Het Belfort. Jaargang 6
(1891)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
De naam van Sint-Bavo.Tuum mundo toto, Bavo,
sed praesertim fit Gandavo
celebre solempnium.
Grex insignis de patrono
plausu mentis, oris sono
concinit praeconium.
Uit: Missale ad verum cathedralis ecclesiae Traiectensis ritum. Antverp: 1540.
TWEE Oud-Nederlandsche steden zijn er, beiden aanzienlike hoofdsteden, van ouds zoo wel als nog heden ten dage, beiden van ouds bekend en vermaard, ja beroemd in heure geschiedenis, beiden ook, in heur hedendaagsch bestaan, nog met eere bekend in al de Dietsche gouen, en by den vreemdeling daar buiten. En beiden hebben zy, in onderscheidinge van alle andere Dietsche steden van heuren rang, ook nog deze zake gemeen, dat heure hoofdkerken gewijd zijn op den name des zelfden Heilige, van St-Bavo. De steden, hier bedoeld, zijn Gent in Vlaanderen en Haarlem in Holland. D'omstandigheid, dat de schryver van dit opstel te Haarlem woont, en dat hy eene bydrage wenscht te schryven voor dit tijdschrift, dat te Gent uitgegeven wordt, brengt er hem als van zelve toe, om den naam van St-Bavo als onderwerp voor zijn opstel te nemen, en van dien naam in taalkundigen - of laat ik liever schryven: in naamkundigen zin, het eene en andere mede te deelen.
De geschiedenis meldt ons dat St-Bavo omstreeks | |
[pagina 52]
| |
den jare 590 geboren is in de Haspengou, dat is het zuidelike deel van het hedendaagsche gewest (Belgisch-) Limburg. De Haspengou, heden ten dage voor een deel, langs de grensen van het Land van Luik, verwaalscht, is oorspronkelik eene geheel Dietsche gou geweest. De namen der plaatsen, in dit hedendaags half- of heel-verwaalschte deel der Haspengou gelegenGa naar voetnoot(1), duiden nog onweêrsprekelik aan, dat zy van Dietschen, van Oud-Germaanschen oorsprong zijn; dat de lieden die deze naamden eerst formden, noemden, in gebruik namen, Dietschers waren en geen Walen; dat Dietsch (Germaansch), en niet Waalsch (Romaansch), hunne moedertaal was. Ja, sporen, kenteekenen van het Dietsche taalgebied, zoo als blijkt uit plaatsnamen en anderszins, strekken zich nog uit, van de Haspengou uitgaande, tot over de grensen van die landstreek, tot in de noordwestelike grensstrook van het Land van Luik. St-Bavo, in de Haspengou geboren, uit eene aanzienlike Haspengousche maagschap, een man die in zyne voorouderlike gou vele bezittingen had, en die aldaar ook het eerste gedeelte van zijn leven doorbracht, tot hy, weduwnaar geworden zijnde, op manneliken leeftijd zich bekeerde, en te Gent in een klooster ging - St-Bavo is dus wel degelik een Dietscher geweest, van lands-, volks- en taal wegen. Hy moet in den volsten zin des woords een Nederlandsche Heilige genoemd worden. Immers ook in de Nederlanden, en wel in Vlaanderen, heeft St-Bavo, na zyne bekeering, als monnik en kluizenaar zijn heilig leven doorgebracht en voleindigd. En in de Nederlanden, in Vlaanderen zoo wel als in Holland, wordt hy ook byzonderlik | |
[pagina 53]
| |
vereerd. In der daad, te recht moet St-Bavo een Nederlandsche Heilige heeten. De geschiedenisboeken berichten ons nog dat St-Bavo ook (of eigentlik?) den naam van Alewin droeg. In den Dagwijzer van het Brugsche tijdschrift Rond den Heerd lezen wy op bladzyde 345 van jaargang 1888, ten dage van 1 October, den dag aan St-Bavo gewijd: ‘Heer Allewin, geheeten Baue of Bavo’. Nu is Alewin of Allewin, in zynen oudsten form Athalwin, later Adelwin of Adelwyn, in zynen hedendaagschen form AlewijnGa naar voetnoot(1), ook een echt Oud-Germaansche, een zuiver Dietsche mansdoopnaam, en beteekent Edele vriend. Hoe nu evenwel deze zaak van twee namen by eenen man eigentlik bestaat - of daar misschien by het leven des Heiligen eene naamsverwisseling plaats gevonden heeft, lijk by St-Paulus, die vóor zyne bekeeringe Saulus hiet, of iet anders - 'k en wete 't niet. En hoe dit dan ook zijn moge, de H. Kerke en kent onzen Heilige anders niet, in geijkten zin, als onder den name van St-Bavo. Aan dien naam dan willen wy ons hier houden, en dien naam nader beschouen.
