| |
| |
| |
Wenken en vragen.
Voorde, voord, voort, (zie bladzyde 191 hier voren), oudtijds ook wel als voerde en foerde en foirt geschreven (waarvan nog de naam van het dorp Helvoirt in Noord-Brabant), is een oud en goed Dietsch of Algemeen-Nederlandsch woord, dat nog heden hier en daar in afgelegene oorden van de noordelike Nederlanden in de volkspreektaal voortkomt - al en melden de geijkte woordeboeken onzer tale het niet. Het beteekent: doorwaadbare plaats in eene rivier, beek of ander water, die aan mensch of vee of voertuig gelegenheid geeft van den eenen oever van het water naar den anderen te komen - in tegenstelling met wed of wad, dat eene ondiepe plaats in eenig water aanduidt, die zich langs den eenen oever, of hoogstens tot midden in het water uitstrekt, maar niet dwars door het water voert. De voorde dient voor overgang, het wed of wad voor wad- of badplaats voor mensch en dier. Het woord voorde moge misschien, van taal wegen, oorspronkelik met het woord vaart in verband staan, in beteekenis en heeft het daar niet mede te doen. Maar met de Friesche, Engelsche en Hoogduitsche woorden firde, ford en furt staat het Dietsche woord voorde gelijk, zoo wel in taalkundigen oorsprong als in beteekenisse.
Oudtijds, toen er nog maar weinig bruggen waren, zocht men ondiepe plaatsen in rivieren en beken en andere waterloopen op, waar de reizende man, of die anderszins aan den anderen oever des waters wilde wezen, te voet of te peerd of in eenen wagen koste doorwaden, doortrekken, zonder van een schip of ander vaartuig gebruik te maken. Tot meerdere veiligheid en gemak, en om te verhoeden dat de wader niet al te diep in den veelal slappen bodem, onder 't water, zoude wegzakken, liet men groote vrachten zand zinken in die voorden. Met andere woorden, men bevloerde de voorde met zand. En zulk eene voorde, met zand bevloerd, noemde men, 't spreekt van zelve, eene zandvoorde. By die zandvoorden, die liever en menigvuldiger door het volk gebruikt werden als de andere, de onbevloerde voorden, boude men weldra herbergen, waar de wader, voor of na zynen soms lastigen tocht,
| |
| |
zich verpoozen of wat uitrusten koste. Spoedig werden al meer huizen daar geboud, by toenemend verkeer van volk; daar ontstond eene buurt. Dan stichtte men in die buurt eene kerke, en - 't dorp Zandvoorde of Zandvoort was ontstaan, heette aldus naar de zandvoorde die d'eerste aanleidinge tot zijn ontstaan geweest was, en bleef dien naam dragen tot den dag van heden. Dit is de oorsprong van den name der twee Westvlaamsche dorpen Zandvoorde, een by Yperen en een by Oostende. (In den Indicateur des Postes de Belgique - Bruxelles, 1878, vind ik het eerstgenoemde dorp als Zantvoorde, het andere als Zandvoorde geschreven; dit is natuurlik eene onredelike, geheel willekeurige en niets beteekenende onderscheidinge, die geene navolging verdient). En verder is dit eveneens de oorsprong van den naam Zandvoort, eigen aan een dorp by Haarlem in Holland; van Zandvoort, dorp in Eemland, gewest Utrecht; van Zandvoort buurt by den dorpe Gieten in Drente; van den naam der voormalige heerlikheit Zandvoort op 't eiland Walcheren (Zeeland); van Santfort, zooals een gehucht heet by den dorpe Ittervoort (dat is: de voorde door 't rivierke de Itter) in Noord-Nederlandsch Limburg, enz. Ook nög van den naam Sandfirde (in het Friesch letterlik het zelfde als Zandvoort in het Dietsch), een dorp in Friesland, grieteny Wymbritseradeel; van verschillende plaatsnamen Sandforth, Sandford, Sandiforth (Engelsch sandy = Dietsch zandig, zanderig) in Engelland; van Sandförde, dorp by Uckermünde in Pommeren; van Sandfordt, buurt by Brockenhagen in Westfalen; van Sandfurth, dorp aan de Elve, by Wolmirstedt in het
Pruissische gewest Sachsen, en van nog vele andere dergelyke plaatsnamen in Duitschland.
