geesten hare verfoeilijke en schaamtelooze schriften verspreidde, die de erglijkste losbandigheid vermomde met den naam van Seraphijnsche liefde en door hare listen menigvuldige harten bedroog en meêsleepte.
In 1343 verliet Ruusbroeck de stad Brussel en ging te Groenendaal in het Soniën-bosch bij den kluizenaar Lambertus zich vestigen om nadien er eene abdij te stichten waar hij, als prior aangesteld, met eenige leerlingen en gezellen op 10 Maart 1349 den regel van den H. Augustinus aanvaardde.
Weinig geletterd, was hij door eigen heilig leven en dagelijksche oefening tot de hoogste trappen der mystieke godgeleerdheid opgeklommen, en, daar hij niet bij middel van boeken zich tot die hoogte had verheven, werd hij met des te meerder ontzag geëerd en geraadpleegd als een heilige die met hemelsche ingevingen werd begunstigd. Wat de Heer, onder zijne eenzame wandelingen in het woud; hem scheen toe te spreken, teekende hij met der haast aan, en, wedergekeerd in het klooster, deelde hij aan zijne levensgezellen de ingegeven gedachten mede.
Hij schreef zijne werken uitsluitelijk in het Vlaamsch.
Van Ruusbroeck bereikte den hoogen ouderdom van 87 jaren. Hij ontsliep in den Heer den 2 December 1381 in geur van heiligheid.
Tot zijne uiterste levensdagen, toen zijn gezicht, bijna tot blindheid verzwakt, de Hostie op het outer nauwelijks nog onderscheiden kon, had hij elken morgen de mis gelezen in een genot van hemelschen wellust die meermalen hem in geestverrukking bracht. Eens gebeurde het dat in dien toestand zijne lichaamskrachten bezweken: de dienaar, hem als levenloos ziende, was met angst geslagen, en daar hij die bezwijming aan uiterste zwakheid toeschreef, verwittigde hij den Overste dat het onmogelijk werd nog langer aan den oud-prior toe te laten het autaar te beklimmen. Toen nu de Overste met die meening instemde en den eerbiedwaarden man het genomen besluit ging aanzeggen, zag hij hem