Het Belfort. Jaargang 6
(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
Prins Boudewijn.EEN onmetelijk verlies heeft het Koninklijk Stamhuis en het Vaderland getroffen. De jonge, beminnelijke en reeds zoo volksgeliefde prins Boudewijn, vermoedelijke opvolger van koning Leopold II, is in den nacht van 22-23 Januari, gansch onvoorzien, gestorven. De overledene was het sieraad, de trots en vreugde zijner familie, de hoop der Belgische natie. Zacht en innemend van gelaat, met zedigen oogslag, vriendelijk van omgang, schrander, leerzuchtig, ordelievend en stipt op de vervulling zijner plichten, had hij het oor geleend aan de wijze lessen zijner moeder, eene christene vrouw bij uitnemendheid. Jeugd, vroomheid, begaafdheid, helder verstand, glansrijke toekomst, reine populariteit - alles is nu plotseling, als met de snelheid des bliksems, weg voor altijd weg, zonder het minste spoor achter te laten, alsof de ongelukkige nooit hadde geleefd... Eenieder beseft, welke diepe smart dit overlijden berokkent aan de Leden van het reeds zoo lang en zoo bitter beproefde Vorstenhuis, gelijk elke vaderlander, die het hart op de rechte plaats heeft, rechtzinnig daar deel in neemt. Vlaanderen vooral heeft reden daartoe... Het begroette in prins Boudewijn den blijden dageraad eener schitterende herleving; immers het weet hoe oprecht hartelijk, met hoeveel toewijding de overledene onze taal had geleerd, hoezeer hij er zich op toelegde om meer en meer op de hoogte te zijn van onze | |
[pagina 179]
| |
moderne letterkundeGa naar voetnoot(1) hoe zuiver en sierlijk hij zich wist uit te drukken in het Vlaamsch, hoewel onophoudelijk in eene omgeving verkeerende, waar onze taal geen toegang vindt... België zou later eenen Koning gehad hebben, niet alleen vroom, goedhartig, minzaam, menschlievend en verstandig, maar ook bekwaam om al zijne zonen, zonder onderscheid, te woord te staan; eenen Koning, die geen vreemdeling zou geweest zijn voor den Vlaming; wiens edel voorbeeld, ongetwijfeld, steeds den heilzaamsten invloed zou hebben geoefend op de hoogere standen, en vele vooroordeelen ten opzichte van onze taal zou hebben te niet gedaan. Ook - de geschiedenis zal het niet verzwijgen - het Vlaamsche volk heeft den jongen Prins zijne hulde en eerbied niet onthouden, maar hem, bij iedere gelegenheid, getoond - dat het, gelijk zijne voorouders, warme liefde en grondige verknochtheid gevoelt voor vorsten, die zijn recht eerbiedigen en ijveren willen voor zijne zedelijke grootheid. De weergalooze geestdrift, waarmede de Prins te Brugge werd onthaald gedurende het Breidelen de Coninckfeest, vooral in den Vlaamschen schouwburg, waar oud en jong, man en vrouw, geleerde en ambachtsman hem toejuichten met eenen geestdrift, met eene vervoering als zeker nooit te voren een prins of koning had gezien - diezelfde stemming ontmoette hij te Brussel, te Mechelen en te Antwerpen, en zou hij evenzeer te Gent en te Hasselt, bij zijn eerste bezoek in die steden, hebben waargenomen. Ja, Vlaanderen had hem hartstochtelijk lief! Op hem was al zijne hoop gesteund. Wat Leopold II - het moet te zijner eere gezegd zijn - zelf wijselijk begonnen en voor zijnen opvolger geordend had, zou Prins Boudewijn met hartelijkheid en vaderlandsche fierheid hebben uitgewrocht, tot blijvend nut van het land, tot onvergankelijke eer van het Vorstenhuis! | |
[pagina 180]
| |
De Voorzienigheid heeft niet gewild dat onze hoop, althans met prins Boudewijn, wierde verwezenlijkt. Wij bukken, zonder morren, het hoofd voor Hare wijze raadsbesluiten, en sturen den veelbelovenden jongeling onze hartelijke beden na.
Dat de naam van Prins Boudewijn onder ons in zegening blijve! Dat hij, vooral in Vlaanderen, leve - niet alleen in ons hart, als plichtmatigen tol van verschuldigde dankbaarheid, maar ook op de tong der volgende geslachten, als een eeuwigdurende wenk en voorbeeld voor degenen, wier rang en staat vorderen dat zij broederlijk de hand reiken tot de menigte, bij wisseling van gedachten en gevoelens, in stede van, door minachting van de landtaal, de klove tusschen hen en het Vlaamsche volk dagelijks dieper te delven.... Vlaanderen kan - en wij hopen: Vlaanderen zál die hulde niet ontzeggen aan het streven van den geliefden Prins. Dat elke stad, ieder vlek van eenige aangelegenheid, in ons gewest, aan een plein of straat den dierbaren naam geve van Prins Boudewijn, en aldus, beter en duurzamer dan steen of brons vermogen, dien naam vereeuwige voor het Vlaamsche volk, dat in den edelaardigen twee-en-twintigjarigen jongeling eenen toekomstigen Vader en Beschermer verliest. F.D. |
|