Van eenen Germaanschen, eenen Dietschen man en kan men anders niet verwachten als dat hy ook eenen Germaanschen, eenen Dietschen naam drage, of anders eenen naam in Dietschen form. Althans in die tyden toen St-Bavo leefde, dagen die, in volkenkundig opzicht, rechtzinnige tyden mogen heeten, en toen geen | |
[pagina 54]
| |
eerlik man zich zyner volksaard en schaamde, nochte Franschman wilde schynen als hy Vlaming was. En zoo is het ook met den naam van St-Bavo. In der daad is Bavo een echt Germaansche mansdoopnaam, in Dietschen form. Het schijnt echter dat Bavo, oudtijds zoo min als heden ten dage, nooit een byzonder volksaardige en volkseigene, nooit een veelvuldig en algemeen gebruikelike naam geweest zy, by onze voorouders. Want al treft men dezen naam, van St-Bavo's tyden af, door alle eeuen henen tot nu toe, in oude oorkonden en op de bladzyden der geschiedenisboeken, en in het hedendaagsche dageliksche leven hier en daar, nu en dan wel eens aan, Bavo behoort toch altijd en overal tot de zeldzaam voorkomende namen. D'omstandigheid dat daar in onze gewesten ook maar weinig kerken zijn, op den name van St-Bavo gewijdGa naar voetnoot(1), is ongetwyfeld almede oorzaak van dit verschijnsel. Immers de ouders plegen geerne hunnen kinderen den name te geven van den patroon hunner parochie-kerke. En toch! ongetwyfeld is St-Bavo by onze voorouders in de middeleeuen steeds en algemeen in groote vereeringe geweest, en heeft men zynen gedenkdag, die op den 1st van Wijnmaand valt, toenmaals met byzondere toewyding en feestelikheid gevierd. Anders toch en is het niet te verklaren, hoe die feestdag van St-Bavo, oudtijds voluit ‘St-Bavo-misse’Ga naar voetnoot(2) genaamd, zynen naam op de geheele Wijnmaand heeft kunnen overbrengen. Immers nog heden ten dage noemt men | |
[pagina 55]
| |
in Vlaanderen, en elders in de Zuidelike Nederlanden, de maand October gemeenlik Bamisse, eene verkorting, by samentrekkinge, van den vollen naam St-Bavo-misse. Ook in sommige Noord-Nederlandsche gewesten, in Zeeland en in Noord-Brabant is de naam Bamisse, in plaats van October, nog wel by den volke bekend en in gebruik. En dat in de middeleeuen en nog later, deze naam Bamisse ook in het eigentlike Holland voor de geheele Octobermaand gold, blijkt uit menige oorkonde, in die tyden en daar te lande opgesteld. Dit strekt zekerlik wel ten bewyze van de groote bekendheid en vereering die St-Bavo by de oude Nederlanderen had. Maar tevens is dit in zonderlinge en my onverklaarbare tegenstrydigheid met de feiten, eerstens, dat er zoo weinig kerken in onze gewesten aan St-Bavo gewijd zijn, en dan, dat de naam Bavo zoo betrekkelik zeldzaam by ons volk als doopnaam in gebruik was en is. (Wordt vervolgd.) Haarlem. Johan Winkler. |
|