| |
| |
| |
Boekennieuws en Kronijk.
Baekeland of de Rooversbende van 't Vrijbusch, Westvlaamsche legenden. Vierde vermeerderde uitgave. Dik boekdeel van 544 bladz. gr. in-8o. Gent, A. Siffer. Prijs fr. 3,00, vrachtvrij per post fr. 3,50.
Crescit eundo: het is gegaan met de geschiedenis van Baekeland gelijk met den rollenden sneeuwbal. Eerst waren het slechts een klein getal verhalen als feuilleton verschenen, doch met zoeken, talen en vragen, door het aanbrengen van nieuwe ontdekte stot door de belangstellende lezers, is het klein boeksken van den eersten druk van lieverlede gezwollen om eindelijk uitgedijd te worden in deze vierde uitgave tot een lijvig boekdeel van 544 blz., 1150 grammen zwaar.
Verhalen van rooversbenden zijn altijd in den smaak van het volk geweest en zullen er altijd een gunstig onthaal blijven bij ontvangen zoolang de mensch zich door dramatische toestanden zal aangetrokken gevoelen. Daarbij als men verhaalt gelijk de eerweerde heer Victor Huys, zóó natuurlijk, zóó boeiend, zóó volgens den aard van het volk, zóó geleidelijk als boden de gebeurtenissen zich van zelven aan, dan worden zulke werken niet slechts gelezen, zij worden verslonden.
Weinige Vlaamsche boeken mogen op zulke verspreidheid roemen als dit, men vindt het overal en nochtans koopt men het nog gestadig.
De eerw. heer pastoor van Zillebeke, de schrijver van de Legenden van den H. Franciscus, heeft het buitenleven medegeleefd, hij is bij de oudjes te rade gegaan en weet met zulke gemoedelijke en oprechte waarheid, zóó medeslepend en in natuurlijke lokale kleuren zijne vertellingen op te disschen, dat men insgelijks de gebeurtenis schijnt mede te leven als zag men ze onder zijne eigen oogen voorvallen.
In welken gemoedelijken, natuurlijken en litterarischen zin de schrijver zijn verhaal uitgewerkt heeft, leze men beter uit het volgende brokstuk der voorrede welke deze nieuwe prenting voorafgaat Overigens is het een staalken van zijne zwierige en losse taal en van zijnen boeienden stijl.
| |
| |
| |
| |
‘Hebt gij nog den werkwinkel bezocht van iemand die beelden maakt van klijtaarde en die dan die beelden bakt en hard doet worden in eenen heeten oven, om ze later hunne geschikte gedaante en hunne gepaste verwe te geven, en er iets van te scheppen dat schoon is, glinsterend rijk en prachtig?
De kunstenaar wroet eerst in het slijk, met de vuisten en vingers; hij dwingt en draait en hij kneedt het slijk, zoodanig dat het zacht wordt, fijn en zuiver: dan brengt en voegt hij brokske bij brokske het halfgesteven slijk stillekens tegen een, volgt eenen regelmatigen gang, altijd traagskens voorts en ten langen laatsten ziet men voor de oogen eene ruwe menschengedaante verschijnen, of iets anders dat de kunstenaar verbeelden en uitvoeren wilt.
Hoe vindt gij dat beeld op dien oogenblik? Modderachtig, vuil van omtrek, aardverwig; met arms en beenen te wege, wel is waar, toch alles nog onbeduidend. Hoe vindt gij het?
Aardig, is 't niet waar, om niet te zeggen leelijk; en de kunstenaar en haalt er geen eere van, zeggen dezen die voorbijgaande zijn gewrocht aanschouwen.
Leelijk en aardig is 't inderdaad, voor degenen - en 't is verre het meeste getal, - die min de fijnheid der trekken als den glans der kleuren en der kleeding bezien en bewonderen.
Maar nevens dat ruw beeld, op eenen prachtigen beeldstoel, schitterende van goud en rijke kleuren, staat er een ander beeld, gelijke grootte, gelijke gedaante van de zelfste hand gemaakt en 't zelfste verbeeldende. Die beeldstoel waarop het staat, is toch zoo schoone, de plooikens der kleederen zijn zoo kunstig gelegd, het voetjen is zoo zuiver en 't staat zoo wel rustend op den netten grond!
