Het Belfort. Jaargang 6
(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| ||||||||||||||||
‘Schrijft gij ook al uwen naam met eene kleine d?’MET een beduidend glimlachje hoort men deze vraag somtijds stellen, meest door lieden, die geen voorvoegsel bij hunnen familienaam hebben, aan andere, die dagelijks zich de moeite getroosten moeten om de te schrijven. Geen twijfel of het glimlachje, gelijk de toon, waar de vraag op gedaan wordt, beteekent: ‘vanwaar komt u de verwaandheid, te willen doen gelooven dat gij van adel zijt?’ Dat gewone burgerliên u zoo iets vragen, verstaan wij: er moet nog schromelijk veel water naar de zee loopen, aleer het laatste vooroordeel uit de menigte weg zal zijn; maar dat meer ontwikkelde personen, ja hooggezeten magistraten in de eerste letter van het particuul de een bewijs van adel zien, dàt gaat te ver. Laat ons echter algauw zeggen, dat er rechters, en rechters zijn.... Bij gewijsde van 18 Juni 1873 bepaalde de Burgerlijke Rechtbank van Gent, dat het gebruik eener hoofd- of kleine letter, in den eigennaam, geene aanleiding geven kan tot terechtwijzing eener acte van den Burgerlijken Stand. Zekere de B., bediende te Brussel, maar te Gent geboren, had namelijk zich beklaagd dat zijn naam in de geboorte-acte stond: De B., en niet de B., gelijk voor zijne ouders gedaan was. De afwijzing van de naïeve vraag door den Rechter, was gegrond op de omstandigheid, dat het gebruik eener D of d, in de spelling der eigennamen, door geene enkele wet geregeld is; dat, derhalve, eenieder zijnen naam mag schrijven met de letter, welke hij verkiest; dus, dat er geene dwaling of vervalsching bestaat wanneer men D of d stelt.Ga naar voetnoot(1) Dit gewijsde, ingegeven door het gezond verstand, zou echter niet overgaan tot rechtsleer. Tien jaren later wendde de heer de Cr. de P. zich tot de Recht- | ||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||
bank van Brugge, met verzoek, dat er eene terechtwijzing zou gedaan worden aan zijne geboorte-acte, waar gesteld was: De Cr. de P; en daar de eischer bewees dat zijne voorouders de gewoonte gehad hadden het particuul met eene kleine d te beginnen, verleende gezegde Rechtbank, zeer ernstig, een gewijsde in dien zin, den 1 Maart 1883Ga naar voetnoot(1). - Thans werd, zonder scherts, beweerd, dat het schrijven der kleine d, voor de groote D, in 't voorvoegsel eens eigennaams, aanleiding kan geven tot eene vraag om de geboorteacte te wijzigen. Elf jaren later deed eene gelijke quaestie zich andermaal te Gent voor. De heer de K.d.D. vroeg, om twee kleine d in zijnen naam te mogen schrijven, en de Burgerlijke Rechtbank van Gent besloot, altijd met den meesten ernst van de wereld, in den zin van den eischer...Ga naar voetnoot(2) Deze uitspraak bleef niet zonder gevolg: wat Gent en Brugge ten voordeele der aristocratische d hadden beslist, zou Brussel niet tegenspreken. In 1884 vroeg de heer S., aldaar, oorlof om vóór zijnen naam het voorvoegsel de te mogen stellen, en het Openbaar Ministerie der Burgerlijke Rechtbank gaf over de vraag het onderstaand advies, wel waard, als een echt curiosum, ten eeuwigen dage onder glas bewaard te blijven: .... ‘Que la particule de a si bien ce caractère d'une qualification nobiliaire que, dans l'état de nos moeurs, certaines personnes, n'obéissant d'ailleurs à aucun intérêt sérieux, mais poussées simplement par le désir de se procurer une satisfaction d'amour-propre ou de vanité, et voulant uniquement se donner au moins l'apparence d'une origine noble, font faire, quelquefois à grands frais, de patientes recherches pour établir que, dans un temps plus ou moins reculé, l'un ou l'autre de leurs ancêtres fait précéder son nom de cette particule, et que d'autres personnes dont le nom commence réellement par la syllabe De, cédant à un sentiment analogue, prennent soin de falsifier l'orthographe de leur nom pour transformer la syllabe De en la particule de.’ Er is veel, zeer veel op deze regelen te antwoorden! Vooreerst: de Brusselsche rechtbank betoonde hier geene de minste kennis te hebben van hetgeen vroeger ten onzent, bij 't schrijven van familienamen, werd gedaan. Noch te Brussel, noch te Brugge, noch te Gent, noch te Antwerpen - nergens of nooit werd er vroeger onderscheid gemaakt tusschen eene adellijke of eene burger- of handwerkersfamilie, door D of d. | ||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||
Er was derhalve niet te spreken van ‘satisfaction d'amour propre ou de vanité’, van de begeerte ‘de se donner au moins l'apparence d'une origine noble, de faire de patientes recherches’ etc. Slaat de oude registers van acten en contracten, om 't even waar, open - en gij zult zien dat alle namen vroeger met kleine d of v werden geschreven; dat de hoofdletter doorgaans gesteld werd aan 't begin van den regel, of na een ponctum. In den zin der Brusselsche rechters zouden dus alle menschen ten onzent tot den adelstand hebben behoord! Dat zekere personen het voorvoegsel de iets adellijks willen toekennen, kan licht gebeuren, maar 't verwondert ons, dat het Gerecht de allerminste rekening houdt van eene... XIXe eeuwsche ongerijmdheid. Hoewel onze Borluuts, onze Rijms, onze Goethalsen, onze Vilains, onze Triesten, onze Betten, onze Braems, onze uten Hoven en Wenemaren geen de schreven bij hunnen naam, dacht niemand er ooit aan, hunnen adel in twijfel te trekken, en poogden zij allerminst hun edelen oorsprong te doen blijken door eene kleine d. Die lofwaardige geslachten gebruikten andere middelen, om de edelheid van hunnen stam en van hunne daden wereldkundig te maken! Het Openbaar Ministerie der Brusselsche rechtbank beweerde dat er menschen zijn, wier naam wezenlijk met eene D begint. - Waar hebben zij dat gezien? Eindelijk zou bedoeld Openbaar Ministerie, bij betere kennis der zake, de ongelooflijke stelling niet hebben vooruitgezet, dat men eenen naam vervalschen kan door 't ‘verkeerd’ gebruik van d of D. Er bestaan naamvervalschingen, ja, maar niet zooals het Openbaar Ministerie te Brussel beweerde. De vervalsching begon voornamelijk onder het Fransch beheer, door de vertaling van het Vlaamsche voorvoegsel van in het Fransche de. Voorbeeld: Jan Paling, heer van ManeschemerGa naar voetnoot(1), teekende zijne brieven en wettelijke acten vóór de Fransche omwenteling, kortheidshalve: J. Paling van Maneschemer; maar om zich een air te geven van meerdere ‘beschaafdheid’, of wegens andere redenen, begon hij tijdens het keizerrijk te stellen: J. Paling de Maneschemer. Schier al onze oude adellijke geslachten deden hetzelfde, niet wetende dat bij onze oosterburen von even zoo nobel wordt beschouwd als het voorvoegsel de bij den Franschman. Baron van Krieksteen werd dan baron de Krieksteen, ridder van Blaesvelt teekende chevalier de Blaesvelt enz. enz. De Fransche regeering liet, natuurlijk, begaan: 't was haar te doen om hier alles, alles | ||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||
