Het Belfort. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
Driemaandelijkse overzicht.Kunst en letteren.Hilda Ram. - De GedichtenGa naar voetnoot(1) van de begaafde Antwerpsche dichteres zijn bekroond in den vijfjaarlijkschen prijskamp van Vlaamsche letterkunde, tijdvak 1885-1889. Het Belfort mengt zijne gelukwenschen in het concert van hulde, waarmede het Vlaamsche land die tijding bejegend heeft. Ons tijdschrift is er dubbel gelukkig om, immers is Juffrouw Mathilda Ramboux eene onzer verdienstelijkste medewerkers, wier prachtige verzen hem altijd tot sieraad gestrekt hebben.
Tolstoï. - De Decembermannen is het laatste werk van den vermaarden Tolstoi. Hij beschrijft het leven van eenige samenzweerders die in 1825 tegen den keizer opstaan, naar Siberie gebannen worden, in 1856 naar het vaderland wederkeeren en hunne verwondering uitdrukken over de beschaafde samenleving, waarvan zij niets meer verstaan.
Sophocles. - In het college van Bradfield, in Engeland, hebben de leerlingen Antigone van Sophocles gespeeld: de schouwburg was gebouwd en versierd gelijk de oude Grieksche schouwburg en het stuk werd vertolkt op dezelfde wijze als het, in vroeger eeuwen, in Griekenland zelf werd voorgedragen.
Dr Eug. van Oye. - Het Ned. Museum (5e afl.) schrijft eene gunstige beoordeeling over ‘Vonken en Stralen’ van Dr Van Oye, bij onzen uitgever verschenen: ‘Er staat veel schoons in Van Oye's bundel; de verzen zijn meesterlijk van bouw en zoetvloeiend als de beste, de keurigste taalmuziek.’
Multatuli. - De weduwe van Douwes Dekker heeft de brieven van haren man bij Versluys te Amsterdam uitgegeven. Zij doen ons het ontstaan van den Max Havelaar kennen en wij | |
[pagina 187]
| |
kunnen er uit vernemen waar en hoe de dichter leefde tijdens het schrijven van dit werk. ‘Zij teekenen hem in al zijne grootheid en in al zijne dwaasheid’ zegt de Spectator. Deze brieven, die ons het pijnlijk leven van Multatuli te Brussel in 1859 beschrijven, openbaren ons zijn zelfbewustzijn en zijne edelmoedigheid, maar ook zijne ondankbaarheid, zijne wispelturigheid en zijne onoprechtheid.
Plautus. - Op 6 Juni laatstleden hebben de studenten der University of Michigan, de Menoechmi van Plautus in 't latijn gespeeld te Chicago.
Max Waller. - Firmin Van den Bosch bespreekt in het Mag. litt. van onzen uitgever (nr van 15 Juli) het streven van wijlen Max Waller, stichter der Jeune Belgique. Die bijdrage is nuttig voor ons, omdat wij er uit kunnen besluiten wat verschil er bestaat tusschen de jonge Walen en de jonge Vlamingen. Beiden beminnen taal en letterkunde, maar terwijl de Vlamingen streven voor de herwording der goede zeden en der grootdadigheid van 't voorgeslacht, willen de Walen in hunne letterkundige gewrochten ontslagen zijn van alle wetten van godsdienst en zedeleer.
O. Feuillet. - Er is geen staat te maken op de Fransche schrijvers. Als La Morte van Feuillet verschenen was, wilde iedereen den roman lezen en geen der Fransche katholieke bladen van Belgenland mocht verzuimen den hooggevierden roman te bespreken. Honneur d'artiste is een nieuw werk van Feuillet. Alhoewel zijn schrijftrant nog even bekoorlijk is, volgt de dichter wederom den Franschen slenter der bedorven letterkunde. 't Zijn de lotgevallen eener vrouw, die verteld worden: zij huwt eenen schilder en bedriegt haren man. De schilder en zijn mededinger schieten om te best: die verliest moet na verloop van drie jaar zijn eigen van 't leven helpen. De bedrogen echtgenoot verliest en schiet zich voor den kop, op het oogenblik dat zijne vrouw tot betere gevoelens wederkeert. Wat ellendige uitvindsels!