Och! wat verschil tusschen dit beeld en het eerste daarnevens!.. Hier nu is alles glinsterend, het goud waarop de zonnestralen schijnen, en dat het kleed en het beeld versiert, blinkt zoodanig dat uwe oogen er van aangedaan zijn als gij lange kijkt. De wezenstrekken zijn zoo natuurlijk en zoo regelmatig, de houding zoo deftig en zoo statig, het haar zoo fijn en zoo wel geschikt. De kleederen die nochtans van de zelfde potaarde gemaakt zijn, hoe lijvig zijn zij toch en hoe schoon hangen ze om het beeld! men zou bevestigen dat zij uit kleermakers handen komen.
Ja, als gij dat beeld, dat zoo schoon versierd en zoo rijke geschilderd is aanschouwd hebt, gij en kunt niet laten van te zeggen, al, ware 't uw eigen afbeeldsel, 't is schoone: 't is stijf schoone! En nochtans, 't is het zelfste beeld, door de zelfste hand gemaakt, in den zelfsten oven gebakken, en met de eigenste houding en wezenstrekken.
Wat is er dan dat u treft en aanlokt?
Och! Een schilder, een ervaren schilder, heeft zijnen kunstenaarsborstel over dat tweede beeld laten heengaan, hij heeft er kleuren, allerfijnste kleuren op gelaten.
| |
| |
't Is daar al 't verschil!
Wie is van de twee kunstenaars de behendigste, in de oogen van schier al de aanschouwers en voorbijgangers? Wiens werk behaagt er meest aan verre de grootste menigte?
't Werk van den schilder, niet waar?
Zoo is het ook met eenen leesboek, en bijzonderlijk met legenden uit de oude tijden, met daadzaken, 't zij van welken aard b.v. moorden, dieften, inbreken of andere schelmerijen: ze vertellen, juist gelijk zij gebeurd zijn en verhaald, als men het maar juist en weet bijzonderlijk na verloop van jaren, dat is droog en weinig aantrekkelijk om te lezen.
Het is als een beeld van klijtaarde, zonder glans noch kleuren. Maar legt nu het tooneel voor oogen, wijd en breed gelijk eene glinsterende schilderij of een blinkend beeld: beschrijft de bereiding, den aanleg, de vergadering der plegers van de misdaad. Verzint ook de plans gelijk ze de moordenaars waarschijnlijk gesmeed hebben of smeden moesten om te geluken; zoekt medeplegers, en vindt er uit, navolgens de tijdsomstandigheden, de plaatsen en de noodzakelijkheden van uw verhaal, en vergeet bijzonderlijk den aard en de levenswijze der daders noch de beschrijving der plaatsen niet. Met een woord, geeft kleuren aan uw verhaal, dat altijd in den grond waarheid blijven moet.... en het zal zoo veel te liever gelezen worden.
Zulk een werk is de legende van Baekeland.’
Eene dubbele aantrekkelijkheid te meer van het boek: alhoewel legenden betiteld zijn de episoden historisch en leveren zij overvloedige stof voor den geschiedschrijver of folklorist. Nergens elders ontmoetteden wij merkwaardiger bijzonderheden over het leven en gebruiken ten platte lande.
Zeggen wij nog ten slotte dat de eerweerde heeren Guido en J. Gezelle het werk te peter gestaan hebben bij dezen nieuwen doop. Het is onder hun toezicht en correctie dat het weer verscheen.
Onze boeren, tooneelen uit den boerenoorlog van 1789 door Dr August Snieders. Uitgave van het Davidsfonds.
Dit heerlijk epos onzer Kempische en Brabantsche boeren lang met ongeduld door de leden van het Davidsfonds verwacht is ook met gretigheid gelezen geweest. De lust door het wachten gescherpt heeft er des te meer genoegen in gevonden, want inderdaad is het werk boeiend, roerend en medeslepend.
Het behoorde aan onzen romandichter bij uitmuntendheid het dramatisch historisch tafereel op te hangen van dien jammervollen doch roemrijken opstand onzer plattelandsche bevolking van Noord-Oostelijk België. De boeren bij zoovelen met minachting bejegend hebben in die ongeluksvolle dagen een edel voorbeeld gegeven van vaderlandsliefde, godsdienstzin en zielenadel aan den adel van geboorte en aan de bluffers onzer steden.
| |
| |
Conscience heeft dien strijd, wel is waar in meesterlijke dichterlijkheid en verbloemdheid, van zijne geschiedkundige waarheid iets doen afwijken, hier hebben wij de geschiedkundige waarheid in hare wezenlijkheid en ook in dichterlijke opvatting meesterlijk voorgesteld.
