Veronica.
Een oude legende.
ONDER de vele en velerlei overleveringen, die zich vastgeknoopt hebben aan het leven en den persoon van Nazareth's profeet - verhalen door dankbare vereerders samengevlochten tot een krans voor 's Meesters heilig hoofd - behoort ook die, welke verhaalt hoe een zekere vrouw, Veronica geheeten, op de via dolorosa, het bebloed en bezweet gelaat van Jezus heeft afgewischt met haren zakdoek, op welken toen, tot loon voor zulk een liefdedienst, het gelaat van den Meester zich afdrukte.
In den ‘dood van Pilatus’, een klein geschrift, komt een verhaal voor betreffende Tiberius Caesar, die, toen hij ernstig ziek was, een bode zond om te ontbieden den ‘geneesheer, die met één woord ziekten genas,’ en die woonde in het gebied van Pilatus. Nadat genoemde Landvoogd den afgezant meêgedeeld heeft, hoe hij juist dien man had laten kruisigen, begeeft deze zich op den terugweg, maar ontmoet zekere vrouw, met name Veronica, aan welke hij vroeg, waarom toch de Joden dien geneesheer gedood hadden. Dan verhaalt de vrouw, hoe zij eens - kort voor den dood van haren Meester - op weg zijnde om een schilder te verzoeken een gelijkend beeld van haren vriend te maken, den Meester ontmoette, die nadat hij vernomen had naar het doel van haar gang, op een inmiddels door hem aan haar gevraagden doek zijn gelaat afdrukt.
Het zien van die beeltenis geeft, zegt zij, aanstonds een mensch zijn gezondheid weder, ja, zij biedt aan meê naar den keizer te gaan. Inderdaad is deze dan ook, na het zien der afbeelding genezen, waarop hij een bevel uitvaardigt ter gevangenneming van Pilatus.
Eerst vermocht deze door macht van het zonder naad geweven kleed van Jezus den toorn des keizers aftewenden, maar als eindelijk een schandlijke dood hem dreigt, berooft hij zich zelf van 't leven.
Nadat hij zoo den smadelijken dood was gestorven, werd hij geworpen in den Tiber, doch Rome's inwoners haalden zijn lijk er uit en wierpen het in de Rhône, op de plek waar Vienne, d.i. via gehennae, weg ter helle, ligt. Andermaal wordt het ook uit die rivier gehaald en begraven op 't grondgebied van Lausanne, om nog eens opgedolven te worden en geworpen in een van bergen omgeven put, niet ver van den Mons Pileatus, van welken 't volksgeloof meent, dat nog jaarlijks op den Goeden vrijdag de duivelen het lijk van