Letterkundige keuring. - Ferdinand Brunetière is geen dilettante, gelijk Lemaïtre. In zijn werk: L'Évolution de la Critique depuis la Renaissance, schetst hij de geschiedenis der Fransche oordeelkunde op het gebied der letteren. In den eersten tijd (Du Bellay, Malherbe) tracht de oordeelkunde de middelen en de oorzaken op te sporen en te schikken, waardoor de meesterwerken der oudheid haar treffen. | |
[pagina 188]
| |
Chapelain en Balzac gaan verder: nu de middelen en oorzaken aangewezen zijn, poogt men ze in voorschriften weer te geven. Met Boileau gaat de keuring nog eenen stap vooruit: hij tracht aan te toonen dat de regels niet alleen overeenstemmen met de kunst van Homerus en Pindarus, maar dat ze op de natuur en de rede gesteund zijn. In het volgend tijdvak komt de gekende: Querelle des Anciens et des Modernes. Perrault en de zijnen trekken te velde tegen de Ouden en kennen aan elken schrijver het recht toe van zijnen tijd te zijn. Voltaire schaart zich ten slotte aan de zijde der Ouden en wordt door Marmontel en Laharpe gevolgd. In onze eeuw begint men rekening te houden van den invloed der vreemde letterkunde; met Mme de Stael en Chateaubriand wordt men gewaar dat er buiten de Oudheid nog andere en nieuwe schoonheden te vinden zijn. Met Villemain wordt de invloed der vreemde letterkunde geschat, en Guizot, Cousin, Villemain schaffen op het verband, dat er bestaat tusschen de letterkundige voortbrengselen en den toestand der maatschappij, waarin zij ontstaan zijn. Voor Sainte-Beuve bestaat niet slechts de nauwe betrekking tusschen het werk en zijnen tijd, maar vooral het verband van het werk met den schrijver, zijnen aard en opvoeding. Bij Taine is de critiek bijna eene wetenschap geworden: zij ontwikkelt volgens eigen wetten, aan de natuurkunde ontleend.
Rubio y Ors. - Ter gelegenheid der feesten, die te Barcelona gevierd werden om den volksbeminden Catalaanschen dichter Rubio y Ors te vereeren, heeft men zijne gedichten, die sedert vijftig jaar verschenen, wederom uitgegeven. Die prachtuitgaaf in drie deelen draagt voor hoofding: Lo Gayter del Llolbregat. Deze gedichten werden in verschillige talen door vele dichters overgezet, 't geen bewijst dat de herboorte der bijzondere Catalaansche letterkunde ook in den vreemde veel belang heeft gewekt.
Jan I. - Florimond van Duyse heeft de liederen van Jan I, hertog van Brabant, op muziek gezet. Eenige opmerkingen gaan vooraf. (Ned: Museum, 4, 1890).
J. Casier. - De gedichten van J. Casier, Harmonies chrétiennes, bij onzen uitgever verschenen, worden in den Polybiblion van Oogst laatstleden zeer gunstig onthaald: ‘M.J. Casier hanteert de dichtkunst met veel zwierigheid en hij stelt ze ten dienste van zeer zuivere, zeer verhevene gevoelens... Hij bezingt de natuur, het vaderland en den godsdienst...’