Wel zouden wij meer actie en gang in de eerste helft gewild hebben en min overhaasting op het einde waarin de gebeurtenissen te snel afloopen, doch in zijn geheel is het een puik werk dat eer doet aan onze letteren en als een gedenkteeken zal blijven opgericht aan de martelaars van dien Vendeeschen Vlaamschen Chouannenkrijg.
Dit gezegd, meenen wij niet beter te kunnen doen dan uit eene briefwisseling uit Diest, destijds in Het Handelsblad verschenen, het volgende uit te knippen, dat allerbest de ontleding geeft en de verdiensten doet uitschijnen van het merkwaardig gewrocht van den heer Snieders.
‘In ruim twee honderd bladzijden - komt het boek van Dr Snieders die helden een nieuwen glans bijzetten, hunne aanleiders verheerlijken, hunne beulen schandvlekken. Dat doet de gevierde schrijver in eene heerlijke, afgewisselde reeks van tafereelen, doel- en kunstmatig uitgekozen en, met eene kleurige, dichterlijke pen, geschiedkundig opgehangen.
Van Gansen onderhandelend met woestaard Jardon, den Franschen oppergeneraal; Van Gansen zittende op het lijdensbed van 't gasthuis en belet te spreken door eene wonde, zijn reddingsplan schrijvend op eene deur; het lijk van Ivo den smokkelaar in het bosch, beschermd tegen de woedende Sansculotten, door Row, den trouwen doghond; Cilia, in de ijselijkheden van den nacht, door eenen sneeuwstorm, den stervenden Selm vervoerend op eenen kruiwagen over de onmeethare heide; moeder Broninckx op 't slagveld den beul Jardon vervloekende en ongenadig neergeschoten: ziedaar, onder talrijke andere, diep ingrijpende, dikwijls sublieme tooneelen.
De typen ook zijn meesterlijk geteekend. Van Gansen, Jardon, toonbeelden van vaderlandsliefde en van vaderlandshaat; de altijd deftige en stout ondernemende Corbeels; de ernsthaftige en doorzichtige Eelen; Ivo, de onversaagde smokkelaar; Nys-Marien, de spion; smid Norris, de bloodaard; moeder Broninckx, Selm, haar zoon, en Cilia, het martelaarsdrietal, waarin al de akeligheden des oorlogs zich als verwezenlijken.
De beschrijvingen der gevechten, waar eentoonigheid zoo te duchten is, laten niets te wenschen over als kleur en afwisseling. Kortom, een voortreffelijk boek! Dr Snieders schreef het met ware begeestering en blijkbare voorliefde. Wie beter dan hij, zoon onzer Kempen, kon de bloedige en grootsche gebeurtenissen beschrijven, waarin zijn geliefde Kempenland, de ooggetuige en 't slachtoffer van was.
| |
| |
Een grooter loftitel, als 't ware, is de geschiedkundige weerde van 't boek. Mocht Snieders, na Conscience, nog kunstperels zoeken in de tooneelen, beschenen door de bloedroode avondzon der achttiende eeuw, tevens mocht hij, na de opzoekingen van Orts, Thys, Mathot en anderen, de meer opgehelderde geschiedkundige waarheid, eerbiedig in den gepasten kader plaatsen, door zijne oorspronkelijke, schrandere en dichterlijke pen geteekend.
Geschiedkundig waar mag het boek heeten, van als bij den heerd het vuur des strijds smeult in het hart van den Kempischen boer, tot wanneer dat vuur zijne vlammen uitwerpt, immer aangroeiende vlammen, en een onmeetbare gloed wordt, te Hasselt gebluscht in stroomen Patriottenbloed.
Geschiedkundig waar, inzonderheid, voor Diest! Hier moet het er, ja, zijn naartoe gegaan gelijk Dr. Snieders het beschreef; zoo moet er 's nachts in 't Korenhuis, beraadslaagd zijn geworden, onder de dreigende kanonnen van Klooster- en Allerheiligenberg; zoo moet, onder 't toezicht van Albert Meulemans, den verveerdiger van de grondkaart der stad, de brug gelegd zijn over de Koeibeek, tegen den Webbecomschen dijk, langs waar alléén de Patriotten nog konden vluchten.
Zij het boek gulhartig welkom bij de duizenden Davidsfondsers, voor wie het geschreven werd. Een heerlijk boek, en bovendien een goed boek onder alle opzichten! Vooral nu wij jubelzangen hooren aanheffen hebben voor de ‘onsterfelijke princiepen van 89’, in afwachting van 't jubelfeest der ‘onsterfelijke euveldaden’ van '93 - thans vooral is het boek ten gepaste tijde geschreven, voor alwie aan Le parti de la France niet toebehoort.
