofsverzaker. Wie, op onze dagen, het diepst heeft gedolven in den griekschen, hebreeuwschen en syrischen bodem, Beelen, Lamy, Corluy (om enkel van onze landgenooten te gewagen) of de gevierde Renan, dat laten wij onverlet. Ernstige geleerden ontzeggen dezen laatste, alle hooger gezag op taalgebied.
De Pater Jezuiet Martin, een man van gewicht, noemt Renan ‘een philoloog van derden rang’. En Huet, waarom beklom hij 's meesters schouders niet om Talmud, Philo en Josephus uit de hooge boekenreeks te halen en er zelf een kijkje in te doen? ‘Huet, bij zijn kritischen arbeid, heeft het zich niet al te moeilijk gemaakt.’ Wie al de kritieken van Huet in zijn geest opneemt en daarnaar zijn oordeel richt, is een zeer bekrompen kunstkenner. ‘Huet was even weinig een scherpzinnig vorscher, die voor de oogen der wetenschap het gordijn der eeuwen kon wegschuiven.’ Wie oordeelt zoo?
Pater Van Hoogstraeten wiens heerlijke ‘Studiën en Kritieken’ pas in 't licht gekomen, Huet's ‘Fantasiën en Kritieken’ in de schaduw stellen. Huet's Fantasiën! Van Hoogstraeten's Studiën! Wat juiste opschriften! Voortaan zal er twijfel ontstaan of er uit Huet, hoe scherp zijn blik, hoe fijn zijn geest en kunstgevoel wezen, ‘een vormende kracht uitgaat die haar invloed zal doen gevoelen tot in de verste toekomst’.
| |
| |
Pater Didon heeft geene neiging tot een of ander systeem. ‘L'homme prévenu est indigne d'écrire l'histoire. Il ne sera jamais qu'un faussaire.’
Hij volgt den weg door de onafhankelijke rede afgeteekend. Eerst en voornamelijk straalt overvloedig licht over Jezus uit de 4 Evangeliën; tot vollediger bekendmaking der Joodsche maatschappij en voor de staving van het Evangelisch verhaal worden daarbij benuttigd eenige werken van Philo (voor de kennis van 't Jodendom), de Talmud, Flavius Josephus, de Sibyllijnsche Boeken, Suetonius, Tacitus, Plinius de Jongere, Dion Cassius. Bezadigd komt Didon, na levenslange studiën, in allerlei vakken, tot het volgende besluit: ‘Ni en politique, ni en histoire, ni en science naturelle, ni en philosophie, on n'a jamais signalé un fait certain, une loi démontrée jusqu'à l'évidence, qui fût en contradiction avec la parole de Jésus, telle que l'Eglise la garde, immuable et incorruptible.’
Renan, aan de grofste misgrepen plichtig, verklaart met een ergerlijke verwaandheid: ‘Je n'ai pas l'habitude de refaire ce qui est fait et bien fait.’
Wat bewondert Huet nog in den franschen skepticus?
Zijne verbeeldings- of scheppingskracht, toch met eenig voorbehoud.
‘Les textes ont besoin de l'interprétation du goût; il faut les solliciter doucement jusqu'a ce qu'ils arrivent à se rapprocher et à fournir un ensemble où toutes les données soient heureusement fondues. - Dans un tel effort pour faire revivre les hautes âmes du passé, une part de divination et de conjecture doit être permise.’ Spijtig dat de gissingen en de onderstellingen van Renan al te dikwijls de palen der gezonde rede en der welvoegelijkheid te buiten gaan. Zijne schriftverklaring is veeleer eene verbloeming of roman der Evangeliën; de edelste en zuiverste karakters worden er misvormd, het bovennatuurlijke tegen alle wetten der redeneer- | |
| |