De Verhaaltrant onzer dagen. - De Nederlandsche Spectator van 26 Juli geeft ons een staalken van den hedendaagschen | |
[pagina 189]
| |
trant der Fransche romanschrijvers. Deze weten niet meer wat uitvinden om het papier met aardige woorden en onmogelijke spreuken te bekladden. Die schrijftrant wordt ook in Noord-Nederland nagevolgd. ‘Zoo worden het geluid en het licht dooreengehaspeld in dissonances fulgurantes, - de chemie met een verlichte vensterruit in la vitre faiblement fluorescente, - ziektetoestanden met geuren in odeurs nervines, - passie met chemische verbindingen in un désir hydraté. Zoo wordt een electriseermachine verward met een mensch in: elle lui induisait d'électricité. Eigenschappen worden toegekend aan zaken, waarbij ze niet behooren, zooals: les broderies de la jupe jaillirent solennelles; le pâle des tilleuls; les chairs du nuage; nuances moroses. Voorts wordt de eigenschap van een dier overgebracht op een instinct: un instinct se tapit au fond de son crâne, en daarentegen een eigenschap van stoffen op menschendaden: une densité de serments. Dan ook wordt er misbruik gemaakt van groote woorden. La lueur des océans et des fleuves sommeilla sur ses prunelles, le fluide des mers électriques arma sa gorge et son visage - L'audace traversa comme un cyclone son cervelet. - Une fatalité de cataclysme. - Des exodes de mulots; les électricités denses tordirent chaque molécule; les concordances du cataclysme; le choc d'une convulsion d'élements vers une cime de talus; les univers de la fcuille; l'ápre hydrothérapte du firmament. - Cette ambiance de terreurs occultes, les haleines spirales du vent, la submersion des constellations harmomeuses, les murailles de l'ombre sur l'horizon, l'embuscade des forces mystérieuses, se répercutaient dans sa chair. Vreemde uttdrukkingen als: Calculs tautologiques; le creuset cerébral; un vouloir pertinace; des hypnotismes d'ambiance, coordonner des ratiocinations; osciller dans le crâne: la traínerie de la jupe: ces questions se heurtèrent dans l'imagerie de la scène; une prédominance du cervelet; aux nues des brasiers blancs traînèrent; le cristal firmamentaire; les chuchotis-sanglots de la pluie; la volupté des palingénésies.’
Van de Letterkunde der Noordmannen. - Terwijl het eerste deel van den Grundriss der Germanischen Philologie (Strassburg. Karl Trübner) ons volledige inlichtingen en de laatste uitkomsten der wetenschap verschaft wegens de taal der Noordsche stammen, vinden wij in de laatste afleveringen van het tweede deel, dit jaar verschenen, de wetenschappelijke verhandeling van de Noordsche Letterkunde. Iemand zou ongelijk hebben in Vlaanderen, daarbuiten, over dat onderwerp te twisten. | |
[pagina 190]
| |
Letterkundige werken. - Verschenen: Bij Thorin te Parijs, ten prijze van 8 fr.: Histoire de la Litterature grecque, t. 2, door A. Croiset. Bij Hachette te Parijs: Dramaturges et Romanciers, door E. Montégut. Bij Perrin te Parijs: Les Evolutions de la Critique contemporaine. door E. Tissot. Bij Wolters te Groningen: Jephta van Vondel, door T. Terwey. Bij de Erven J. Bohn te Haarlem: Bilderdijk, Lotgenoot van Multatuli, door Dr Jan te Winkel. Bij Priem te Amersfoort: Letterkundig jaarboekje voor 1890. Bij Garnier te Parijs: Les Maîtres de la critique au 17e siècle door A. Bourgois. Bij Leroux te Parijs, ten prijze van 7,50 fr.: Histoire de la Littérature allemande, door G.-A. Heinrich. Bij Perrin te Parijs, ten prijze van 3,50 fr.: Quelques écrivains français, door wijlen Em. Hennequin. Bij Vanier te Parijs, ten prijze van 3,50 fr.: Les Romanciers d'aujourd'hui, door Ch. Le Goffic. Bij Calmann-Lévy te Parijs, ten prijze van 3,50 fr.: Episodes littéraires, van wijlen A. de Pontmartin. | |
Wetenschappen.Thomas a Kempis. - De Codex Paulanus uit het klooster van Sint Pauwel in Carinthia is gedagteekend van de jaren 1384 of 1385. Is die dagteekening echt, dan is het uit met het schrijverschap van Thomas a Kempis. Dr Cruise heeft het klooster van Sint Pauwel bezocht, de lichtprent van zes bladzijden van het handschrift genomen en de uitkomsten van zijn onderzoek in de Précis Historiques van Mei medegedeeld. De plaats der dagteekening en de gedaante der letters doen blijken dat de teekening maar later bijgevoegd werd. Wat het handschrift betreft, de kenners besluiten dat het tot het einde der vijftiende eeuw behoort.