‘Van herte treden wij ook deze slotwoorden bij! ‘Het Klein Lindeken bij Hasselt, dat den doodsreutel van 't Patriottendom hoorde, worde een pelgrimstocht voor de Vlamingen - langs het naburige en patriotieke Diest!’
Waarom ook geen standbeeld te Westerloo aan Van Gansen?
Dit is die Istory van Troyen van Jacob van Maerlant, door Jhr. Mr N. de Pauw en Edw. Gailliard, werkende leden der K. Vl. Academie. Gent, A. Siffer.
Dit belangrijk gewrocht door de K. Vl. Academie in het licht gegeven, is de uitgave met al de middelnederlandsche fragmenten diplomatisch uitgegeven van het vijftiendeeuwsch handschrift, welk om zijne gewichtigheid, op last van het Gouvernement, Mr Gailliard gaan afschrijven is bij zijnen bezitter in Duitschland, Graaf Wessel van der Loe.
De tekst van het handschrift zal drie boekdeelen beslaan, de fragmenten, waarvan die betrekkelijk het eerste en het tweede boekdeel reeds verschenen zijn, zullen het 4de boekdeel uitmaken, terwijl het 5de en 6de deel zullen bestaan uit de Aanmerkingen en Tafels van persoons- en plaatsnamen, alsmede uit de Woordenlijst.
| |
| |
Eene tafel duidt de ontdekkers, uitgevers en de beschrijving aan van al de fragmenten, en al wie op het spoor van andere zou kunnen komen wordt vriendelijk verzocht er aan de uitgevers kennis van te geven.
Onnoodig op het hoogst wetenschappelijk nut van dit gewrocht te wijzen voor die, welke zich met oude letterkunde bezig houden.
Het werk is versierd met prachtige en kunstrijke fac-simile's van fragmenten, en de bijzondere meesterlijke stoffelijke uitvoering op zwaar velinpapier maakt van deze uitgaven waarlijke prachtwerken.
Het eerste en tweede deel zijn thans verschenen, alsook de 1ste en 2de aflevering van het deel der fragmenten, respectievelijk aan fr. 7,00, fr. 7,00, fr. 1,00 en fr. 2,50.
Pieter Van den Bossche, vluchteling na den slag van Roosbeke, 1382, door K.-L. Van Voordenhove. Temsche, Drukkerij Schuerman.
Deze historische alleenspraak is eene deftige uitgalming vol edele en grootsche gevoelens; de warmste vaderlandsliefde spreekt er uit in de treffendste bewoordingen. Tieurnis over de nederlaag, fierheid in het antwoord aan den Franschen koning, heropbeurende bezieling en moed, alles is met gepasten toon en gepasten klem wedergegeven en afgeschetst. Ongetwijfeld zal deze declamatie met bijval in onze Vlaamsche kringen voorgedragen worden en er het vaderlandsch gevoel nog doen groeien.
De taal is keurig en zuiver, en het stuk gelijk het draait en waait doet eer aan den eerwaarden schrijver, die zich stellig achter geenen deknaam te verschuilen had.
Constance Chlore ou l'aurore du triomphe, tragédie en trois actes et en vers, par l'abbé H. Léveillé, professeur au collège colonial de Pondichéry. Gand, A. Siffer. Fr. 1,00.
Dit treurspel dat ons in 306 te Gesoriacum (Boulogne) terugbrengt is het dramatisch verhaal van de terdoodveroordeeling en de bevrijding van Christenen, alsmede van de rechtvaardige straf hunner onrechtvaardige rechters. Het is de geschiedenis van Esther en Aman.
In edele en prachtige trekken schildert de schrijver die helden van het Christendom, die moedig en blij de dood te gemoet traden. Zij leven voor uwe oogen en gansch de gang van het stuk is natuurlijk en treffend. Daarbij zijn de verzen vloeiend en wel gebouwd in eene prachtige taal.
Het hoofdgedacht van dit heerlijk christen gewrocht is de nakende zegepraal van het catholicisme, dat eenige jaren nadien, met Constantinus, zijn labarum ging hijschen op het fiere capitolium van Manlius.