kunde weggecijferd, werken die den stempel dragen van hunnen hemelschen oorsprong, willekeurig tot gewone menschengewrochten verlaagd. Wat hij erkent te hebben geplogen tegen den H. Paulus ‘Il m'est arrivé de prêter à Saint Paul, lors de son agonie, des considérations dont il était en fait, incapable’ schroomde hij niet te bedrijven tegen de Galileesche vrouwen en tegen Jezus zelf. Huet, hoe vooringenomen ook, betreurt dat Renan zijne inbeelding niet meer heeft betoomd en zoo menige verwijfde uitdrukkingen gebruikt die kleven als vlekken op het karakter van den grootste der menschenkinderen. Te recht zegt hij: ‘onder de daden die hij Jezus laat plegen, en evenzoo onder de aandoeningen waarvoor Jezus naar zijne meening vatbaar zal geweest zijn, komen er sommige voor die deze onovertroffen grootheid mijns inziens opheffen.’ Aan welke gissingen en beschrijvingen schenkt dus de hollandsche recensent zijne goedkeuring? Zijn het gissingen in dezen aard? ‘Quand Jésus descendait dans une maison, c'était une joie et une bénédiction. Il s'arrêtait dans les bourgs et les grosses fermes, où il recevait une hospitalité
empressée... Tout le village s'y rassemble: les enfants y font invasion; les valets les écartent; ils reviennent toujours...’ Wie zal, bij zulken zouteloozen praat niet schokschouderen en bladzijden overslaan, verre van aan ‘scheppingskracht’ te peizen? Hoe wettigt Huet zijn oordeel: ‘Renan stelt op den voorgrond dat elk leven van Jezus, zal het dien naam met eere moge dragen, voor een deel moet zijn eene schepping. Dat hij van dezen hef boom met bewustheid gebruik heeft gemaakt, is het kenmerk zijner meerderheid.’ Hoe is 't verklaarbaar? Zijnen godsdienstheld, den volmaaksten der menschen, dwaas sentimenteele gevoelens toeschrijven en tot een alledaagschen type maken, op de liefde der Galileesche vrouwen voor Jezus loselijk zinspelen, Paulus schilderen met kleuren zoo schreeuwend valsch dat de schilder zelf ze afkeurt enz. enz. is zulks een kenmerk van meerderheid, is
| |
| |
dat niet het deel der schepping of van het dichterlijke buitensporig vergrooten? Waar zijn de lofwaardige... verbloemingen in ‘Jezus leven’? De scheppingskracht heeft daar weinig in te zien. Scheppen hier is schenden. De Evangeliën zijn niet vatbaar voor hersenschimmen, raaskalling en kladschilderij. Hoe wijs zegt Pater Didon: ‘J'ai reproduit leur récit (des Evangélistes) avec une fidélité scrupuleuse... Il m'eût semblé que je le profanerais en y ajoutant ou en y retranchant. Ce sont des tableaux de maîtres hors ligne. On ne touche pas aux chefs-d'oeuvre... Les Evangiles sont parfaits, et ils suffisent; tout ce qu'on peut tenter, c'est de les mettre en concordance et de les traduire dans nos langues modernes.’ Hoe eerbiedig voegt hij er bij: ‘Chacune des paroles de Jésus, chacun de ses actes me semblait comme un diamant, une perle précíeuse: je me suis contenté d'imiter l'art du joaillier, j'ai serti ces pierres taillées par une main divine, et je n'ai cherché, en les montant, qu'à leur donner plus de relief et plus d'éclat.’ Huet zoude Renan's klatergoud en valsch gesteente, hoe fijn geslepen ook, niet hebben geloofd en opgehemeld ‘ware hij niet te veel ingenomen geweest met sommige litterarische korypheëen van het buitenland’.
‘Renan heeft Palestina gezien!’ zoo roept juichend en wuivend Huet, die reeds verbaasd stond voor de geleerdheid en de scheppingskracht van zijnen geestverwant. ‘Hij heeft het gezien en onderzocht met den ernst en de bezadigheid van een bedevaartganger der wetenschap; heeft het doorkruist in de weemoedige stemming van een ontgoocheld katholiek; heeft het aanschouwd met een even dichterlijken blik als Lamartine of Chateaubriand.’ Een ontgoocheld katholiek! ‘Ja, zulk een en geen ander zal een werk leveren dat meesterlijk, onovertref baar mag heeten.’ Hoor. ‘Pour faire
| |
| |
l'histoire d'une religion, il est nécessaire, premièrement, d'y avoir cru (sans cela, on ne saurait comprendre par quoi elle a charmé et satisfait la conscience humaine); en second lieu, de n'y plus croire d'une manière absolue; car la foi absolue est incompatible avec l'histoire sincère.’ En de hollandsche kritikus schiet op zulke kemels niet! Hij laat ze met hunne leelijke bochels gerust voorbijtrekken!