Diluvium en Spelonken. - Op het gebied der voorgeschiedkundige oudheden melden wij het werk van Salomon Reinach: Description raisonnée du Musée de Saint-Germain-en-Laye. Epoque des Alluvions et des Cavernes. Het verscheen te Parijs bij Firmin Didot en werd in de R. des Q. Scientifiques van 20 Juli ontleed en besproken. De uitkomsten der oudheidkundige opzoekingen van Salomon Reinach door de toogzaal van Saint-Germain-en-Laye zijn nog al beredeneerd en gematig en verschillen zeer veel van de ongerijm- | |
[pagina 191]
| |
heden, die M. de Mortillet uitkraamt in zijne schriften en lessen te Parijs. 1o Salomon Reinach hecht geen geloof aan het bestaan van den mensch in het derde aardkundig tijdvak. 2o Hij beschrijft het dierenrijk van het vierde tijdvak. Vele oudheidkundige fabelen hier, vragen honderden eeuwen tusschenruimte voor het verdwijnen der dieren van het vierde tijdvak en het opkomen der dieren van de geschiedkundige tijdvakken. Arme sukkelaars van geleerden. De jongens in de Latijnsche scholen leeren de teksten, waaruit het blijkt dat het meeste deel dezer voorgeschiedkundige dieren ook in de tijden der geschiedenis in onze streken verkeerd hebben. 3o Uit de mededelingen van Salomon Reinach is het klaar dat onze voormenschen, te Saint-Acheul en te Chelles ontdekt, niet sprakeloos waren en ook meer gerief ter hand hadden dan de Mortillet het beweert. 4o Reinach beschrijft heel nauwkeurig al hetgeen men achterhaald heeft van de menschen, die in de spelonken woonden. Hunne beeltenis, door de Mortillet geteekend, is ook heel valsch. de Mortillet schrijft: ‘Geene begraving, geen eerbied voor de dooden. - Geen godsdienstig gedacht.’. Reinach komt elders uit: ‘Tegen het onbewezen stelsel dat aan de menschen van den tijd der spelonken alle begrafenisplechtigheden ontkent, zien wij dat wij een zeker getal begraafplaatsen om zeggens met zekerheid in dit tijdvak mogen stellen.’ 5o de Mortillet doet het tijdstip van den ouden steen 222,000 jaar duren. Reinach aanveerdt dat al de berekeningen op valsche en onzekere gronden steunen en altijd gedaan worden door dezen die de tijdrekening van den Bijbel verwerpen. De wetenschap staat in hooge achting: maar al te dikwijls onder dien naam worden er een hoop bevestigingen en veronderstellingen vervent, die nooit bewezen worden en regelmatig twee drie maal 's jaars voor nieuwe beweringen de baan moeten ruimen. Om de zaak te vervolgen moet men gestadig vernemen wat X. van Berlijn of Stockholm versch geschreven heeft en wat Z. van Parijs of Londen daarop hebben geantwoord, zonder dat de wetenschap een stap verder gekomen is! Een schrijven van 1889 of 1888 wordt nu reeds als ouder aanzien dan eene kronijke van de middeleeuwen. Dat men nauwkeuring beschrijft al wat men ontdekt zonder daar stelsels op te bouwen: de nieuwe zullen noodzakelijk het lot ondergaan van deze, die zij vervangen hebben.
