Het Belfort. Jaargang 6
(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
[pagina 185]
| |
Geschiedenis der benedictijner abdij van Affligem.Ga naar voetnoot(1)SEDFRT eenige jaren hebben de historische studiën hier te lande eene buitengewone ontwikkeling genomen. Geene stad van eenig belang, of zij heeft reeds hare geschiedenis; talrijke dorpen, waaronder de meeste der provinciën Oost-Vlaanderen en Brabant, hebben insgelijks reeds de hunne, terwijl het getal tot heden verschenen monographieën over onze aloude gilden en neringen, kloosters, kerken en broederschappen, en meer andere, zoo geestelijke als wereldlijke, instellingen, waarlijk verbazend mag worden geheeten. De tijd is voorbij dat onze oude kroniekschrijvers, veelal slechts zonder onderzoek herhalende wat hunne voorgangers te boek stelden, op hun woord werden geloofd; men is tot de overtuiging gekomen dat het in de geschrevene bronnen zelve is, in de openbare archieven, dat de waarheid moet worden opgespoord, wil men een werk leveren dat op nauwkeurigheid mag aanspraak maken en aan de eischen der hedendaagsche wetenschap beantwoordt. Zooveel toch werd over het leven en streven onzer voorouders vooruitgezet, wat bij eene betere inzage gebleken is valsch te zijn, en zoo oneindig veel bijzonderheden, aangaande hunnen handel en wandel, zijn nog uit het stof der perkamenten, uit de oude rekeningen en schriftbundels te voorschijn te brengen, dat wij iedere poging om het verledene op te klaren volmondig, ja geestdriftig toejuichen. Onder de instellingen, wier geschiedenis een bijzonder belang aanbiedt, behooren voorzeker de abdijen, op onzen bodem vroeger bestaande, in de eerste plaats te worden gesteld; die gestichten, immers, waren niet alleen huizen van gebed en boete, maar zoovele brandpunten van beschaving, waar de kunsten, letteren en wetenschappen te allen tijde met voorliefde beoefend werden, gelijk het hun te danken is dat de oorspronkelijk dorre landstreek, waar | |
[pagina 186]
| |
[pagina 187]
| |
zij hunnen zetel hadden gevestigd, in vruchtbare landerijen werden herschapen, wat den stoffelijken vooruitgang der bevolking niet weinig hielp bevorderen. Mochten wij in deze laatste tijden kennis maken met de geschiedenis der abdijen van Postel en Tongerloo, - twee merkwaardige gewrochten, welke bij hunne verschijning op het loffelijkst werden beoordeeld, - thans weer hadden wij het genoegen een soortgelijk werk te doorbladeren, der oude en beroemde abdij van Affligem, eene der rijkste en machtigste van geheel België, toegewijd. De schrijver dier geschiedenis is een kloosterling van het huis te Dendermonde, alwaar de overgeblevene archieven der abdij bewaard worden. Deze bestaan uit nog een groot getal charters en registers, handschriftelijke kronieken enz., maar inzonderheid uit de aanteekeningen van den proost Beda Regaus, niet min dan tien zwaarlijvige folianten beslaande, waarin, naast de overschrijving van de meeste zegelbrieven der abdij, het geheel verledene dezes stichts onder den titel: Hafflighemum illustratum, wordt medegedeeld. Het is uit dezen rijken oorkondenschat, de stof bevattende om eenmaal eene der belangrijkste en volledigste geschiedenissen van eene onzer vroegere kloostergemeenten tot stand te brengen, dat Dom Bernard, zonder, zooals hij bekent, het inzicht te hebben gehad ‘een geleerd werk op te stellen, verrijkt met vernuftige opzoekingen en afleidingen’, zijn gewrocht heeft samengesteld. Hij heeft dit gedaan op eene wijze, die ledereen bevredigen kan, ja wij aarzelen niet te verklaren dat de schrijver, met zijn boek vooral voor het volk te bestemmen, in zijn voornemen ten volle geslaagd is. De lezers van het Belfort reeds met den hoofdzakelijken inhoud der Geschiedenis van Affligem bekend gemaakt zijnde, zouden wij ons kunnen onthouden er verder over uit te weiden' Wij willen echter doen uitschijnen dat het boek iets meer bevat dan de geestelijke inrichting der abdij, dan het leven en de handelingen der prelaten, die elkaar sedert de XIe tot op het laatste | |
[pagina 188]
| |
der XVIIIe eeuw in het bewind hebben opgevolgd; het behelst daarenboven de toelichting van een groot getal feiten, in verband met de algemeene landsgeschiedenis; geeft bijzonderheden op over de bezittingen der abdij in andere plaatsen, als Assche, Wieze, Herdersem, Merchtem, Waver, Frasnes, Bornhem, Vlierbeke, St.-Andries-bij-Brugge enz., en houdt voor de liefhebbers der kunstgeschiedenis en der oude fraaie letteren meer dan éene bladzijde in, welke met voldoening zullen gelezen worden. Zoo treft men onder de bijlagen eenen brief aan van den geleerden Desroches, het verzoek uitdrukkende om de handschriften van Affligem, met het oog op zijne historische studiën, te mogen raadplegen, benevens eene opgave der voornaamste kunststukken, ten jare 1777 in de abdij aanwezig, waaronder de Kruisdraging van Christus, door Rubens; eene schets van denzelfden meester, voorstellende de Mirakelen van den H. Benedictus; vier tafereelen van Crayer en eene schilderij van Geeraard Zegers, waarop de Verloochening van Christus door Petrus was afgemaald. Het verhaal der gebeurtenissen te Affligem onder Lodewijk XIVe en op het einde der verledene eeuw komt ons mede zeer lezenswaardig voor. Het boek is net gedrukt, met verscheidene platen versierd,Ga naar voetnoot(1) en zal, wij twijfelen er niet aan, door alwie het aloude Affligem, sedert eenige jaren heropgericht, wil leeren kennen, met genoegen onthaald worden. J.B. |
|