Zoo dus, Renan heeft Palestina gezien, en verbleef daar, op de kosten van het fransch Gouvernement, in 1860 en 1861. ‘Hij bezocht Jerusalem, Hebron, Samarie. De wonderbare overeenkomst der Evangeliën met het H. Land was hem als eene openbaring. Hij zag voor zijne oogen een vijfde Evangelie, verscheurd maar nog leesbaar en voortaan, door de verhalen van Mattheus en Marcus heen, in plaats van een afgetrokken wezen welke men zou zeggen nooit te hebben bestaan, ontwaarde hij een wonderbaren mensch (?), in volle leven en beweging.’
Nog eens, meent Huet dat Renan de eerste den voet heeft gezet op den grond van Palestina met het inzicht het leven van Jezus in eene omlijsting te sluiten zóo nieuw, zóo frisch, zóo oorspronkelijk dat nooit een ander geschiedschrijver hem zou evenaren? ‘Een gedenkteeken van de macht en de schoonheid der fransche letteren, zegt hij, zijn de bladzijden waar Renan het galileesche landschap teekent; een zoenoffer aan de Muzen, tot stilling van haar toorn over de vele kakografiën welke aan zijn boek het kortstondig en onliefelijk aanzijn dankten.’
Zekerlijk heeft Huet fijneren smaak en diepere kennis der fransche letteren dan de eerste de beste, toch voelde ik mij niet betooverd door de galileesche landschappen die hem vervoeren; ik viel niet in onmacht, o Muzen spaart mij uwen toorn! voor de volgende stalen van Renan's geroemde scheppingskracht: ‘Nul doute que Marie n'ait été à la fontaine presque tous les jours et n'ait pris rang, l'urne sur l'épaule, dans la
| |
| |
file de ses compatriotes restées obscures.’ ‘La maison de Joseph ressembla beaucoup sans doute à ces pauvres boutiques, éclairées par la porte, servant à la fois d'étable, de cuisine, de chambre à coucher, ayant pour ameublement une natte, quelques coussins à terre, un ou deux vases d'argile et un coffre peint.’
De geleerde Origeen had reeds Palestina doorkruist in alle richtingen, toen Hieronymus in 385, Rome verliet om naar 't Oosten terug te keeren Hij was misschien de geleerdste man van zijnen tijd. Hij kende, behalve grieksch en latijn, hebreeuwsch, syrisch, chaldeeuwsch, egyptisch. Op zijnen tocht bracht hij een bezoek aan den blinden Didymus, het hoofd der school van Alexandrië, bij wien hij, redetwistende over allerhande moeilijke vraagstukken, eene maand lang verbleef. Beladen met wetenschappelijken buit, gaat hij zich vestigen te Bethlehem. Daar komt een geleerde Jood der Synagoge, mits vergelding, met den weetgierigen kerkvader handelen over het Oud-Testament, dat deze laatste uit het hebreeuwsch vertaalde. De faam van Hieronymus vervulde de christene wereld. De Heilige Paus Damasus praamde hem onophoudend om nieuwe werken in 't licht te geven. Niet alleen bisschoppen, priesters, vrome woestijnbewoners, maar edele romeinsche vrouwen, telgen der Scipions, der Juliussen, der Fabiussen, der Marcellussen, vragen licht aan den op den kandelaar geplaatsten godgeleerde. Marcella, Asella, Albina, Paula schitteren op den eersten rang, aan dien hemel van verhevene vrouwengeesten; zij leeren hebreeuwsch om de Schriftuur beter te verstaan en te kunnen vertalen. Paula verlaat Rome met hare dochter Eustochius, doorreist Syrie, houdt stil te Sarepta, Sidon, Cesarea, Jerusalem waar zij al de Heilige plaatsen bezoekt, Bethlehem, Bethphagé, Ephraïm, Sichar, Sebaste enz. enz. De H. Hieronymus die met eigene oogen al deze plaatsen had gezien, beschrijft de bedevaart van Paula in zijnen 27n brief. Deze, al is hij geen zoenofferaan de Muzen, mag toch een nauwkeurig en aandoenlijk verhaal heeten dat wij stellen verre boven Renan's dichterlijke
| |
| |
flauwheden. Na eene omreis in Egypte, keert Paula naar 't H. Land terug; zij leeft er drie jaar in een arme cel, bouwt met hare aanzienlijke fortuin, hospitalen en kloosters, deelt haren overschot onder de arme christenen en sterft daar in geur van heiligheid, even als haar geestelijke vader, Hieronymus.
