Het Belfort. Jaargang 6
(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Vondels werken.Ga naar voetnoot(1)WEDEROM is er een deel verschenen van die standaarduitgave van den prins der Nederlandsche dichters. Deze nieuwe druk is eene ware volksuitgave om zijnen uitermaten goeden koop en eene prachtuitgave om de sierlijkheid van uitvoering en de menigvuldige platen welke den tekst opsieren. De platen zijn meesterlijke nabootsingen van die welke de oorspronkelijke uitgaven opluisterden, en waarvan hier eenige specimens onder de honderden gegrepen. De 107 figuren der Vorstelijcke Warande der dieren werden in 1607 geteekend door Marc Gerarts van Brugge. Het onderhavige deel geeft het treurspel Maria Stuart en De Leeuwendalers in 1887 te Antwerpen opgevoerd ter gelegenheid van het 300jarig jubelfeest van Vondels geboorte. Hier is het natuurlijk de zaak niet Vondel te beoordeelen, doch zeggen wij toch het een en het ander door de bevoegdste critici geschreven. Nicolaas Beets schrijft: ‘Gelukkig, gelukkig voor den Vorst en Vader der Nederlandsche dichteren, indien hij, na twee eeuwen onder de kinderen van die vaderen, in wier midden hij gezongen en die hij bezongen heeft, den man mocht vinden, die in staat en gezind was, hen voor te lichten en op het rechte standpunt te plaatsen, om hem | |
[pagina 57]
| |
in dit alles te doen verstaan, hem recht te laten wedervaren, te doen bewonderen en genieten! En het is Jacob van Lennep geweest, die in volle kracht en rijpheid des mannelijken leeftijds daartoe den moed en
de roeping gevoeld heeft; Jacob van Lennep, in wien zich alles vereenigde, om zich van deze taak op de voortreffelijkste wijze te kwijten.’ Wie is Vondel en wat is er te leeren bij hem? Men hoore daarover Van Lennep zelf: hij richt | |
[pagina 58]
| |
het woord tot ‘al wie zijn taal en stijl verlangt te vormen en te beschaven’:
Joost van den Vondel.
Het is Vondel, ‘die meer dan iemand heeft bijgedragen om aan Nederlands taal, tot aan zijn tijd nog | |
[pagina 59]
| |
ruw en onbeschaafd, regelmatige en edele vormen te geven, haar van uitheemsche bestanddeelen te zuiveren,
den rijken, doch nog onbekenden en verwaarloosden schat, dien zij in zich sloot, op te delven, te ont- | |
[pagina 60]
| |
ginnen en in omloop te brengen, haar met een zwier, een kracht, een liefelijkheid te omkleeden als niemand voorheen bij haar vermoed had’. Vondel, ‘al waren zijne tallooze dichtvruchten door een balsturig noodlot
ons onthouden geworden, zou nog om zijn prozastijl als de schepper van een rein, helder, verstaanbaar en welklinkend Nederduitsch, als het voorwerp van aller bewondering, als de gids en vraagbaak aller schrijvers in onze taal, mogen worden genoemd. De jongeling, | |
[pagina 61]
| |
die zich tot dichten voelt opgewekt, doch de geheimenissen van maat en rijm nog niet genoeg heeft leeren doorgronden, neme Vondel daarin tot zijnen onderwijzer
aan: geen beter gids en leidsman kan hij zich kiezen. Ook tot de studie, de aanhoudende studie van Bilderdijk, zoo verbazend groot als dichter en taalbeheerscher, begeve zich de toekomstige dichter, maar | |
[pagina 62]
| |
niet vroeger, dan wanneer hij door de studie van Vondel gevormd is.’ En ook hij, ‘die zonder zich in de sfeeren der poëzie te willen wagen, er prijs op
stelt, een zuiver, klaar, gekuischt en logisch Nederlandsch te schrijven, bevrijd van die spraakwendingen, welke ook de beste hedendaagsche schrijvers, ten gevolge hunner gewoonte om Engelsch, Fransch of Hoogduitsch te | |
[pagina 63]
| |
lezen, maar al te dikwerf en doorgaans onwillekeurig van elders overnemen, leere van Vondel zijne Moedertaal gebruiken; van hem den rijkdom kennen, dien zij aanbiedt; van hem, nooit verlegen te zijn met de keus der uitdrukkingen, die hij behoeft, met de schikking van woorden en volzinnen, met de vormen van betoog en perioden.’ Dr H. Claeys schrijft ‘met één woord: Vondelis onze grootste leermeester in taal en dichtkunst, en Van Lennep, onze betrouwbaarste leidsman tot Vondel.’
De groote uitgave van Van Lennep met dezes critieken, aanmerkingen en ophelderingen kostte honderden, deze uitgave beraamd op 24 boekdeelen kost slechts fr. 1,30 per deel ingenaaid en in rijken archaïken linnen band volgens den stijl van Vondels tijd fr. 2,00. Ter kennismaking worden eenige exemplaren der afzonderlijke deelen separaat verkocht. | |
[pagina 64]
| |
Thans zijn er reeds 14 deelen verschenen waarvan hier de lijst: 1o Hierusalem verwoest. - De Heerlyckheid van Salomon. - Helden Godes. - 2o Gysbreght van Aemstel. - Eelektra. - Maeghden. - 3o Het Pascha. - De Gulden Winckel. - De Vaderen. - 4o Vorstelycke Warande der dieren. - 5o De Amsteldamsche Hecuba.- Palamedes. - 6o Hippolytus. - 7o Jozef of Sofompaneas. - 8o Gebroeders. - Jozef in Dothan. - Jozef in Egypte. - 9o Peter en Pauwel. - Heldinne brieven. - 10o Brieven der Maeghden. - Grotius Testament. - 11o Altaargeheimenissen. - 12o Publius Virgilius Maroos Wercken 1e deel. - 13o Publius Virgilius Wercken 2e deel. - 14o Maria Stuart. - Leeuwendalers. |
|