De Zondvloed. - E.H. Fl. de Moor, pastor van Zelzate, heeft in het Mag. Littéraire et Scientifique zijne bijbelsche studien voortgezet en eene volkenkundige navorsching laten drukken | |
[pagina 192]
| |
over onbekende reuzenstammen, die in het H. Schrift vermeld worden. Volgens de getuigenis van den Bijbel zelf zouden er na den zondvloed volkeren bestaan hebben die noch van Sem, noch van Cham, noch van Japhet afstammen, en die bijgevolg door den zondvloed niet uitgeroeid werden. (Nr van 15 Juli, bl. 67).
Oude Kelten, - In het nr van Juli der Scottisch Review handelt Rhys over de oude volksstammen der Britsche eilanden. Uit de studie der oude eigennamen van Ierland en Schotland blijkt het, dat niet al de Kelten van Arische afkomst zijn.
Assyriënkunde. - Bij Karl Trübner, te Straatsburg, verscheen het werk: die kosmologie der Babylonier, door Jensen. De Assyriënkunde bevat de uitgaaf der wegvormige opschriften, en de oplossing der vraagstukken wegens geschiedenis, godenleer, spraakkunst en sterrekunde. Jensen vergaarde, keurde en verklaarde al wat de Assyriërs en Babyloniërs aangaande de wereld, de schepping en den zondvloed geschreven hebben. Zijn uitleg over de vermaarde tafels van de schepping en den zondvloed is geheel nieuw. Het zevende deel der Babylonian Texts, van pater Strassmaier, is ook verschenen. Ze zijn van het hoogste belang voor M. Gittée van 't Nederlandsch Museum, die eens beweerde dat Cyrus nooit bestaan heeft: het uitgegeven deel waar wij van spreken, bevat de opschriften van Cyrus. Pater Delattre beschrijft in de Revue des Q. Scientifiques van dit jaar de laatste navorschingen op het gebied der Assyriënkunde.
Oudheden. - Wij schreven dat men wel zou doen, Nederlandsche wetenschappelijke werken te koopen. Daarom willen wij aan onze lezers het Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid bekend maken, dat de heeren Schlimmer en De Boer, bij de Erven F. Bohn, te Haarlem, ten prijze van fl. 5 hebben uitgegeven.
Troja. - Waarin is het vraagstuk gelegen? Dr Schliemann beweert, ter plaats Hissarlik genoemd, door zijne opdelvingen het oude Troja ontdekt te hebben. Botticher, zijn tegenstrever, houdt staan dat Schliemann niet eene oude stad, maar wel doodenheuvels, oude begraafplaatsen gevonden heeft. Welk is het laatste nieuws nopens den pennetwist, die nu reeds jaren duurt? Botticher heeft te zamen met eenen keurraad de puinhoopen van Hissarlik onderzocht. Dat onderzoek heeft zijn oordeel niet veranderd: indien hij gelijk heeft, zouden de uitkomsten der voorgeschiedkundige wetenschap wel kunnen veranderen. | |
[pagina 193]
| |
Em. De Muynck heeft ook in de Brusselsche maatschappij van Oudheden het verslag onderzocht van den keurraad te Hissarlik werkzaam, en hij besluit natuurlijk dat Schliemann, eerelid der Brusselsche maatschappij, gelijk heeft. (Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles. Tome 4, livraison du 2 juin 1890)
Wiemkes. - Wie heeft er van de wiemkes of kaboutermannekens niet hooren spreken? Ze dragen verschillige namen: Portuni, Neptuni, Neutons, Nutons, Waitons, Halvermannekens, Heinzelmanner, Nains des bruyères et des montagnes d'Ecosse, Petits travailleurs, Duergars, Monticoloe. Poulpicans, Korrigans. Van Helven heeft al de sagen en volksvertellingen onderzocht en komt tot het besluit dat die menschen bestaan, door sagen en godsdienstige overleveringen hun oorspronkelijk wezen verloren hebben, dat het volksstammen zijn die vóor de Indo-Europeanen alhier gewoond hebben, dat ze van Iberische afkomst zijn en de eerste bekende bevolking van Europa uitmaakten (Annales de la Société Archéologique de Namur. Tome 18, 3e livraison de 1890). | |