Wie zal beweren dat Origeen, Hieronymus, Paula bijgeloovige en bekrompen geesten waren, bevreesd voor het licht der heidensche wijsgeeren, benauwd van eene botsing met het schimpend ongeloof? Hoe Renan een ontgoocheld katholiek is geworden zullen wij later vernemen; het gebeurde vóor zijne reis naar Palestina. Ik kan niet gissen om welke redenen Huet meent dat een ontgoocheld katholiek van een beter standpunt uitgaat dan een ‘orthodoxe’ om een echt leven te schrijven van den Heiland.
Aan ernstige, bezadigde bedevaartgangers der wetenschap is er nooit gebrek geweest; in elke eeuw werd Palestina doorkruist door geloovigen die verre van daar ontgoocheld te worden, hunne overtuiging voelden versterken, hunne godsvrucht aangroeien. Palestina, het vijfde Evangelie, was in de IIIe eeuw (Origeen) en in de IVe eeuw (Hieronymus, Paula) nog meer leesbaar dan in de XIXe, en zoo moet men misschien verklaren dat de geleerden van vroegere tijden bij Mattheus en Marcus ontwaarden niet enkel een wonderbaren mensch, maar een wonderbaren God-mensch, vol leven en beweging.
Wij zouden er nooit aan gedacht hebben hier Pater Didon als reiziger voor te stellen, stond Huet daar voor ons niet te schreeuwen, met de armen omhoog: ‘Renan heeft Palestina gezien!’ Deux voyages prolongés m'ont permis d'étudier de près la Palestine, la terre de Jésus. Je l'ai parcourue lentement, dans tous les sens, suivint
| |
| |
les traces du Maître depuis Bethléhem et Hébron jusqu'aux confins de Tyr et de Sidon et aux sources du Jourdain. Je me suis arrêté longuement dans les lieux mêmes où Jésus avait le plus longuement vécu, le plus ardemment lutté et souffert, le plus enseigné, le plus aimé... J'ai consulté les traditions vénérables, interrogé les voyageurs les plus experts, étudié les Evangiles surtout, et je puis dire que je les ai vécus là-bas, sur cette terre où tout ce qu'ils racontent s'est accompli..... Il me semble avoir pris, au contact de la Palestine, de ses ruines, des souvenirs sacrés dont elle est pleine, le sentiment profond des faits évangéliques et de leur vérité, de leur réalité! Ces faits sont inséparables de cette terre. Elle peut devenir plus triste encore, plus désolée, plus morte; elle les encadre toujours dans sa lumière, dans ses vallées, dans ses collines ondulantes, dans des chemins par où Jésus a passé et par où des générations sans fin passent et repassent encore après lui,’
Renan, alhoewel hij beweert geen ijdele liefde te gevoelen voor zijnen stijl, is er trotsch op als een pauw op zijne pluimen. Zijne wijsgeerige gedachten, ongetwijfeld schat hij ze niet meer dan zeepblaaskens of wolkerige krullekens uit zijne hersenpan opgegaan als rook uit de pijp. Maar als er quoestie is die zeepblaaskens, krullekens en wolkskens in een kleedje te steken, met bloemen op te tooien, met liefelijke reuken te besprengen, dan maakt de ijdele academieker aanspraak op de eerste plaats onder de ‘marchands à la toilette’. Moest men zijne bewonderaars gelooven, Renan ware de hervormer der Fransche taal, in de XIXe eeuw. ‘Renan est un maître sans lequel plusieurs façons de penser et de sentir contemporaines ne seraient pas (Barrès). ‘Renan hésite, voit le pour, voit le contre, et flotte quelque temps irrésolu du contre au pour. La vérité lui paraît être dans les nuances; la sagesse consiste à louvoyer entre deux courants contraires. Peut-être
| |
| |
est-ce là ce qui lui fait trouver tant et de si heureuses expressions... mille finesses de langage, mille tours de phrases ingénieux ou frappants qui donnent à tous ses ouvrages ce charme profond, cette saveur particuhère, cette fluidité, et je dirais presque ce vaporeux qui font que, bon gré mal gré, quand on les a une fois ouverts, on est obligé d'aller jusqu'au bout.’