Ongetwijfeld is dit verdienstelijk treurspel geroepen op alle collegestooneelen met welgelukken uitgevoerd te worden.
| |
| |
Vertelsels van het Vlaamsche volk, naverhaald door Amaat Joos, professor in de Bisschoppelijke Normaalschool van Sint Niklaas, 2de reeks. Fr. 0,75.
De eerw. heer A. Joos moet een onvermoeibare werker zijn: hij geeft schoolboeken uit; hij vergadert spreuken, raadsels, sprookjes en eigenaardige gezegden in aantrekkelijke bundels; hij arbeidt met Benedictijnergeduld aan een Waasch Idioticon; hij vereert verschillige tijdschriften met zijne kostelijke bijdragen; hij gaat uit prachtige voordrachten houden, en dit alles buiten en boven zijne drukke ambtsbezigheden. Dat hij een taaie werker is dat ziet men ook aan zijn strengen persoon en zijn niet min streng studeervertrek: hier niets dan het allernoodzakelijkste, niets dat de oogen streelt of boeit, slechts eenige geestelijke voorwerpen en buiten dat langs de witgekalkte naakte muren niets dan boeken, en in eenen hoek der kamer eene soort van lange plank op schragen waarop hij zijne duizenden en duizenden aanteekeningsbriefjes rangschikt. Een ware monnikscel.
Dezen zomer gaf hij den rijken oogst uit van zijn zanten en dat zijner normalisten op het gebied der oude volksverhalen. Vele dier sprookjes en legenden zijn uiterst aantrekkelijk en zullen ongetwijfeld door het volk, dat altijd een groot kind blijft, met genoegen gelezen worden. Het geletterd publiek zal er voor zijn deel een kantje in opgelicht zien betrekkelijk de gebruiken en de zeden onzer voorouders. Met het oude op te delven bewijst de schrijver een waren dienst aan de folklore die de zedengeschiedenis zoekt van ons voorgeslacht.
K. Vl. Academie. - Zitting van 20 Augustus. - Er werd van wege het Ministerie kennis gegeven dat de vijfjaarlijksche prijs van Vlaamsche letterkunde met algemeene stemmen toegekend was geweest aan de Gedichten van Hilda Ram (Mathilda Ramboux). (fr. 5000,00 en een zilveren eermetaal.)
Men besliste dat er geen prijs zou gegeven worden aan de gedichten ingezonden voor 's Konings jubelfeest. Er waren 8 mededingers.
Van de 7 prijsvragen in den prijskamp van 1890 zijn er slechts 2 beantwoord geworden.
Op de tweede vraag, luidende als volgt: Geef de klank- en vormleer van het middelnederlandsch dialect der St-Servatius Legende van Henrijk van Veldeken, uitgegeven door Bormans. (Maastricht 1858), is maar een stuk ter beantwoording ingekomen.
De keurraad, geroepen om dit werk te beoordeelen, bestaat uit de heeren Roersch, Willems en Gezelle.
Op de vierde vraag: Lever eene Nederlandsch-Fransche en Fransch-Nederlandsche woordenlijst van rechtstermen en uitdrukkingen, kwamen twee stukken binnen.
De jury bestaat uit de heeren Coopman, Obrie en Van Droogenbroeck.
| |
| |
Zitting van 17 Sept. - Lezingen: De koning, gedicht door A. Janssens, De schilder Erasmus Quellin, Vlaamsch dichter, biographische studie door Ed. van Even, Iets over de oude naamvalsbuigingen der Nederlandsche eigennamen, voordracht van G. Génard. Die merkwaardige bijdragen welke de werkzaamheid en de grondige studie der Academieleden bewijzen zullen in de eerstkomende verslagen opgenomen worden.
Het prachtig gedicht van den heer Janssens paraphraseert het woord van Leopold: ‘Eens konings rijkdom is de welvaart zijner volken’. Hij bezingt het koningdom niet in zijnen beperkten constitutioneelen kring: de baren der gezindheên weg en weer zien spoelen, maar in zijne verhevene zending: eigen weerde, beschaven, ijveren tot stoffelijk en zedelijk welzijn van het land. De dichter roemt het initiatief onzes konings die door zijn beleid en zijne opofferingen den Congo geopend heeft voor de christelijke beschaving en voor de welvaart van België: Hij werkte voor zijn volk... en daarom was hij koning!
