| |
| |
| |
Galilei.
(Vervolg van bladz. 389.)
ROME of liever de Inquisitie, aangezien men bij voorkeur dit woord gebruikt om ronkende zinsneden op papier te stellen, de Inquisitie dus had vroeger eene gansch verschillende handelwijze tegenover geleerden, die de beweging der aarde, het stilstaan der zon verdedigden en bij welke Galilei ter schole ging om zijne leerstelsels met gezag te omkleeden. De volgende bewijzen toonen dat de Inquisitie niet den persoon, maar wel de strekkingen van Galilei wilde treffen.
Nicolas de Cusa, zoo genoemd omdat hij in 1401 te Cues, een dorp bij Trier het levenslicht ontving, verdedigt ten jare 1435 in zijn boek: ‘De docta ignorantia’ de beweeglijkheid der aarde en de onbeweeglijkheid der zon, zeggende: ‘De aarde geen middelpunt kunnende zijn, moet hoofdnoodzakelijk eene beweging hebben.’ En nochtans de voorvechter dezer leering ontvangt den kardinaalshoed uit de handen van Paus Eugenius IV en wordt bisschop van Brixen.
Copernic, ten jare 1475 te Thorn, in het Pruisisch Polen geboren, gaf op aanbeveling van kardinaal von Schomberg, te Nurenberg een werk ‘De revelationibus orbium Celestium’ in het licht, dat aan de sterrenkunde eene nieuwe baan opende. Paulus III aanvaardt de opdracht des werks aan hetwelk Copernic 33 jaren studie en arbeid besteedde, en nochtans de priester-kanunnik van het Domstift te Trauenburg leerde dat de zon het middelpunt is van
| |
| |
ons planetenstelsel om hetwelk de aarde zich beweegt. Zijne leering werd geeerbiedigd en mocht door de aanklevers gedurende eene volle eeuw vrij onder den met sterren bezaaiden hemel verdedigd worden.
Maar heeft de Kerk dan twee maten en twee gewichten, daar zij Copernic in vrede laat maar Galilei veroordeelt, die dezelfde leering vooruitbrengt? Zekerlijk neen, dat men liever oordeele!
Toen Copernic sprak, werd hij slechts aanhoord door ware geleerden die zijne voorbehouding begrepen en eerbiedigden: de gewetensrust werd niet gestoord, het magisterium der Kerk bleef buiten kijf. Maar toen Galilei, met het stelsel van Copernic op de planken trad de veronderstelling zijns meesters van kantschuivende, had het protestantismus den hoogsten graad zijner woedige aanvallen bereikt. Het vrije onderzoek, de gemoederen opruiende, heerschte als dwingeland: het volk, met zooveel schrokkigheid als onbevoegheid, wilde het zijne bijdragen tot de oplossing der vraagstukken, tusschen Godsdienst en wetenschap opgerezen. Galilei, gekwollen door de zucht naar onmiddelijke beroemdheid, beriep zich op de volksvierschaar om een hem gunstig vonnis te bekomen. De gisting rees spoedig in alle gemoederen op. De ‘waarom’ en de ‘daarom’ gaan van mond tot mond. ‘Welhoe, zegde men, hetgene wij te goeder trouw geloofden is dus valsch? waarom zou er geen valschheid ingeslopen zijn onder de overige waarheden die wij nu nog gelooven? Er zijn dus in den Bijbel vele aanhalingen die wel in figuurlijken, maar niet in letterlijken zin mogen aanvaard worden?’ Zoo spraken de protestanten en Galilei op eigendunkelijk gezag het vraagpunt, zoo ontrustend voor het gezag der H. Kerk, willende oplossen, stelde zijne leering en deze van Copernic voor, niet als voorwaardelijke stelling, maar als zelfstandige waarheid en werd daardoor de oorzaak der veroordeeling van zijnen meester.
