Het Belfort. Jaargang 6(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] Bede. 'T Is ijzig en koud En de sneeuw ligt zoo hoog Op den beemd en in 't bosch, Waar ik zong ende vloog. Wel heb ik een kleed Dicht van veedren om 't lijf, Maar mijn kropjen is leêg En mijn leden zijn stijf. Ik zit op den tak Door het venster te zien Of daar niemand en komt Om een aalmoes te biên. 'k Ben sober ten disch, En zoo luttel volstaat! Met een kruimelke broods Is mijn honger verzaad. Welhaast komt de Lent' Met haar' zegen in 't land, En dan zing ik mijn lied Voor de gift uwer hand. Als 't zomer dan wordt En mijn broeisel al vlug, Zoo betaal ik, met kroos, Mijne schulden terug. De rups op het kruid En de kever aan 't blad Zijn zoodra niet gezien, Of ik heb ze gevat. Maar nu is het koud En nog alles vol sneew; Wees bermhertig, o mensch! Want de honger doet wee. (Vrij naar 't Duitsch.) E.R. Overyssche, Februari 1891. Vorige Volgende