Varia. - Bij L. Janssens te Antwerpen verschijnt Tijbaert de Kater, waarin de humor van wijlen De Vleeschhouwer's Reinaert de Vos schijnt te herleven. - Ons Gedacht, tolk van den Vlaamschen Bond van Heist-op-den-berg, tijdschriftje aan 60 centiemen 's jaars en dat er knap en moedig uitziet, bieden wij onzen welkom aan en onzen broederlijken groet. - De eerw. heer Polyd. Daniels kondigt eenen letterkundigen almanak aan voor 1891 gewijd aan Godsdienst, Moedertaal en Vaderland. Prijs fr. 0,50. - Tot het vieren der tweeeeuwsche verjaring van zijn afsterven heeft op 14 Sept., Antwerpen op de plaats van zijnen naam, aan Willem Ogier een bronzen borstbeeld opgericht en een zijner tooneelstukken in open lucht laten opvoeren. - Het borstbeeld van den tooneelschrijver Felix Van de Sande gaat in den Vlaamschen schouwburg van Brussel geplaatst worden. - Maestro Benoit arbeidt aan het in muziek brengen van een lyrisch drama gebouwd op eene Iersche legende: Guntlauge. - Eene welverdiende les voor onze officierkens die de taal van hun land en hunner manschappen niet willen aanleeren: de Koning, Prins Boudewijn en zelfs de vreemde hooger officieren die de krijgsoefeningen in West-Vlaanderen volgden, spraken Vlaamsch tot de bevolking. Eere aan het magistraat van Passchendale dat zijne Majesteit in de moedertaal verwelkomde, en mocht dit voorbeeld overal volgers vinden nu men weet dat Sire volkomen het Vlaamsch machtig is. - Dat de Walen van goeden wil gemakkelijk Vlaamsch kunnen leeren blijkt onder andere feiten uit het voorbeeld van den ouden Jottrand, lid van het Congres in 1830; niet alleenlijk sprak hij Nederlandsch, zelfs heeft hij zijne Nederlandsche gewrochten van den Nederduitschen Waal uitgegeven. Edmond Picard, geboren Waal, stak eens in zijn hoofd dat
| |
| |
hij onze taal wilde kennen en eene maand nadien sprak hij ze in het openbaar. Dit jaar is het Rod. Gernaey, een leerling uit het atheneum van Verviers, die den eersten prijs wegdraagt in den prijskamp tusschen de collegen en athenea, en onlangs verwelkomde in 't Vlaamsch de heer de Burlet, burgemeester van Nijvel, eene Vlaamsche maatschappij die zijne stad bezocht. Willen is kunnen. - Er is verandering en verbetering te Brugge; zijne Hoogwaardigheid de Bisschop heeft al zijne principaals van colleges aangezet de Grieksche en Latijnsche schrijvers zoowel in het Vlaamsch als in het Fransch uit te doen leggen. Men ziet, beweert men ginder, dat von Bismarck in zijn Friedrichsruhe van Thielt verblijft. - Het Davidsfonds van Asper heeft weer een schoon feest aan zijne leden aangeboden; dat van Antwerpen vierde op 24 Oogst de plechtige prijsuitreiking aan de primussen in Vlaamsche letterkunde bij de Katholieke onderwijsgestichten der stad; Gent op zijne beurt bereidt de plechtigheid, waarop de laureaten in zijne Vlaamsche prijskampen bekroond zullen worden; Mgr Rutten zal er het woord op voeren
De heer J. Van Lantschoot, deed gedurende het afgeloopen verlof eenen oproep tot de studenten van het Meetjesland, om eene Zantersgilde te stichten in den zin van die van Zuid-Vlaanderen welke voor orgaan heeft Volk en taal, en die uit de Kempen welke voor tolk bezit Ons volksleven. Wij weten niet indien de poging gelukt is, doch wij hopen het en wenschen in alle geval den heer V.L. geluk met zijn heerlijk initiatief. Veel is er op te delven, doch de aandacht ook gewijd aan het tegenwoordige en aan het toekomende, want verrijken wij onze taal met oude woorden wij scheppen er ongelukkig geene voor de hedendaagsche noodzakelijkheden. Hierin blijven wij stilstaan en stilstaan is verarmen. Te wijten aan dit verzuim bezitten wij voor de nieuwe uitvindingen en de nieuwe begrippen niets dan bastaard- of schuimwoorden.