Taalgeleerdheid.Etyma Latina. - Etyma latina, dat is de titel van een Latijnsch afleidkundig woordenboek, dat E.R. Wharton in Engeland liet verschijnen. Het bevat 34 bladzijden ter inleiding, den afleidkundigen uitleg in 120 bladzijden en 30 bladzijden over ‘comparative etymology.’ Al de woorden, die bij de zestien Latijnsche schrijvers van eersten rang te boek staan, worden taalkundig uitgeleid, te weten bij Plautus, Terentius, Cicero, Coesar, Catullus, Lucretius, Sallustius, Virgilius, Horatius, Livius, Tibullus, Propertius, Ovidius, Persius, Tacitus en Juvenalis. Deze schrijvers bezigen meer dan 26000 woorden, en daar er vele de eene van de andere stammen, behoeven er enkel 3055 getoetst te worden. Van deze 3055 woorden zijn er 380 onuitlegbaar, 1130 oorspronkelijk en in de andere Indo-germaansche spraken verwant, een zeker getal afstammend die nog eenigen uitleg van doen hebben, en boven de 600 aan vreemde talen, meest aan het Grieksch ontleend. De Latijnsche afleidkunde is zeer moeilijk omdat er zoo weinig oud latijn bestaat en omdat de Italiaansche gauspraken nog zoo weinig gekend zijn. (Bij Percival en Co, King street, Covent Garden, Londen: prijs 7 sh. 6 d.).
Vlanderen. - Wij lezen in Loquela no 10, Sporkele 1890: | |
[pagina 194]
| |
‘Een vlamende of een vlaam land ware dus een land dat onder water,... dat vliem, dat vlaam, dat vliemende, dat vlamende vol water staat, pleegt te staan, of gestaan heeft...’ ‘Het woord vlaam zal ook met -de uitgebouwd geworden zijn, zoodanig dat men zal gezeid hebben voor vlamende land, vlaamde land. Van daar een woord *vlamende, dat in die gedaante geen stand hield, en veranderde in vlande, zonder n vlade, vla. Zoo is uit schamen, niet schaamde, maar schande geboren; uit ramen niet raamde, maar rande, rand; uit zamen (met uitbouw -te), niet zaamte, maar zante. Een land dat vlande was zal allicht eene vlande geheeten geworden zijn, en verschillende vlande streken bijeen genomen de vlanden, de vladen, de vla'en; met tweeden meervoudigen uitbouw, de Vlanderen. Vglt: been, beenen, beenderen; blad, bladen, bladeren; rad, raden, raderen; kind, *kinden, kinderen enz. Eertijds schreef men Vlanderen, en niet op zijn Fransch uitgelangd Vlaanderen, gelijk hedendaags de meeste menigte doen’ Wij zullen doen opmerken dat *kinden geen giswoord is, en dat in het Middelnederlandsch het meervoud kinde bestond. Wij kunnen niet aanvaarden dat vlande, vlade zou geworden zijn, aangezien wij nergens vinden dat n wegvalt voor d: n wordt overal bewaard. Wij vinden intgendeel dat het Germaansch n voor de tandletters zou invoegen. Wij blijven dus bij den ouden uitleg: wij erkennen van ouds en eeuws het bestaan van het woord vlade, dat door inlassching van n, vlande geworden is. 't Kan zijn dat vlaam, vlande gegeven heeft, gelijk schamen, schande, maar dit rechtveerdigt niet dat vlande, vlade werd en dat daar n tegen alle bekende wetten zoude weggevallen zijn. Loquela blijft ons dus den uitleg van vlande = vlade schuldig.
