Abdij van Affligem.
DIT benedictijner klooster, waarvan hiernevens de bouw vóór de verwoesting onder den Franschen tijd en de heropbouw in 1870 weergegeven zijn, nevens oude zegels en wapenschilden van abten, het portret van proost Haftenus en eenen brief in fac-simile van kardinaal van Frankenbergh aartsbisschop van Mechelen, was eene der merkwaardigste, rijkste, machtigste en meest vermaarde abdijen van geheel België.
Gesticht in 1036 door 5 of 6 ridders, waaronder Geeraard de Zwarte, welke getroffen door het woord van den monnik Wiederik der St.-Pietersabdij te Gent, boete wilden doen over hunne onrechtvaardigheden en losbandigheid, telde zij in den loop der eeuwen vele abten en paters van adelijken bloede, zooals leden van het grafelijk huis van Brabant, van de Croij's, van de heeren van Assche, enz. enz.
In haar campo santo rusten de gemalin van Hertog Hendrik I van Brabant, Godfried met den Baard van Leuven, Aleidis gewezen koningin van Engeland, ridder Heribrand, Engelbrecht Calfstert, Boudewijn van Aalst, Jan graaf van Aarschot, Segher van Crainhem, Raas van Gaver, Bisschop Gwijde van Frankrijk, Mathias Hovius Aartsbisschop van Mechelen, en meer andere.
Zij voerde gezag over de priorijen van Frasnes in Henegouw, Sint-Andries bij Brugge, Vlierbeke bij Leuven, Bornhem en Waver; zij was gemengd in menige geschiedkundige gebeurtenissen; haar heiligdom bewaarde in vredestijd den standaard van het hertogdom Brabant; in oorlogstijden werd zij menigmaal geteisterd, geplunderd en afgebrand; met mijter en staf bekleedden hare abten den voorrang op al de andere kerkvoogden van het hertogdom, zij doopten de kinderen der graven en hertogen en zegenden de vorstelijke huwelijken in; de grondbezittingen dezer feodale heerlijkheid waren zoo groot dat zij, op eene breedte van 20 voet, den weg konden bedekken van Affligem tot Rome.
Zij was een heilig oord door uitstekende deugden bebalsemd, en waar boetelingen het ridderlijk kuras tegen de grove monnikspij kwamen verwisselen; het was een harer kloosterlingen die, volgens de legende door a lapide aangehaald, 300 jaar op het gezang van een vogeltje luisterde en zoo een voorsmaak genoot der eeuwige zaligheid; het was in hare kloosterkerk dat de woeste Willem van Grimbergen op witten donderdag van 1235 naar Canossa kwam, en in het aanzijn der gemeente en van het volk, slechts gekleed met hemd en broek en