Soms gebruikte men ook wel steenen in plaats van zand, om eene voorde hard te maken, te bevloeren. Zulk eene met steen bevloerde voorde noemde men dan natuurlik eene steenvoorde -oorsprong van den naam Steenvoorde by Hasselt in Limburg te Fernat, en van dien des dorps Steenvoorde in Fransch-Vlaanderen. Verder van de plaatsnamen Steenvoorde, gehucht by den dorpe Duizel in Noord-Brabant; van Steinfort by Almen in Gelderland; van Steinfort, een dorp in Luxemburg; van Steinforde, een dorp by Celle in Hanover; van Steinfurt, stad in Westfalen, en van nog zeer vele andere dergelyke plaatsnamen in Duitschland.
Trouens, plaatsnamen met het woord voorde, voort, fort, ford, firde, furth, enz. samengesteld, zijn zeer talrijk in alle Germaansche landen. En meestal zijn deze namen gemakkelijk om te verklaren. Was by voorbeelde, zulk eene voorde byzonder breed, dan noemde men haar, in tegenstelling van andere, smallere voorden, de breede voorde - oorsprong van den naam der stede Bredevoort in Gelderland; van Breitenfurt, een dorp by Eichstadt in Beieren, en van de Broadford-bay op het eiland Skye - (Schotland). Eene
| |
| |
voorde, die men moeste doortrekken om naar de stad Bremen te gaan, noemde men de Bremervoorde - oorsprong van den naam der stede Bremervörde in Hanover. Woonde het geslacht der Wallingen, de nakomelingschap van eenen man, die den name van Wallo gedragen had, aan zulk eene voorde, of behoorde de grond daarom heen, aan die Wallingen, men noemde haar de Wallingvoorde - en zoo heet eene stad in Engelland, te weten Wallingford. Werd eene andere voorde veelal gebruikt om ossen of ander rundvee door het water te dryven, dan gat men daaraan den naam van de ossenvoorde - zooals de stad Oxford in Engelland heet, en de stad Ochsenfurt san de Main, by Würzburg in Beieren. En in zoo verre de woorden, de plaatsnaamsuitgangen voorde en drecht, trecht (Utrecht), tricht (Maastricht), dracht (Drachten in Friesland) in beteekenisse ten nausten zijn verwant, ook Ossendrecht, de naam van een dorp aan de Schelde in Noord-Brabant. Waren het geen ossen, maar koeien, waar de voorde veelvuldig voor gebruikt werd, de naam koevoorde kwam daar in gebruik, en leeft nog in Friesland, als Koeforde, in het Friesch Koufirde, de naam van een meer en van een gehucht aan den oever van dat meer, bezuiden Sneek; en in Drente, als de naam van het stedeken Koevorden. Onverstand, en Hollandsche overmoed, in geijkten zin, die den Frieschen namen de noodige aandacht niet weerdig keurt, heeft deze Friesche Koufirde, in goed Dietsch Koeforde of Koevoorde, tot Koevoet verbasterd. Eindelik nog, diende eene voorde wel, of gemeenlik, om zwynen aan den overkant des waters te brengen, die zwijnvoorde gaf heuren naam aan de stad
Schweinfurt in Beieren. Hier by mag, ter vergelykinge, de naam Zwijndrecht geaoemd worden, die eigen is aan een dorp in 't Land van Waas, en aan een ander in Holland, tegenover Dordrecht. De Frankenvoorde, de stad Frankfurt in Duitschland, draagt haren naam naar het volk der Franken; en naar den Duitschen volksstam der Hessen (Hassen, Catten) heet de stad Hassfurt in Beieren.