Germaansch. - De laatste aflevering van den Grundriss der Germanischen Philologie is voor ons van het hoogste belang. Zij bevat, ten eerste, de geschiedenis onzer taal, opgesteld door een bevoegden spraakgeleerde, J. te Winkel. Zijn arbeid wordt als volgt door A. Kluyver in den Nederlandschen Spectator van 2 Augustus besproken: ‘In de verhandeling van Dr Te Winkel zijn drie voorname bestanddeelen te onderscheiden: een overzicht van de geschiedenis der taalstudie hier te lande, in verband met die der letteren; verder een overzicht van de voornaamste punten der grammatica in ruimen zin, en ten slotte eene beschrijving van het leven en sterven der woorden, waarbij ook op den invloed der vreemde talen nauwkeurig acht wordt geslagen.’ Deze geschiedenis is geschreven voor de Germanisten, maar de leeraars der hoogste scholen van het middelbaar onderwijs zouden er ook een geschikt geheel van aangename en vruchtbare lessen kunnen putten. | |
[pagina 195]
| |
Het tweede opstel derzelfde aflevering (1 Band, 4 lieferung) is de geschiedenis der Friesche Sprake door Th. Siebs. De kennis van het Friesch is onmisbaar voor de studie onzer gewestspraken.
Eigennamen. - Bij Douillet te Amiens verscheen: les Rues et les Enseignes d'Amiens. Wij stippen dit werk aan, opdat het tot voorbeeld strekke aan onze navorschers, opdat zij hunne werkzaamheid niet zouden verspelen aan menigvuldige kleine en verstrooide onderwerpen, maar hunnen arbeid zouden besteden aan al de eigennamen van eene stad of een dorp, gelijk wijlen K. Verschelde deed voor de huizen en de straten van Brugge, en Aug. van Speybrouck voor de gemeente Sint-Andries.
Egyptisch. - Hoogl. Abel heeft ter Freie Deutsche Hochstift te Frankfort eene lezing gedaan over de afleidkundige betrekkingen tusschen het Egyptisch en de Indo-germaansche spraken. Zij werd in Augustus gedrukt.
Oudsaksensch. - Hoogleeraar Gallée van Utrecht heeft in zijne opsporingen over de oudsaksensche spraakkunst al de gekende handschriften opnieuw onderzocht en eenige on ekende oorkonden ontdekt. Bij Brill, te Leiden zal hij eene nieuwe uitgaaf van al de bestaande oudsaksensche handschriften bezorgen. De beste uitgaaf van den Heliand, tot nu toe, was deze van Sievers, der andere gedenkstukken, deze van Heyne.
Volkswoorden. - Wij lezen in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, bl. 129: ‘Daar zijn eene menigte woorden, welke door oudere schrijvers gebezigd, en onder 't volk voortlevende, in de woordenboeken of niet gemeld of als verouderd worden veroordeeld; andere, in vroegere tijden niet bestaande, maar ter gelegenheid van moderne toestanden of uitvindingen door de spraakmakende gemeent in het leven geroepen, worden evenmin officieel erkend, maar zien hunne plaatsen ingenomen door de bastaardwoorden of lamme omschrijvingen. Het wordt dus tijd dat de Academie haar voornemen ten uitvoer brenge en tot de wettige inburgering of herinburgering besluite van die groote menigte verstootelingen.’
Onze Volkstaal. - De Grundriss der Germanischen Philologie vermeldt het bestaan van Onze Volkstaal en rept geen woord van onze bloeiende Loquela. Met een pijnlijk gevoelen van droefheid, maar ook met gelatenheid, melden wij aan de talrijke vrienden der gauspraken dat de Noord-Nederlandsche Onze Volkstaal, de geliefde van Taco H. de Beer, na eene langdurige ziekte overleden is.