Gaan wij voort in onze opsomming! Jan Aalbrecht Widmanstadt, een Duitsch geleerde, hield in 1533 de
| |
| |
leering van Copernic te Rome staande, in tegenwoordigheid van Clemens VII, die hem tot de waardigheid van secretaris aan het pauselijk hof verhief en met rijke aanmoedigende geschenken overlaadde.
Kepler, in 1571 te Magstatt geboren een der grootste sterrenkundigen die ooit het levenslicht zagen, en met recht de grondlegger der nieuwere sterrenkunde genaamd, was de warmste voorstander van Copernic's stelsel. Hij gaf immers de wetten der hemelbewegingen voor de nieuwe wereld door Copernic in het uitspansel ontdekt. Kepler werd hetzelfde jaar der veroordeeling van Galilei door het pauselijk Hof naar Rome geroepen om daar zijne benoeming als leeraar bij de hoogeschool van Bologna te ontvangen. Men wist heel wel op het uur dezer benoeming dat Kepler sedert 20 jaren openlijk de leering verdedigde, die men nu hedendaags beweert als toen in opstand zijnde met den Paus.
Maar zouden wij de pen niet bezoedelen en onze eerbare lezers niet verergeren met hier den naam van den onverlaat, van den afgevallen monnik Giordano Bruno neer te schrijven? De waarheid vergt nochtans een woord over dien verergenisgever, door onze en vreemde vrijmetselaars, oproermakers en kerkhaters op de voetzuil der vereering geplaatst, en geroepen om volgens het jongste schrijven eens onwentelaars, een standbeeld te hebben in de Ste Pieterskerk te Rome. Het werkje, der goedkoope biblioteek toebehoorende, en bestemd om door zijnen lagen prijs intrede aan onze volksscholen en bij onze Vlaamsche haardsteken af te hunkeren, zegt: ‘In 1600 kreeg Galilei eene verschrikkelijke waarschuwing. Een Italiaansche wijsgeer, Giordano Bruno, werd door de Inquisitie te Rome veroordeeld en levend verbrand. Die G. Bruno was ook een volgeling van Copernic en had durven verklaren dat elke ster eene zon is, rondom welke zich planeten gelijk onze aarde bewegen. Deze zoo juiste bewering was eene der redenen, waarom de rampzalige man tot den brandstapel werd veroordeeld!’
| |
| |
De juffer schrijfster van bedoeld werkje slaat den bal mis en geeft klaar bewijs dat zij voor het onpartijdig opstellen des boeks niet de minste opzoeking uit minne der waarheid heeft gedaan Om zulke beweringen op te dienen, moet men of wel gansch en geheel onwetend zijn nopens de geschiedkundige feiten of wel eenen hekel hebben aan de waarheid om des te beter zijne vijandig: gevoelens tegen de Kerk vrije lucht te geven.
Giordano Bruno, fanatieke aanhanger van Luther, werd overal verstooten om zijne zedelooze schriften en kwam, na als een hatelijk rondzwerver vele landen en steden verergerd en doortrokken te hebben, zijne geile en verpestende leering den Italiaansche woelgeesten aanbieden. De diepgevallen monnik werd gevangen en door een meer dan verdiend vonnis tot den brandstapel veroordeeld, niet om zijne sterrenkundige leeringen over het stilstaan der zon of de beweging der aarde (daar van werd niet het minste gewag in het vonnis gemaakt), maar wel en uitsluitelijk om de afschuwelijke misdaden van zedeloosheid en losbandigheid, die hij tegenover den staat en de samenleving bedreef, en om de ketterij, met de welke hij tegen den waren godsdienst storm liep.
Giordano was een wijsgeer, zegt de schrijfster van hierboven gemeld werk. Is het dan ook reeds wijsbegeerte als men zoo diep valt of zoo gek is te houden staan dat de wereld een onbegrensd dier met ziel en lichaam is; dat de zielen van lichaam tot lichaam, van ster tot ster verhuizen: dat ééne en dezelfde ziel in twee lichamen verblijven kan?
