| |
| |
| |
De slavenhandel.
ZIET gij ginds die zwarte rookwolk,
Die naar 't zwerk zich kronk'lend richt?...
Ziet gij d'akeligen vuurgloed,
Die den luchtkring hel verlicht?...
Ziet gij daar die wilde puinen
En het ruw verwoestingsveld,
Dat met zijnen treur'gen aanblik
U den geest en 't hart ontstelt?...
Hoort gij ginds die bange kreten
Van een volksstam in den nood,
Die wanhopig zwoegt en worstelt
Tegen onheil, ramp en dood?...
Hoort gij 't schreien van het wichtje,
't Jammerklagen van de vrouw,
't Zuchtend stenen van den grijzaard,
Buigende onder wee en rouw?..
Ziet ge die rampzaal'ge wezens,
Met den doodsangst op 't gelaat.
Kermend naar de wouden vluchten,
't Hoofd doorhakken in de straat?...
Hoort gij 't woest, dolzinnig tieren
Van de onmenschelijke hord',
Die gelijk bloeddorstige tigers
Op dat weerloos volk zich stort?...
| |
| |
't Is een wilde bende Araben,
Die door Congo's steppen vaart,
En in wreede en dolle woede
Al te vuur stelt en te zwaard!
't Zijn de snoode slavenhand'laars,
Die bij 't vrees'lijkst wraakgeluid,
Plund'ren. branden, mart'len, moorden
Voor 't verov'ren van hun' buit!...
Ha! die onbarmhart'ge beulen,
Met de roofzucht van de raaf,
Sloopen gansche negerdorpen
Voor het kapen van één slaaf!...
Ja, ze dooden gansch een volksstam
En vergieten stroomen bloed,
Om de zwarte te bemeest'ren,
Die hun' harem vullen moet..
Ziet die werelooze slaven
Van die hartelooze bende,
Welke als reed'loos vee hen slacht!...
Ziet die arme menschenkudde
Voortgezweept door hunne hand,
En hun voetspoor bloedig teek'nend
In het scherp en gloeiend zand...
Ziet, ja, de ouders en hun kind'ren,
Broêrs en zusters, diep bedrukt,
Leden van één huisgezinne,
Aan elkanders liefde ontrukt!
Ziet ze langs hun lijdenswegen
Hunk'ren naar een bete brood,
En verlangen in hun smarte
Naar 't verlossingsuur der dood!...
| |
| |
Ziet ze hong'ren, ziet ze dorsten,
Paar aan paar aaneengeknoopt,
En als koopwaar op de schepen
In een stiklucht opgehoopt!
Hoort ze veilen op de markten
En mishand'len als een dier!
Ziet ze onteeren en bezoed'len
Onder 't dolle volksgetier!
Ach! ginds ver in d'armen Congo
Rijst een droeve Golgotha,
Waar het bloed van zwarte broeders
Wordt vergoten vroeg en spa...
Aan den boord des Tanganika's
Als een nooit verzaadb're bloedhond,
Op een schrikbaar... lijkenbed!...
Ja, daar troont de snoode Camba,
Die den slaven in zijn' haat,
Gruw'lijk beide handen afhouwt
En daarmeê den jachttrom slaat!...
Ha! die monsterachtigheden
Roepen wrake bij den Heer!
't Diep beleedigd oud Europa
Duldt dien moord niet langer meer!
De eed'le Kerkvoogd van Carthago,
Trouw der slaven zaak verknocht,
Onderneemt, als tweede Kluiz'naar,
Een' heldhaft'gen pelgrimstocht...
Hij doorkruist de gansche wereld!
Door zijn vroom, welsprekend woord
Roept hij de aandacht aller volken
Op die gruw'len ongehoord!...
| |
| |
En bij 't tafereel der smarten
Van de onzaal'ge slavernij
Slaakt m'een kreet van verontwaard'ging
En van 't diepste medelij!..
Van het oosten tot het westen,
Van het zuiden tot het noord,
Rolt die noodkreet als een donder
Door de christen landen voort...
En die stemme vindt ook weerklank
Aan ons Maas- en Scheldestrand:
Tot bestrijding van die gruwlen
Staat men op ten allen kant...
't Vrome, katholieke Vlaand'ren
Brengt ook mild zijn aandeel bij
Tot verlossing van de slaven
Uit den klauw der barbarij...
O! Hebt dank, gij, landgenooten,
Om dat hoogst verdienstlijk werk,
Want gij toont u ware zonen
Van onze edelmoed'ge Kerk!
O! Hebt dank in naam der slaven,
Die gij 't leven wederschenkt
En uit 't rijk der duisternisse
Tot het licht der waarheid brengt...
O! Hebt dank, geloofsgenooten,
Die uwe arme broeders redt,
En 't gevloekt Mahometismus
In den Congo 't hoofd verplet...
O! Hebt dank, ja, dank en hulde,
En verheugt u in 't genot
Uwen naam te zien geschreven
In 't erkent'nisboek bij God!
|
|