te verfranschen; maar dat de Nederlandsche regeering, usschen 1815 en 1830, daar geen orde in bracht en de echte namen niet herstelde, is te betreuren. - Van vertalen voor de in eenen gansch Vlaamschen naam is even dwaas als te beweren dat d van adel is. In Fransche stukken en handteekens was de op zijne plaats, zekerlijk, maar niet in Vlaamsche, of bij 't handteeken van eene oorspronkelijk Vlaamsche familie. Wat toch beteekent, in het Vlaamsch, Luppen de Lindenhove, Kwinten de Beerveld, Claas de Droogland of Krelis de Vosmeer? Dit is louter taalbederf. Wel verre, dat in vroeger tijd het gebruik zou hebben bestaan de en van voor den edelman, De en Van voor den onedele te schrijven, zijn er in de laatste en in 't begin der XIXe eeuw tallooze voorbeelden dat groote familiën, in 't handteeken onder notariëele of andere acten, alsmede in eigenhandige brieven, stelselmatig hunnen naam met de groote D of V schreven. Vóór mij ligt een historisch handschrift, toebehoord hebbende aan de familie d'Hane, thans aan burchtgraaf Vilain XIIII. De eerste bezitter (1673) schreef er zijnen naam op: Joannes dhane, en iets hooger nog eens J. D'hane. 't Was hem dus wel gelijk, of er eene democratische D of een adellijk d-tje stond. Een dank-kaartje, zonder datum, maar behoorende tot de eerste helft dezer eeuw, geeft een tal namen van adellijke geslachten der stad Gent volgender wijze op:
Hieruit blijkt, dat de Gentsche adel, over veertig of vijftig jaar, de kleine d veeleer in afschuw had, dan er jacht op maakte. | ||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||
Maar ook dàt was verkeerd. Schreef men enkel zóó om iets nieuws te geven? Het kan wel, want men doet het nog heden, nu en dan: de Bien Public van 6 Juni 1891 kondigt het huwelijk aan van mejuffer O. Le B. de B., zooals de gedrukte kennisgeving gesteld had. Onlangs zelfs dreigde die aardigheid mode te worden; na de verschijning van een artikel in zeker tijdschrift, onderteekend: Pieter Van Appelmoes, trof men in volgende afleveringen de onderteekening aan van Jan Vander Mispel en Kasper Vanden Dompel. Naaping, zelfs met overdrijving. De Lezer vraagt mogelijk, waar wij heen willen. Want het is ons eigenlijk niet te doen om te vitten of te bedillen. Ziehier. Ieder schrijve zijnen naam, zooals hij verkiest. Wie de Meulemeester heet, is even vrij te schrijven: De Meulemeester, als De meulemeester, of DE MEULEMEESTER. Zijn naam zij juist en duidelijk gesteld - de rest, eene quaestie van smaak, valt geheel en al buiten het bereik, zoo niet der taalwet, dan toch der strafwet. De voddenraper Lucas de Peer heeft evenveel recht op de kleine d als een Prins op de zijne.
Men zal mogelijk denken, dat dit artikel ingeboezemd is door minachting of afgunst jegens den adelstand? Hoegenaamd niet. Hoewel de tegenwoordige tijd weinig geschikt is om aristocratische gevoelens te doen veld winnen, en de XXe eeuw, waarschijnlijk, nog minder rekening zal houden van hoogen rang of geboorte, zullen wij ronduit zeggen dat, wat ons betreft, de adel wèl in stand mag blijven. Wij zouden hem zelfs, meer dan nu het geval is, niet alleen willen behouden als herinnering aan verdrenstelijke geslachten van vroeger, tot voortdurende les en voorbeeld aan de nakomelingen, maar ook als nationale belooning voor uitstekende daden en buitengewoon groote talenten.