Giordano was de aanhanger van Cope rnic's stelsel, zegt de juffer, en nochtans heeft deze nooit geleerd dat de wereld oneindig is, dat er talrijke bewoonde werelden bestaan. Neen, Giordano mocht nooit optreden als geleerde, en was als leerling van Copernic geene veroordeeling waardig. Zijne loftoezwaaiers en standbeeldoprichters doen voor hem de bazuin der geleerdheid met schallen, maar verheffen hem ten hemel, omdat hij met de Kerk den spot dreef, omdat hij tegen den Paus zijne ‘Spaccio
| |
| |
della bestia triomfante’ schreef, eene onbeschaamde miskenning van eerbaarheid en goede zeden.
Het aanhalen der hierboven gemelde namen van geleerden, die evenals Galilei, over de beweeglijkheid der aarde dezelfde leering hadden, is genoegzaam om te toonen dat de Kerk niet opkwam tegen eene wetenschappelijke leering.
Maar werd te leering van Copernic en Galilei dan alleen door de Romeinsche Inquisitie bestreden en veroordeeld? Wel zekerlijk neen, en het is hier dat wij een nieuw bewijs vinden dat ons toont hoe het ophemelen van Galilei niet uit liefde voor de wetenschap, maar uit blinden haat tegen de Kerk ondernomen werd.
Galilei niet, maar wel Pythagoor van Crotona, die in de Ve eeuw vóór J.C. leefde, is de uitvinder der nieuwe leer van de beweging der aarde. De leering van Pythagoor werd twee eeuwen nadien op wetenschappelijk gebied ontwikkeld en door den sterrenkundigen Aristark van Samos vastgesteld. Een algemeene kreet van verontwaardiging steeg uit de borst der tijdgenooten bij het vernemen dezer nieuwe leering. De uitvinder werd beschuldigd de rust der goden te storen en als plichtig aan goddeloosheid vervolgd.
Doch waarom zoo hoog opklimmen? Beter is het bewijzen in het hart des strijds te plukken!
Copernic ontmoette geduchte tegenstrevers, namelijk: Vieti die in naam der meetkunst optrad, Magini in naam der sterrenkunde, Paschal en Baçon in naam der wijsbegeerte, slingerden maar vrij den naam van dwaze naar Copernic's hoofd. De schouwburgen gaven vertooningen in welke, onder de toejuichingen des volks, Copernic in het slijk der lastertaal en der bespotting werd gesleurd, omdat hij, priester en kanunnik, de beweging der aarde durfde leeren en verdedigen.
De protestanten, heden de hardnekkigste verdedigers van Galilei, hielden vroeger den spot met Copernic, Zekere Du Bartas noemde den geleerde een bezeten geest, een wangedrocht dat onder de reeks uitvinders
| |
| |
eene onverdiende plaats had ingenomen. De dominé Simon Goulart tokkelde de snaren eener lasterende lier om den kanunnik hatelijk te maken.
De protestantsche godgeleerden te Thubingen in eene soort van concilië gezeten, vervolgden Kepler op wreede wijze uithoofde zijner sterrenkundige wetenschap, joegen hem uit Wurtenberg omdat hij de hervorming des Kalenders, door Gregorius XIII ingevoerd aanvaardde en gingen zelfs zoo ver, hem alle bestaanmiddelen te ontnemen. Zij verklaarden het stelsel van Kepler gansch in tegenstrijd met de H. Schriftuur en verboden de werken van Kepler in druk te geven. De groote geleerde kon met groote moeite aan den brandstapel zijne stokoude moeder ontrukken, door diezelfde liefhebbers van gewetensvrijheid als tooverheks tot de vuurfoltering veroordeeld.
Luther trad donderend op tegen de voorstanders van de beweging der aarde; Melanchton brak menige lans tegen Copernic's stelsel, bewees de onbeweeglijkheid der aarde door talrijke teksten der H. Schriftuur en zegde dat ieder rechtschapen geest met eerbied aanvaarden moet de leering ons door God getoond, en dat men zich met vol betrouwen op haar moet steunen.
