Slechts één hulpmiddel is aan te wijzen - de hervorming van de Maatschappij, in den geest, welke haar vroeger bezielde.
Wie zal dit groote werk verrichten? De Staat kan, wel is waar, zijne macht daartoe leenen, maar het niet volbrengen. De Godsdienst alleen bezit de zedelijke, de bovennatuurlijke kracht, die bij elk gevaar, dat vroeger tijds de menschheid dreigde, hare uitwerkselen deed gevoelen, eerst in het midden van het heidensche bederf, later tegen den vloed der Barbaren; in de nieuwere tijden, niet lang geleden, in de stormen der Omwentelingen.
Dat kan de Roomsche Kerk, steunende op God 's woord; maar om der redding waardig te zijn is het noodig, dat elke christen, tot welken stand hij behoore, medewerke, getrouw blijvende aan de hem opgelegde wetten en plichten.
Mgr Rutten sprak tot de rijken en de armen. Bij de eersten drong hij aan tot meerdere liefde jegens het volk, tot rechtzinnige toenadering. En daartoe, zegde de Redenaar, is het beste middel - de taal des volks. Deze snaar roerde de Redenaar aan met de meeste kieschheid, zonder het inzicht van iemand te kwetsen of te laken, maar ook met eene krachtdadigheid en met eenen gloed, die de duizend toehoorders in verrukking en in geestdrift brachten. Om den klassenstrijd, de afgunst en den wrok der kleinen opzichtens de grooten te verminderen, kunnen de rijke standen veel, maar het is noodig dat zij de taal spreken van het volk. De Redenaar stelde met leedwezen en spijt vast, dat in Vlaanderen de richtende stand gescheiden is van de arbeiders, door de taal; deze toestand, ten hoogste betreurenswaardig, heeft in geen land der wereld zijn gelijke; vooral elders spreekt de aanzienlijke man de taal des minderen, overal elders zijn beide, broeders van taal, van ziel gebleven. Het is dringend noodig, dat hier verandering in kome! grooten zoowel als kleinen moeten de taal van het land eerbiedigen, den eenigen band, die allen in het werkelijk leven samenbindt.
Wij geven slechts de groote lijnen der prachtige rede van Mgr Rutten, zeker de schoonst gedachte en de best gesprokene, die ooit in Gent van eens Vlaamschen redenaars lippen is gevloeid. Mogelijk - wij hopen het - zal Mgr Rutten er toe besluiten deze leerrijke toespraak aan het Belfort, ter uitgave, af te staan; in elk geval, wij nemen zijne zoo gegronde woorden te baat om andermaal de Geestelijke Overheden te bidden, het onderwijs van de moedertaal, in elke onder haar gezag schuilende school, meer dan ooit, aan te moedigen, ja, overal, waar zij kunnen, te ontwikkelen en te versterken.
De woorden van Mgr Rutten, nopens dit punt, zijn onweersprekelijk; nu, wil men, in de hoogere klas, rechtzinnig verbetering van het lot des geringen, men reike dezen niet alleen de hand, maar men spreke zijne taal! Om daartoe te geraken is het noodig, dat de leerprogrammas worden gewijzigd, dat het Vlaamsch de plaats in