Wat hiervoren gezegd wordt nopens de, geldt evenzeer het voorvoegsel van, zoo menigmaal in Germaansche, Dietsche namen voorkomende, alsmede het particuul van der, ter en ver. De oliekoekventer van Schriek, de garnaalverkooper van der Mande, de kolenvoerder ter Linden en de briefdrager ver Meulen zullen geen blijk geven van adeltrots, als zij v of t stellen in stede van V of T. In den geest van dit artikel handelen, overigens, de meeste Vlaamsche letterkundigen, en de Maatschappij van Nederlandsche Taalkunde nam den 19 December 1875 nopens de schrijfwijze der familienamen eene beslissing in denzelfden zinGa naar voetnoot(1). Wij schrijven letterlijk af: | ||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||
‘Wat betreft het gebruik der hoofdletters in persoonsnamen aanvangende met de, van, van den, van der, ver, te, ter, toe, ten, op den, van op den, enz., werd, op voorstel van den heer Joz. van den Branden, en naar aanleiding van zijn historisch onderzoek “over het gebruik der hoofdletters in de familienamen, gedurende de zes laatste eeuwen,” in zitting van 19 Dec. 1875 door hem voorgedragen, bij meerderheid van stemmen, in de daarop volgende vergadering vastgesteld, dat in de familienamen, beginnende met het lidwoord (de, den, het, 't), dit lidwoord gescheiden en in algemeenen regel, met kleine letter zal worden geschreven. Eveneens wordt er gestemd dat men van, van de, van den, van der, in 't begin der familienamen, van elkaar en van 't hoofdwoord gescheiden schrijven zal.’ Op 28 Mei 1876 wordt deze beraadslaging voortgezet, en besluit men verder als volgt: ‘dat ver, niet meer afzonderlijk voor van den bestaande, volgens het algemeen gebruik in het begin van familienamen niet gescheiden en dus met eene hoofdletter dient geschreven te worden; en integendeel te, ter (voor te der), ten (voor te den), als afzonderlijk bestaande en volgens veel gebruikte schrijfwijzen gescheiden en met kleine letter. Eindelijk op 29 October 1876 wordt besloten, ‘dat op, neêr, uit - aanvangsilben van familienamen, waar zij, als in de voorbeelden Opterbeek, Opzoomer, Neerissen, Uitterschaut, den klemtoon ontvangen, van 't overige dezer woorden niet mogen gescheiden worden.’Ga naar voetnoot(1)
Ééne enkele bemerking zouden wij op vorengaande beslissing willen maken, namelijk, dat wij, bij afwijking van den aangenomen regel, de voorkeur geven aan het afscheiden der aanvangsilben, op ter, uten, uter, van den eigenlijken naam, en dat wij derhalve zouden schrijven, gelijk in de vroegste tijden: op ter Beek, uten Hove, uter Wulghen, uten Bogaerde enz. Overigens, in vele onderwijsgestichten wordt het hier vooruitgezette stelsel sedert jaren onderwezen, namelijk in al degene, waar men de Spraakleer volgt van den eerw. heer Roucourt. Ziehier hoe deze taalkundige den regel opgeeft: ‘De lidwoorden en voorzetsels, welke eigennamen voorafgaan, worden nagenoeg met kleine letter geschreven. Integendeel neemt ieder aanzienlijk deel der samenstelling eene kapitale letter aan; b.v. de Laet, van Hoof, van den Dries...’Ga naar voetnoot(2) | ||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||
Zulke schrijfwijze werd in October 1885 door eene Heraldische Vereeniging, te 's Gravenhage, aan den heer Minister van Justitie, aldaar, voorgesteld, om in acht genomen te worden in de registers van den Burgerlijken Stand, en zulks ter wering van het misbruik, dat uit het valsch orthographiëeren van eigennamen voortvloeide. De verzoekers namelijk deden opmerken, dat de hoofdletter van den eigenlijken familienaam dreigde te verdwijnen en deze laatste, ten gevolge daarvan, weldra met het particuul zou versmolten worden. Ze zagen de zaak helder, en naar behooren, in, Eindigen wij met de hoop uit te drukken dat al de Vlamingen, voor 't schrijven hunner namen, den voorgestelden regel zouden volgen, overeenstemmende met hetgeen hier vroeger altijd werd gedaan: de hoofdletter, als geen ander woord den naam voorafgaat; de kleine letter, in het tegenovergestelde geval. Voorbeeld. ‘De Munter zal morgen de eer hebben’ enz.; - Jaak de Munter verzoekt u’ enz. Fr. d.P. |
|