zoo vervolgt hij, die de liefde missen van vader or moeder, hebben daaraan behoefte, en zouden deze allicht vinden in eenen anderen huiskring, bij liefdadige, rechtgeaarde menschen, welke voor hen, bij goed gedrag en naarstigheid, eene tweede familie zouden zijn. Daarvan biedt het Weezenhuis hun niets aan. De bestuurder is veeleer een gevangenbewaarder, dan een vader; moederlijke zorg en teederheid, echt broederlijke genegenheid zijn daar niet; hoewevelen daar vereenigd zijn onder één dak, leeft ieder kind er in afzondel ring, zonder verlichtende uitstorting van zijn eigen gevoel, in leed of droefheid, vreemd aan den heilzamen invloed der liefde, aan welke men, vooral in de teere jeugd, zoozeer behoefte gevoelt.
Schrijver erkent dat vele, zware misbruiken hebben bestaan in het uitbesteden van kinderen en ouderlingen, maar die misbruiken zijn niet onuitroeibaar, en moeten het stelsel zelf niet veroordeelen. Hij haalt de bevinding aan van bevoegde mannen, die beweren dat het Weezenhuis niet zoozeer aan te bevelen is als het verblijf bij bijzonderen.
Wij zijn het evenwel niet geheel en al eens met den heer Rollet, algemeen secretaris der Union française pour le sauvetage de l'enfance, op het Bijstandscongres te Parijs, in 1889, waar deze zegt: ‘Wanneer de kinderen talrijk samenwonen, zijn enkele slechte kerels voldoende om den kwaden geest te onderhouden, tot welken de ellende, in welke zij opgekweekt zijn, hen voorbereidt’. - Is dergelijke slechte kans ook in familiën niet te vinden, waar een dronkaard, een doorbrenger, of eene lichtzinnige, ijdele wulpsche dochter de oorzaak zijn kunnen van het bederf eener gansche omgeving? Dit argument is er dus geen ter bepleiting van het stelsel der besteding; gelukkiglijk brengt Rollet er andere voor, met welke men gereedelijk kan instemmen. Ook wij nemen aan, dat de verzorging in familie liefderijker, opwekkender, minder vernederend is dan de opvoeding in het Weezenhuis, op ééne voorwaarde: dat men geen kind toevertrouwe aan den eersten den gereedsten maar slechts aan lieden van beproefde braaf- en zedelijkheid, ordelievend, werkzaam, niet overgegeven aan een van die driften, welke den mensch onteeren en het gezin ten onder brengen. De besteding zou derhalve bij voorkeur moeten gedaan worden bij welstellende lieden, die beseffen dat het plicht is, liefdadigheid te oefenen en den ongelukkigen natuurgenoot christelijk voort te helpen. Bestedelingen bij geringe familiën, waar, op een gegeven oogenblik, veel ontbreken kan, zullen zelden een genoeglijk leven hebben.
Wat betreft de berekening des Schrijvers, namelijk dat de Burgerlijke Godshuizen door het sluiten der twee Weezengestichten, te Gent, jaarlijks zooveel duizenden zouden kunnen sparen, hier maken wij ons voorbehoud. De Schrijver rekent 150 fr., welke ieder kind jaarlijks zou kosten, ongeveer 0,41 fr. daags... Om kinderen