Telt men de plaatsnamen met voort, furt, ford samengesteld, in de Nederlanden by tientallen en in Duitschland by honderdtallen, dat ook Engelland daarvan zijn deel heeft, kan men lezen in het werk van Rev. Isaac Taylor, Words and Places (London, 1865), waar men op bladzyden 253 en 254 het volgende vermeld vindt:
‘But nothing shows more conclusively the unbridged state of the streams, than the fact that where the great lines of Roman road are intersected by rivers, we so frequently find important towns bearing the Saxon suffix ford. At Oxford, Hereford, Hertford, Bedford, Stratford on Avon, Stafford, Wallingford, Guilford and Chelmsford, considerable streams had to be forded. In the kingdom of Essex, within twenty miles of London, we find the names Ilford, Romford, Stapleford, Passingford, Stan- | |
| |
ford, Woodford, Chingford, Stortford, Oldford and Stratforá. We find the same state of things in Kent. The Medway had to be forded at Aylesford, the Darent at Dartford and at Ortford, and the Stour at Ashford.’
In West-Vlaanderen heeft het woord voorde nog eene eenigszins gewyzigde beteekenis. Te weten die van ‘dam dien men maakt in eenen gracht om daarover te ryden’ (zie de Bo, Westvlaamsch Idioticon, op het woord voord). Volgens het algemeene Nederlandsch spraakgebruik, is een dam geen voorde. Maar eene voorde kan zeer geleidelik in eenen dam overgaan, eene voorde kan zeer gemakkelik een dam worden. Immers, zoo men wilde dat de voorden, byzonderlik de zand- en steenvoorden, in goeden staat zouden blyven, dan moest men ze onderhouden; dat is: men moest er van tijd tot tijd op nieu zand of steenen op brengen. Door die herhaalde aanvullingen werden de voorden al hooger en hooger, en daardoor het water dat daar boven stond, zoo veel te vloker, dus ook de overgang voor mensch en vee zoo veel te gemakkeliker. Eindelik, eens by byzonder laag water, daar stond de oppervlakte van de voorde met den waterspiegel gelijk, of misschien reeds een weinig daar boven. De voorde was een dam geworden, dien men droogvoets kon overgaan. Zoo is het zekerlik ook wel in West-Vlaanderen gegaan, en heeft de voorde, ofschoon feitelik een dam geworden, als 't ware een weg door het water, toch heuren ouden naam behouden.
By de geslachtsnamen, rechtstreeks aan het woord voorde ontleent, en op bladzyde 192 vermeld, moeten nog genoemd worden Voorda en Voerda (Friesche formen), Vervoorde en Vervoerde, en Voortman. Plaatsnamen, met het woord voorde samengesteld, zijn er ook menigvuldig als maagschapsnamen in gebruik genomen. By Van Poelvoorde noemen wy nog Van Breevooraè, Van Langevoort, Ten Bengevoort, Wagenvoorde en eenige anderen die men op bladzyde 283 van mijn geslachtsnamenboek vinden kan.
De juiste beteekenis uit te vinden van de eerste lettergrepen der Zuid-Nederlandsche plaatsnamen, op voorde, voort of fort eindigende, laat ik geerne aan de Vlaamsche, Brabantsche en Limburgsche navorschers over.
Aangaande het woord voorde kan men ook nog vergelyken hetgene vermeld staat op bladzyden 180 en 181, jaargang 1877 van het Brugsche weekblad Rond den Heerd.
Ten slotte zy nog opgemerkt, dat het oude, zuiver en goed Dietsche woord voorde, in de beteekenis van ‘doorwaadbare plaats’, nog in den hedendaagschen volksmond levende, vryelik in onze schrijf- en spreektale mag, ja moet gebruikt worden, door iederen Nederlander, hy zy Vlaming of Hollander, die zyne taal, ook in heure oude en volkseigene formen, in eere houdt.
Haarlem.
Johan Winkler.
|
|