Het Belfort. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Het vinkenpaar.
DE dagvorstin, in vollen glans,
Steeg in den blauwen hemeltrans,
En goot op weide en veld en woud
Een stroom van diamant en goud.
Terwijl zat op een perelaar
Een allerprachtigst vinkenpaar.
De man begon zijn minnelied:
Franciscowiet, Franciscowiet.
Straks kroop in 't nestje 't wijfje teer,
En legde daar een eitje neer.
Hoe klonk nu wijd en zijd het lied:
Franciscowiet, Franciscowiet!
Haast zocht de man een dikke maâ,Ga naar voetnoot(1)
En bracht ze bij zijn lieve gaâGa naar voetnoot(2)
En groetende met kop en poot,
Dankt' deze haren echtgenoot.
Als 't eitje pas lag in het nest,
Zoo sprak de man: 't is opperbest!
En nogmaals klonk het liefdelied:
Franciscowiet, Franciscowiet.
| |
[pagina 219]
| |
Zoo kwam er daags een eitje bij,
Wat was het vinkenpaar toch blij!
En meermaals galmde 't lustig lied:
Franciscowiet, Franciscowiet.
Wat later kreeg het paar een kroost,
Het was hun heil, het was hun troost.
Dan zei de man, fier als een kat,
Zoo fel als prat,
Van vreugde zat
Tot zijne vrouw:... Proficiat!
De steller van dit aardig stuk
Dankt 't vinkenpaar voor 't stil geluk,
Dat hij genoot bij 't zangrig lied:
Franciscowiet, Franciscowiet!...
O God, O Oppermajesteit!
Wiens lof de vogel meê verbreidt,
Wij prijzen uwe heerlijkheid,
Wij minnen u met vurigheid,
Die leeft en heerscht in eeuwigheid!
Lebbeke. J.-F. Van Droogenbroeck. |
|