Waver. - Uitleg wegens Waver staat er in Navorscher no 7, bl. 381. ‘Waver, wauwer, wouwer, weijver, vijver, weijer, Weiher beteekenen vivier, vivarium.’ | |
[pagina 196]
| |
De taalkunde in ons land. - F.A. Stoett schrijft in den Nederlandschen Spectator van 21 Juni dat Vercoullie ter Hoogeschool van Gent, eene schaar jonge mannen opleidt, die welhaast op het gebied der Nederlandsche taalgeleerdheid zullen optreden. Een dier leerlingen is H. Meert, voor zijn opstel over het voornaamwoord du, door de Vlaamsche Academie bekroond. Wij deelen dit nieuws mede om het vrij onderwijs op te wekken in dit vak, ten onzent zoo verwaarloosd, niet ten achter te blijven.
Gewestspraken. - De Engelsche Dialect Society geeft dit jaar de volgende werken uit: A Glossary of Words in use in the County of Gloucester en Englisch Dialects: Their Homes and Sounds.
Romaansch. - Het ‘Romanisch-Lateinisches Wörterbuch’ van Körting was de N genaderd. Körting is den 2 Augustus te Münster overleden.
Taalkundig Nieuws. - De tweede helft van Brugmanns tweede deel van den vermaarden Grundriss der Vergleichenden Grammatik der Indogermanischen Sprachen is nog niet verschenen. De eerste aflevering zal met het einde van October verzonden worden. H. Buttner bereidt een werk, dat onze Academie aangaat, te weten zijne Studien zu dem Roman de Renart und dem Reinhard Fuchs. Het tweede deel van den Grundriss der Romanischen Philologie zal weldra verschijnen. G. Meyer zal bij Trübner, te Strassburg, zijn Etymologisches Worterbuch der Albanesischen Sprache uitgeven. Die taal wordt nu als een tak der Indogermaansche spraken behandeld. A. Noreen zal in 't Duitsch zijn belangrijk werk uitgeven over de Oudgermaansche klankleer. O. Wiedemann werkt aan de uitgaaf van Das Littauische Prateritum en Ferd. Wrede bereidt voor de groote verzameling van Trübners Quellen und Forschungen, een nieuw nr: Die Sprache der Ostgoten. M. Kluge, hoogleeraar te Iena, vroeg ons over eenige weken bericht over Loquela en de werken van De Bo, Joos, Tuerlinckx, Schuermans en Gailliard.
Taalkundige werken. - Verschenen: Bij Bouillon te Parijs, ten prijze van 12 fr.: Manuel pour étudier le sanscrit védique, door A. Bergaigne en V. Henry. Bij Blankenberg te Leiden, ten prijze van 2 M.: Die Lexicalische Urverwandtschaft d. Baltoslavischen und Germanischen, door C.C. Uhlenbeck. | |
[pagina 197]
| |
Bij Macmillan te Londen: Syntax of the Moods and Tenses of the Greek Verb, door W. Watson Goodwin. Bij J. Clay and Sons te Londen, ten prijze van 4 Sh: Language and Linguistic Method in the School, door S S. Laurie. Bij De Seyn-Verhougstraete, te Roeselare: Het Bargoensch van Roeselare, door H. de Seyn-Verhougstraete. Bij Hachette, te Parijs, ten prijze van 10 fr.: Le Latin de Grégoire de Tours, door Max Bonnet Bij Aschehoug, te Christiana, ten prijze van 3 M.: Etruskisch und Armenisch door S Bugge. Bij Jock, te Leipzig, ten prijze van 4 M.: Zur Gutturalfrage im Gotischen, door H.L. Webster. Bij Delagrave, te Parijs, ten prijze van 1 fr. de aflevering (er zullen er rond de dertig zijn,: Dictionnaire général de la Langue française, door A. Hatzfeld, A. Thomas en wijlen A. Darmesteter. S.P. |