Aardig! 't Is juist die nevelachtigheid, die verbijsterende schakeering die ons van verveling en vermoeienis, zoo dikmaals de boeken deden toeslaan. L. Veuillot sleepte er ons naar terug. ‘Ce défroqué douceâtre, avec son fond de mine d'ancien bon apôtre, ses restes de surplis et ses bouts de bougie emportés du sanctuaire, est admirable pour donner envie de lui courir sus. On se force à l'écouter, on étudie. Voilà le profit incontestable’. De meester wergerde de hem opgezette kroon niet. ‘J'essaye, au risque de tomber dans l'insaisissable, de fixer la nuance fugitive que le vieux français regardait comme une quantité négligeable. - Il y a encore des gens qui regrettent qu'on n'écrive plus de la même manière que sous Louis XIV, comme si ce style convenait à notre manière de penser.’
Renan heeft gelijk. De schrijftrant van Bossuet, Pascal, Racine, Fenelon, Molière, La Bruyère past niet aan zijne manier van denken. De taal der XVIIe eeuw muntte uit door hare klaar- en bepaaldheid voor 't uitdrukken van klare en bepaalde denkbeelden. Een geest die met de wolken drijft, heen en weêr slingert als een onttakeld schip op de zeebaren en electrieke vonken vangt op den punt der pen, waar zij botsen, ontploffen en in damp vergaan, vermag niets dan rook en duisternis voort te brengen. Renan offert geern de fransche helderheid voor den duitschen mist. Hoe immers, vraagt hij, zal men de onbepaalde, onvaste natuurwetten beschrijven met het fransch dat natuurlijk vast en bepaald is? Is het fransch de schuld niet dat het Darwinism thans nog uit Frankrijk verstooten blijft?
| |
| |
Hoe nevelachtig, hoe ontzenuwd en verwijfd ook, Renan's tale blijft toch fransch en men is niet verplicht, als men hem leest, zich te sluiten in eenen cirkel van woordenboeken, die, al zijn zij betiteld: laatste uitgave! toch geen bescheed geven over de nieuw gesmede termen van zekere jongere letterkundigen. Aei, wat vroolijk tijdverdrijf! Bijna op elken regel strompelen tegen een versch gebakken woord! Bijna elken volzin moeten onderbreken met de vraag: ‘Wat is dat nu?’ Al morren en knorren den zwaarlijvigen Becherelle openslaan, en voor de honderd frank welke men er aan besteedde, niets vinden dat gelijkt op sol patrial, fantomâle, les arbres palpitent leurs feuillages, qui vacarme, atmosphérés, un sombre arène, scélératesse toute ropsique, enz. enz.! Wanneer krijgen wij ‘Dictionnaire des Décadents’? Horresco referens! Talentvolle jongens, eilaas, van Vlaamschen bloede, staan, met voorschoot en alem te zuchten en te zwoegen, in de gieterij waar de taal van Bossuet en Veuillot in een nieuwen vorm wordt hergoten!
Bossuet geloofde aan den duur van de schoone fransche taal zijner eeuw. (Zie Discours de réception à l'Académie française.) Pater Longhay, na erkend te hebben dat het fransch zijne vroegere volmaaktheid verloren heeft, zegt: ‘Pourquoi, tout en continuant d'être mobile, de perdre et surtout d'acquérir, la langue ne resterait-elle pas fidèle aux lois qui l'ont formée? Fatale ou non, tous les écrivains sérieux s'attachent à retarder la décadence, en maintenant, en rajeunissant de toutes leurs forces la langue de notre âge d'or. Pour ne citer que deux prosateurs illustres, cette préoccupation est visible chez L. Veuillot par exemple et chez Se Beuve’. En bij de Maistre, Mgr Pie, Isoard, Perraud, Pater Didon, in één woord, bij de diepste denkers, de grootste redenaars van Frankrijk.
| |
| |
De innige verkeering van Huet met Renan springt in 't oog; tastbaar is hunne geestverwantschap op wijsgeerig en godsdienstig gebied; de aanleider der skeptieke school is de lieveling of eerder de afgod van onzen noorderbroeder. Waar ligt de oorzaak van die samenneiging, van die broederlijkheid?
In beider middelmatigheid, in beider ongeloof. Renan en Huet staan als kritikussen, op dezelfde hoogte of liever in dezelfde laagte; d'een en d'ander is onbekwaam om hoogere geesten naar waarde te schatten. Hun lichtveerdig en ongegrond loochenen van onomstootbare feiten, hun meesmuilen tegen het bovennatuurlijke, hun gemis aan vaste beginselen en aan eene verhevene schoonheidsleer, in een woord, de bekrompenen koudheid van het rationalisme zijn hun een beletsel om kunstenaars met wijdere vlerken voorzien, aan te grijpen en de oogen op hen te vestigen. De hardvochtige skepticus kruipt of vliegt rakeloos langs den grond; de adelaar doorklieft 't hemelruim. De Koninck zingt van Vondel:
Aldus duiken Andes bergen
Als ineengekrompen dwergen
Voor hun grijzen vaderheer
Voor den Chimborazo neer.