De jonge Antwerpsche kring Voor taal en recht, zendt het verslag uit van zijn eerste strijdjaar. Die jonge lui hebben op alle terreinen gekampt ter bestrijding onzer grieven; bravo en vooruit op dien weg. De Rodenbachsvrienden, genootschap onder de katholieke Vlaamsche studenten onzer hoogeschool gesticht, hebben wel gedaan het merkwaardig verslag van hunnen schrijver den heer Diericx te laten drukken. Uit de lijst der werkzaamheden blijkt dat die knappe maatschappij niet enkel gestreden heeft op staatkundig Vlaamsch gebied, zij heeft zich ook tot oefenschool ingericht en zich gedrild in de edele kunst van de pen en van het woord. De studie behoort inzonderheid aan de studenten, en met genoegen hebben wij de ontleding gelezen van hunne lange reeks voordrachten en voorlezingen nopens wetenschap, letterkunde en andere min strenge onderwerpen. Onze beste gelukwenschen en macte...
Het Staatsblad heeft de lijst afgekondigd der boeken, welke gedurende het jaar 1889 voor de Bibliothèque royale, dat is voor
| |
| |
de groote Staatsbibliotheek, te Brussel, zijn aangekocht. Wij tellen op die lijst 101 Nederlandsche boeken tegen - hoe zou dat anders kunnen? - 364 Fransche schriften! Daarbij valt op te merken, dat de meeste der Fransche boeken nieuw, de meeste Nederlandsche oud zijn.
Ziet waar gij wilt - de Walen worden in België overal en altijd te kort gedaan!!
Den 31 Augustus is te Oudenaarde, de grondslag gelegd van eenen Bond der Vlaamschgezinde Genootschappen des lands, met het doel om door vereenigde krachten meer invloed en macht te bekomen tot herstelling der grieven, waar ons volk nog over klaagt. De vijf Vlaamsch sprekende gewesten waren er door een dertigtal afgevaardigden vertegenwoordigd.
Eerstdaags komt de in gemelde vergadering benoemde commissie samen om de voorloopige standregelen te onderzoeken, welke korts daarna aan eene algemeene vergadering zullen medegedeeld worden.
De namiddagzitting werd bijgewoond door den heer notaris en volksvertegenwoordiger Raepsaet, dienzelfden dag benoemd tot burgemeester van Oudenaarde. Om deze benoeming geluk gewenscht door den heer De Potter, bedankte de heer Raepsaet en legde hij de belofte af een Vlaamsche burgemeester te zullen zijn. Weeral dát gewonnen!
Wat nu den Bond betreft, het is onnuttig na te gaan op welke wijze de tijding dezer nieuwe inrichting door de pers werd onthaald. Politieke bladen, in 't Fransch geschreven maar nu en dan getuigenis afleggende van... ‘Sympathie pour la cause flamande,’ repten er geen woord van, als waren zij bang, dat het Vlaamsche leger te sterk zou worden. Dit doodzwijgen zal zeker niet lang duren: met den Bond zal erlang te onderhandelen zijn.
† Mevrouw Courtmans, geboren Berchmans is den 22 September Il. te Maldegem overleden in den ouderdom van 79 jaar. Haar einde is zeer christelijk geweest.
In afwachting dat wij in een uitgebreid artikel hare lettervoortbrengselen bespreken, zullen wij aanstippen dat zij met eer plaats genomen had in de rij onzer verdienstelijkste romandichters. Zij kende het volk en zij beminde het: ook worden hare werken door het volk veel gegeerd en met smaak gelezen. Ik zeg niet dat zij eene zon was aan het litterarisch firmament, edoch zij schitterde er aan als eene ster van meer dan gewonen luister.
Haar verhaal Het geschenk van den jager werd destijds bekroond met den vijfjaarlijkschen prijs van Vlaamsche letterkunde. Hare volledige werken thans herdrukt zijn slechts over een paar maanden volledig uitgekomen: zij beslaan 20 boekdeelen romans en één bundel verzen.
| |
| |
In Hut van Tante Clara bestreed zij de kantwerkscholen met zekere politieke drijverij, doch haar liberalisme van dien tijd is slechts te wijten aan eene plaatselijke omstandigheid van gekrenkte eigenliefde. Steeds is zij streng zedelijk in hare geschriften; in den grond is zij altijd katholiek gebleven, en altijd heeft zij ongeschonden den schat van haar geloof bewaard.
Groot was de toeloop op hare teraardebestelling, en uit alle brandpunten der Vlaamsche Beweging waren talrijke afvaardigingen naar Maldegem het Getrouwe gekomen. Gent, Brussel en Brugge waren waardig op de plechtigheid vertegenwoordigd, alleen Antwerpen ontbrak. Te Maldegem zelf waren meestal de huizen met floers bevlagd.