Wij aarzelen niet hier staande te houden dat de verantwoordelijkheid van het geding en der veroordeeling van Galilei niet weegt alleen op de Inquisitie, die door de aanhangers van Aristoteles daartoe aangedreven en geplaagd werd, maar ook op de sterrenkundigen, die zoo hevig Galilei bestreden en hem zoo menig droeve uur berokkenden. Het is immers wonder dat in de veroordeeling der Inquisitie uitdrukkingen voorkomen, die wereldlijke befaamde leeraars tegen Copernic's stelsel reeds hadden vooruitgebracht. - Tycho-Brahé, noemde die leering dwaas en vijandig aan het H. Schrift. - De Italiaan Alessandro Tassoni zegde: ‘De veronderstelling van Copernic is strijdig met de natuur, met de getuigenis der zinnen, met de rede, met de sterren- en wiskunde, en ook met den Godsdienst.’ - Serrario schreef: ‘Ik
| |
| |
weet niet hoe men zulke leering van ketterij zal kunnen vrij verklaren!’ De leden der Inquisitie steunden zich dus niet alleenlijk op persoonlijke overtuiging, maar ook op deze van schrandere geleerden, die nu nog om hun verstand en proefnemingen de loftuitingen der hedendaagsche eeuw inoogsten en mededragen. Geen wonder dus dat de geleerde Wolynski uitriep: ‘De verantwoordelijkheid van Paus en Rechters in het geding van Galilei, is veel kleiner dan deze der sterrenkundigen: Galilei werd het slachtoffer zijner ambtgenooten!’
De aanranders van Paus en Kerk schijnen met zulke tegenstrijdigheid en beknibbeling onbewust en werpen er maar vrij den sluier der vergetelheid of der onverschilligheid over. Nochtans het gold hier de nieuwe sterrenkundige leering, dezelfde door Galilei vooruitgebracht en door de Inquisitie veroordeeld! Zulke handelwijze bij tegenstrevers op godsdienstig gebied gaat mank aan rechtzinnigheid en aan onpartijdigheid, maar wat wil men er aan doen! Zekere gewaande geleerden hebben in de Kerk den zondenbok gevonden en haar in de woestenij der geschiedenis gejaagd, nadat zij met alle mogelijke ongerechtigheden werd beladen, en zullen hunne lasteringen voortzetten zoolang de levensadem hun goddeloos hert bezielen zal.
De handelwijze der Inquisitie ten opzichte van Galilei werd dikwijls en meest valsch aan het daglicht gebracht. Velen veroordeelden de Kerk, weinigen spraken haar vrij van alle schuld, maar allen luisterden in de uitspraak naar eigene gevoeglijkheid, naar bijzondere gemoedstemming.
Men zegt met recht dat de wetenschap den geleerden toebehoort, dat de mathematische voorstellen slechts door wiskunstenaars dienen opgelost te worden; maar zou het min waar zijn dat de geloofszaken den god- | |
| |
geleerden toebehooren en dat de vraagpunten, betrekkelijk de Kerk, alleenlijk door de Kerk mogen opgelost worden? Wat deed de Inquisitie anders in de zaak van Galilei? Dat vergeet men en heel dikwijls wordt de Kerk veroordeeld zonder zelfs gehoord te zijn.
Dit is volstrekt onwaardig der gezonde redeneerkunde en kan op geene verschooning aanspraak maken. Het staat den mensch vrij, de leering der Kerk niet aan te kleven, en over het geloof deze of geene overtuiging te hebben, alhoewel dit een misbruik der vrijheid mag genoemd worden; maar hoe aanvaarden, dat men de Kerk, betrokken in eene zaak die haar aangaat, veroordeele zonder zich ten minste over hare leering te bekreunen, en dat bijzonderlijk in het zoo kiesch vraagstuk der overeenkomst tusschen geloof en rede? Er bestaat nopens dat punt eene gapende leemte, en het is eene nuttige zaak pogingen aan te wenden om deze te vullen.