Bossuet, ja, een groote schrijver, erkent Renan, maar als godgeleerde en wijsgeer verdient hij niet de geringste achting.
Eilaas ‘de arend van Meaux’ heeft er geene schuld aan: ‘De toutes les études la plus abrutissante, la plus destructive de toute poésie et de toute intelligence, c'est la théologie.’ ‘Quel livre, grand Dieu! que l'Histoire universelle, objet d'une admiration conventionnelle, oeuvre d'un théologien arriéré, pour apprendre à notre jeunesse libérale la philosophie de l'histoire!’ Zekerlijk steken, als leerboeken voor de liberale jeugd, Renan's ‘Pourana’ en ‘l'Abbesse de Jouarre’ hunne kruinen verre boven ‘l'Histoire universelle!’ Wie zal loochenen dat, bij sommige lieden, de ver- | |
| |
waandheid tot gekheid overslaat? ‘Oriatur aliquis... ultor!’
‘Quelquefois’ zegt Villemain, ‘une idée perdue dans l'antiquité, devenait le fondement d'un monument immortel. Bossuet avait entrevu dans S' Augustin et dans Paul Orose, le plan, la suite, la vaste ordonnance de son Histoire universelle, et maître d'une grande idée indiquée par un siècle barbare, il la déployait à tous les yeux, avec la majesté d'une éloquence pure et sublime’
Wie herinnert zich niet: ‘Un seul homme parmi nous a tous les tons et tous les langages, des couleurs et des accents pour tous les sujets... ou rappelant l'harmonie majestueuse du cours égal et varié d'un grand fleuve dans le discours sur l'Histoire universelle...’ Wie wreekt hier Bossuet? Cousin, Renans vriend! Wat geeft Renan in de plaats van Bossuet's meesterstuk? ‘Aan gene zijde der ons bekende wereld, misschien bestaat er een God, misschien niet’ Nu eene zedeles: ‘la trop grande précision dans les choses morales est aussi peu philosophique qu'elle est peu poétique’. Dat stelt de liberale jeugd op 't gemak als ook de leerspreuk ‘l'ennui, voyez-vous, jeunes gens, est le pire des maux’
Evenzoo gevoelt Huet warme sympathie voor het mannelijk talent van Alberdingk-Thijm, maar hij blijft koud als een marmerbeeld bij de lezing van een meesterlijk gedicht waarin zich grootschen zielenadel paart aan de verrukking des geloofs. ‘Huet was allerminst een wijsgeer, zegt Pater Van Hoogstraten, of een denkende geest van den eersten rang... hij oordeelt soms met eene verwaandheid die iets raadselachtigs zou hebben, zoo zij de onkunde niet verried die haar deed geboren worden.’ Hoe past op de tweelingbroeders wat Alberdingk schrijft van de grieksche bouwkunde! ‘het sprekend karakter van den griekschen bouw wordt door de horizontale lijn vertegenwoordigd, de horizontale lijn parallel met de aardvlakte. De christene richting stijgt naar boven in de opstrevende lijnen der Gothiek’.
| |
| |
Nog steviger snoerde het ongeloof, den band der vriendschap tusschen den franschen en den nederlandschen auteur Beider godsdienst is de zuivere wetenschap, beider hope ‘dat de rede eenmaal zal schitteren van haar eigen licht’. Wordt deze hope eenigszins vervuld in hunne onderlinge kringen en landen, aanstonds al boven onze hoofden klinken hunne vreugdekreten! Van Noord naar Zuid, van Zuid naar Noord zenden de vriendekens hunne gelukwenschen, kusjes en zoete lachjes. Renan was naar Bretanje, zijne geboortestreek, teruggekeerd. Hij ondervindt meer vriendelijkheid bij de bevolking, men groet dieper den ‘roemrijken ouderling’. Daarop schrijft hij: ‘il y a vingt ans, tout ce monde là, touché d'alcool, se fut sanctifié à me mettre en pièces. Aujourd'hui, on m'adore.’ Huet neemt de pen op: ‘Onder drie vijf gedeelten van het nederlandsche volk stond het twintig jaar geleden niet vrij hetzelfde te gelooven als Voltaire en Rousseau, en daarvoor uit te komen. Thans wél.’ Renan heeft talrijke vereerders in de hoogere standen. Huet's weerklank: ‘In gezelschappen beweegt thans de ongodist zich met hetzelfde gemak, dezelfde waardigheid, als de priester of de predikant.’ ‘De koningin der Nederlanden heeft Renan, dien als een Engel des lichts vermomden Satan aan hare tafel ontvangen.’ Hoera!