De heer Obrie, Dr De Vos, Victor de Lille, Cabuy en Karel Bogaerd spraken lijkredenen uit; Emmannuel Hiel las een roervol rouwgedicht.
Dichter Bogaerd was ongelukkig ontfatsoenlijk in zijne rede. Hij mengde er op tacktontbrekende wijze het politiek in, ook werd dit hem door alleman, en eerst en vooral door zijne partijgenooten, met spijtig misprijzen onbewimpeld afgekeurd. M. Hiel zegde hem dat zij te Maldegem gekomen waren enkel om bloemen te strooien.
Wat ook onaangenaam aandeed was ginder te bestatigen dat de kleinzoon van de betreurde overledene, de zoon van M. Courtmans-Laurent, de taal zelfs niet sprak waarin zijne begaafde grootmoeder zoo degelijk schreef. Het kan aan M. Courtmans-Laurent als geene verschooning gerekend worden, - gelijk andere Vlaamschgezinden nog in het zelfde geval het wel willen inbrengen, - dat de moeder van het kind Walin geboren is. Is men ernstig Vlaamsen in het hart, men verzuimt niet, gelijk in welke omstandigheid men verkeert, zijne overtuiging te doen overgaan in de ziel zijner kinderen.
† Kardinaal Newman is overleden in den ouderdom van 87 jaar Het is eene grootsche figuur die verdwijnt met alleenlijk voor Engeland maar voor gansch de katholieke wereld. Bijna 40 jaar geleden zwoer hij het protestantisme af en stichtte de Engelsche congregatie van het oratorium. Me Craven schreef destijds aan M Gladstone dat die bekeering de grootste gebeurtenis was in Engeland voorgevallen sedert het schisma van Hendrik VIII; immers dreunde dat omhelzen van het catholicisme ginder boven het kanaal als de knal van een kanonschot.
Geheel zijn leven was een onafgebroken strijd met de pen en het woord: ziehier naast ontelbare propagandaschriftjes de titels zijner bijzonderste werken: Geschiedenis der ontwikkeling der katholieke leering in 't Fransch vertaald door J. Gondon (1848): Rede op de theorie van het godsdienstig geloof vertaald door Deferrière pr.: Conferencien aan de protestanten en de katholieken vertaald door Gondon; Conferencien van het Oratorium te Londen vertaald door denzelfden; Geschiedenis mijner godsdienstige gedach- | |
| |
ten, vertaald door G. Du Pré de Saint Maur, Callista in alle talen overgezet, Verlies en winst, Sermoenen, Conferencien, Mengelingen en critiek, enz., enz., enz.
† Chatrian, lid der welkekende schrijversfirma Erkman-Chatrian, welke gedurende de 30 jaar dat hun vennootschap duurde, de boekenmarkt met romans overstroomde. Hunne meest gelezene zijn: L'illustre docteur, Mathéus, Les volontaires de 92, L'ami Fritz, Histoire d'un conscrit en 1813, L'Invasion, Waterloo, Madame Thérèse, Le Blocus, Histoire d'un paysan.
Meer dan éen dezer verhalen is omgewerkt geweest voor het tooneel, en De Vriend Frits wordt zelfs in het Nederlandsch herhaaldelijk op de planken gebracht.
Het zijn schrijvers van groot talent doch al hunne werken zijn juist niet geschikt voor katholieke boekerijen.
† Albert De Keyser, de Antwerpsche gunstig gekende schilder van stadszichten en landschappen.
† Willem Linnig, insgelijks schilder van naam en professor te Antwerpen, 48 jaar.
† Henri de l'Epinois, Fransche koningsgezinde katholieke schrijver van geen ongewaardeerden naam. Hij heeft ook geschreven over de zaak van Galilée.
† Victor Guérin, gekend om zijne archeologische reizen en zijne groote uitgaven over het H. Land en Tunisië. Hij was een goede Christen en een geleerd man.
† Alphonse Karr de schrijver van les Guêpes in den ouderdom van 82 jaar. Reeds geruimen tijd was hij tot de godsdienstige gevoelens van zijne jeugd teruggekeerd en besteed hij de vrijdenkerij en het radicalisme.
In 1839 na Le Figaro verlaten te hebben, stichtte hij zijn beroemd satirisch blad. Verders verschenen nog van hem een groot getal novellen en romans. Zijne dochter Thérèse is insgelijks schrijfster van een aantal zedelijke romans.
|
|