De Inquisitie werd in het begin der XIIIe eeuw tot stand gebracht om aan de secte van de Albigenzen en in het algemeen al de ketterijen, het christendom verwoestende, het hoofd te bieden. Daar woelgeesten storm liepen tegen Kerk en Staat, zoo sprongen priester en leek, ter verdediging vereenigd, op de bres. De vorsten verlangende eerst en vooral hunne plannen ten uitvoer te brengen, maakten zich weldra meester van die krachtdadige verstandhouding tusschen geestelijk en wereldlijk gezag, noemden de geleiders of bestuurleden, beschikten en geboden de verrichtingen, en kwamen zelfs zoo ver dat zij het doelwit der vereeniging door dwingelandij en verkrachting verbasterden. De Pausen zulke misbruiken willende beteugelen en te niete doen, hadden harde beknibbelingen voor de koningen, sloegen zelfs onderzoekers in den ban der H. Kerk, en leenden het oor aan de klachten der veroordeelden die bij hen in beroep gingen. Jammer genoeg dat hunne stem niet altijd de bejegening vond op welke zij behoorlijk aanspraak mocht maken, dat hun gezag misprezen en hunne edelste pogingen met lamheid geslagen werden. Het ware bij gevolg meer dan onbillijk de Kerk
| |
| |
misbruiken aan te rekenen die alleenlijk en uitsluitelijk de vruchten van de staatkunde der vorsten en koningen waren.
De wezenlijke Inquisitie, ten huidigen dage nog te Rome bestaande, heeft voor uitsluitelijk doelwit over de belangen van Geloof en Kerk te waken: zij is, de lezer vergeve ons de vergelijkenis, de politieke rechtbank voor gansch het christendom, en onder dit oogpunt beschouwd, mag men zeggen, dat iedere staat, zulke inquisitie met verordeningen en dienaars bezit. De Inquisitie? Wel wij vinden haar in het familileven en bij de oude volkeren, te Rome, te Athene en te Sparta, en wie heeft er ooit gedacht eenen familievader over zulke zending, hem door Mozes' wet opgelegd, te beknibbelen? Wie heeft ooit wraakroepend gevonden dat de Staat, dat de Gemeente hunne dienaren van politie hebben en bewaren? Waarom dan aan de Kerk een overal bestaande en erkend recht betwisten, zij die in hare moederlijke bezorgdheid waken moet over het tijdelijk en eeuwig heil van millioenen kinderen?
De Roomsche Inquisitie onderzoekt de leerstelsels en de boeken, wijst op al wat slecht of verdacht is, verbiedt schriften of werken te lezen of te bewaren, die het geloof of de zeden krenken. Hare uitspraak heeft voor de geloovigen kracht van wet en de door haar genomen maatregelen verplichten in geweten. Hare vonnissen zijn nochtans niet alle met dezelfde gewichtigheid gestaafd. Eenige treffen leeringen die volstrekt slecht zijn, en dan moeten zij als gansch beslissend aanvaard worden; andere uitspraken zijn slechts regeltuchtige maatregelen, voorzichtigheidshalve volgens de tijdsomstandigheden uitgevaardigd en geschikt om misbruiken te voorkomen of te beletten: deze laatste gelden slechts voor een bepaaldentijd.
De beslissingen der Inquisitie onderscheiden zich bij alle andere door een belangrijk kenmerk van bekrachtiging. De eene dragen de handteekening van den Paus, op wiens naam zij afgekondigd worden; de andere zijn slechts onderschreven door de leden van het H. Officie, die er de persoonlijke verantwoordelijkheid over dra- | |
| |
gen. Men begrijpt gemakkelijk hoe verschillend de kracht en het belang dezer tweevoudige wijze van uitspraak is.