Moet die omkeering der gemoederen als gunstig worden aanschouwd?
‘Ce qu'il y a de grave,’ zegt Renan, ‘c'est que nous n'entrevoyons pas pour l'avenir, à moins d'un retour à la crédulité. le moyen de donner à l'humanité un catéchisme désormais acceptable. Il est donc possible que la ruine des croyances idéalistes soit destinée à suivre la ruine des croyances surnaturelles, et qu'un abaissement réel du moral de l'humanité date du jour où elle a vu la réalité des choses... J'aime la foi simple du paysan, la conviction sérieuse du prêtre. Je suis convaincu, pour l'honneur de la nature humaine, que le christianisme n'est chez l'immense
| |
| |
majorité de ceux qui le professent qu'une noble forme de vie.’ (Avenir de la Science, p. 437, 1890.) Hij schept behagen in het eenvoudig geloof der buitenlieden! Zulks belet niet dat de kameleon, de ongeneesbare draaier tusschen ‘pour en contre’ spot met diezelfde landlieden: ‘il ne serait point convenable que je m'aventurasse dans une Réjouissance du Finistère, dans un Pardon, parmi quinze cents gaillards d'intelligence courte, touchés d'alcool, et qu'un geste du vicaire peut déchaîner.’
Huet's nagalm: ‘Echter zouden wij ons vergissen, zoo wij die wijziging van denkbeelden onvoorwaardelijk als eene weldaad aanmerkten. Het christendom, dit leerde de geschiedenis zijner wording, heeft aan de volksgroep, tot welke het doordrong, door een nieuw zedelijk ideaal in het leven te roepen, diensten bewezen. Van de ontbinding des christendoms, die door onze eeuw wordt voortgezet en voltooid, is niets dergelijks bekend. Veeleer worden wij dagelijks tot het inzicht gedrongen dat, voor een groot aantal personen, in het christendom geboren en opgevoed, het breken met het kerkgeloof hunner jeugd gelijkstaat met eene vermindering van hooger leven?’ Renan en Huet, na die bekentenissen ten voordeele van het geloof, doemen het ongeloof niet, verre daarvan, want ‘dit laatste staat dichter bij de waarheid, terwijl het geloof meer van nabij grenst aan het schoone en goede’, in andere woorden, laat het volk dieper en dieper in den poel der ontucht zinken, laat maar de teugels los der booze en wilde hartstochten mits het ongeloof, dat dichter bij de waarheid staat, den schepter over den aardbodem zwaaie! Wat dwaze, onmenschelijke taal! Renan stelt uitdrukkelijk een zedeloos volk boven een dweepziek of... geloovend!!
Ernest Renan is maar ernstig van naam.
Later, zegden wij, zult gij vernemen hoe hij een
| |
| |
ontgoocheld katholiek werd. ‘Un jour, je m'enfuis de Saint-Sulpice, parce que je crus m'apercevoir qu'une partie de ce que mes maîtres m'avaient dit n'était peut-être pas tout à fait vrai.’ (Préface de ‘l'Avenir de la Science’, 1890.) De verwaande losbol, die uit liefde en eerbied voor de waarheid, om een ‘je crus, une partie, peut-être, pas tout à fait’ zijne meesters ontvluchtte, belijdt, in zijnen ouden dag ‘qu'il fait des monstres à sa maîtresse, la vérité.’
De weglooper, de maker van het heiligschendend ‘Vie de Jésus’, van de walgelijke ‘Abbesse de Jouarre’ roemt erop meerdere diensten te hebben bewezen aan de Kerk dan de Zouaven en Lacordaire!
Is de rampzalige in de hersens geraakt, is hij met blindheid geslagen? Mocht de genade zijne oogen openen, zijn hert raken en hem tot den God zijner teedere jeugd terugbrengen.
Kerkxken.
E. Pauwels.
|
|