Het Belfort. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
Aan den wel eerweerden heer Joannes Josephus Engelbert Aloysius Vanweddingen
| |
[pagina 121]
| |
Maer het hert alleen kan 't voelen,
Drukt het met geen woorden uit,
Hoe de priester wordt verengeld
Wen de hemel zich ontsluit,
Wen de Gever van het leven
Met zijn heerlijkheid omstraeld,
Na 't krachtig woord des priesters,
Op het outer nederdaelt.
Gij gevoeldet ook die volheid
Die met Jesus nederkwam,
Die, als 't ware, uw ziel aen de aerde
Losrukte en ten hemel nam.
Zegentogen zaegt gij knielend
Op 't aenbiddelijk Sacrament,
En ontbrandet aen die liefde,
Die een aerdsche mensch niet kent
Scepters kan de wereld geven,
Vreugden die het vleesch geniet;
Maer dat innig zielgenoegen -
Neen dat kan de wereld niet!
Slaven zijn het, die haer dienen,
Waenvreugd schenkt zij voor geween;
Maer 't geluk, de ware vrijheid
Vindt men in de deugd alleen.
Ook gij voeldet deze waerheid,
G'hebt haer 't vaerwel vroeg gezegd,
En het zoete juk van Jezus
Op uw schouderen gelegd.
't Voorrecht van zijn woord te spreken,
Dat Hij u op heden gaf,
't Moge u rust en leven kosten,
Ruilt gij voor geen' scepterstaf.
Gij hebt reeds op uwe lippen
De eerste wetenschap vergaerd,
| |
[pagina 122]
| |
En gij zult haer trouw verspreiden,
Aen de waerheid nauw gepaerd.
Gij zult op uwe wegen strooijen
Zuivere Evangelieleer,
En der menschen herten vullen
Met de orakels van den Heer.
Doch, mijn vriend, het woord des Priesters,
Ook als 't schoone lessen geeft,
Moet op kloekheid zijn gegrondvest
Die voor geen gevaren beeft;
Nu zijn ijver wordt gedwarsboomd,
Nu hem alles tegenstort,
Nu wordt vaek de deugd verwaerloosd
En het voorbeeld schiet te kort.
Ja, wie heden Priester zijn zal,
Dien voegt onverschrokkenheid,
Om het duizendhoofdig ondier
Dat aan leer en godsdienst bijt
Moedig op den nek te trappen,
En den stalen waerheidschild
Op zijn gorgel neer te drukken
Tot het zijnen doodskreet gilt.
Ja, het wangedrocht des ongeloofs
Beurt nog dagelijks het hoofd,
't Onverbasterd woord des Heilands
Wordt van weinigen geloofd;
Leering, door hem zelf geregeld,
Wordt voor beuzeling geschat;
Ja voor dweeperij gebrandmerkt,
En men zwelgt zich leugenzat.
Maer daer zijn nog echte kristnen,
Kinderen der beloftenis,
Voor wie Jezus' bloed aen 't kruishout
Vruchtloos niet vergoten is.
| |
[pagina 123]
| |
Die, mijn vriend, die moet gij steunen,
Voeden, troosten dag en nacht;
Dat de geest der valsche wijsheid
Hen in 't zielverderf niet smacht.
Dan, ik zal uw plicht niet toonen,
Gij zijt priester, God gewijd,
En gij zult het ambt niet wraken
Waer gij toe geroepen zijt.
Er zal u geen hulp ontbreken:
Hij, die 't al geschapen heeft,
Zal den leeraer nooit vergeten,
Die voor 't heil der menschen leeft.
J. David.
|
|