Het is ook noodig hier het hoofdzakelijk verschil vast te stellen bestaande tusschen de beslissingen der Inquisitie en tusschen hetgene men geloofspunten of leerstellingen noemt. De Inquisitie, alhoewel eeniger mate in de Kerk met het uitvoerend bewind belast, heeft toch het wetgevend gezag niet in handen. Eene waarheid, om als geloofspunt aanvaard te worden, moet als zoodanig afgekondigd worden of door een algemeen Concilie of door den Paus, die in den naam der H. Kerk als Herder, en als Leeraar aller Christenen spreekt en de geloofs- of zedenleer bepaalt met het inzicht geheel de H. Kerk te verplichten; of door de gedurige leering van den Paus en van de bisschoppen, die, door de wereld verspreid zijnde, eenparig het volk in het geloof onderwijzen. De besluitselen der bijzondere rechtbanken zijn integendeel, door hunne natuur, wezenlijk herroepelijk, en kunnen verzacht, ja zelfs afgeschaft en ingetrokken worden, indien de reden hunner uitvaardiging niet meer bestaat.
Ziedaar juist wat in het rechtsgeding van Galilei plaats greep; de veroordeeling tegen de sterrenkundige bewering des geleerden geveld, is sedert langen tijd ingetrokken, en sedert dien is de beweging der aarde rond de zon, zoowel te Rome als elders in de scholen aangeleerd.
De veroordeeling van Galilei kan geenszins inbreuk maken op het geloofspunt der onfeilbaarheid en benadeeligt in niets het gezag des Pausen, aangezien zij door Hem niet werd verkondigd noch onderteekend, en deze laatste omstandigheid is wel onzer aandacht waardig, aangezien Paus Urbaan VIII klaarblijkelijk aan de leering van Galilei vijandig was. Hij had de Inquisitie met het onderzoek belast, gaf zijne bevelen en nochtans onderteekende hij de beslissing niet die regelrecht onder zijnen invloed genomen werd.
Waarom weigerde de Paus de uitspraak der Inquisitie
| |
| |
door zijn handteeken te bekrachtigen? Was hij niet genoegzaam nopens de waarde der beslissing overtuigd? Was het misschien eene goddelijke schikking, die den Paus wederhield om zijne verantwoordelijkheid niet ten ongelijke vooruit te brengen? Wat er ook mocht van wezen, al de aanrandingen, tegen de uitspraak der Inquisitie gericht, strekken alleenlijk om te bewijzen dat de Onderzoekers dezer Congregatie gefaald hebben. Eene dwaling in zulke gewichtige zaak is betreurenswaardig, evenals iedere rechterlijke dwaling een groot ongeluk is, aangezien zij het maatschappelijk gezag in zijne bestanddeelen treft: en nochtans ziedaar eene dagelijksche kwaal tegen dewelke geen geneesmiddel kan toegepast worden; de rechters zijn menschen en het spreekwoord luidt: errare humanum est. - Het kan mogelijk zijn dat er in het geding van Galilei meer dan eene dwaling was: misschien bleef de drift er niet vreemd aan; de twist tusschen de oudere en tusschen de jongere school, die Galilei voor aanvoerder had, was hevig; de rechters waren met hart en ziel der oudere school verkleefd en wij mogen ons afvragen of zij met kalm gemoed alles onderzochten en of zij niet onder den indruk van geheimen invloed verkeerden? Dit is niet onmogelijk, doch de Kerk blijft in deze twistgesprekken volkomen ongeschonden. ‘Niet de katholieke Kerk, zegt de beroemde schrijver Tiraboschi, maar wel eene ondergeschikte en feilbare rechtbank heeft de leering van Galilei veroordeeld.’ - en Gleber, de protestansche bevechter der H. Kerk, schreef: ‘Paulus V en Urbaan VIII hebben in de sterrenkundige onderstelling van Copernic, gefaald, niet als pausen, maar als menschen.’
(Slot volgt.)
Em. Scheerlinck, pastoor.
Kleit Maldegem.
|
|