Het Belfort. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| ||||||
Geschiedenis der abdij van Groeninge te Kortrijk.
| ||||||
[pagina 43]
| ||||||
Int jaer ons Heeren M. CCC. ende II, up Sente Benedictusdach in Hoymaent, was de stryt te Curterike. Onder desen es begraven de Coninc Sigis. Bidt Gode voor alle zielen. Amen. M.CCC.II. Bij de eerweerde paters Jezuïeten, te Kortrijk, zagen wij eene lijst van al de ‘jaergetyden, van oudts ghefondeert, die jaerlyckx moesten ghedaen worden in de kercke van d'abdye van Groeninghe’. Ziehier een klein uittreksel:
Zoodat de nonnen van Groeninge zelfs den graaf van Artois niet vergaten in hunne gebeden!
Weinige jaren na den Sporenslag, en wel vóor 1313, omringde men de abdij met eenen muurGa naar voetnoot(1). Het klooster bestond nu uit verschillende gebouwen, ‘metten nederhove, wallen, booghaerden ende dreven’. In de nabijheid bezaten de nonnen eenige ‘stycken lants ende mersschenGa naar voetnoot(2)’. Ten jare 1315 werd de abdij onrechtstreeks begiftigd. Sachent cil ki sont et ki avenir seront, ke Gillis Stuttins a fait un loial cange a dame Kateline Lours, nonnain de Groeninghes, de quarante sols de parisis par an rente hyretaule, les quels il avoit sour la maison et hyretage Ghiselin Quistepenninc, et la maison et hyretage Gillion le Pan... gisans a Courtray, en la rue de Piere, kon dist le Stienstraete, au les deviers latre Saint-Martin... Et bien est a savoir ke le heure ke dame Kateline Lours morra ou kelle ira de vie a mort, les quarante sols de rente par an... demoront perpetuelment à GroeninghesGa naar voetnoot(3). Desniettemin mag men onderstellen, dat de gemeenschap omtrent het midden der XIVe eeuw niet rijk was. Den 2 Mei 1362 stond | ||||||
[pagina 44]
| ||||||
Lodewijk van Male den kloosterzusters toe, in heel Vlaanderen aalmoezen in te zamelen tot het herbouwen van hunne kerkGa naar voetnoot(1). Twintig jaren later (le IIIe jour de mars lan de grace mil. CCC. quatre vins et trois) nam de hertog van Burgondië de rechten, gebruiken en vrijheden der nonnen van Groeninge onder zijne beschermingGa naar voetnoot(2). Niet lang nadien beklaagde zich de abdis over eene overweldiging van goed, ten nadeele van hare gemeenschap gepleegd door Jan Uutenzwane. Deze had zich het landgoed van Milme, in het ambacht van Assenede, met geweld aangematigd. In de maand October 1396 beval de graaf den ridder aan de kloosterzusters hun goed terug te gevenGa naar voetnoot(3). Ook de schepenen van Gent verboden aan hunne onderhoorigen ‘dezelve religieusen... te molesteerne, dreeghene of verlastene in eenighe, manieren’. Sinds korten tijd herwaarts - schreven zij den 5 Mei 1425 - ‘hebben eenighe van onzen poorteren ende andere bi hueren ghelieften ende grooten overwille den vors. clooster wat perssen, grief ende overlast ghewillen doen, de rente ende goedinghen vander kerke vors, perturberen, verminderen ende voorbidraghen teghen redenen ende recht, ende daertoe de religieusen ende familien van denzelven clooster ghedrecht...’ Daarom is het, ‘dat wij... dezelve kerke, clooster, religieusen, hare goedinghen, familien ende diennaers ende elc bi zondere in onze speciale protectie, sauvegaerde ende bescermenesse gestelt ende ghenomen hebben, nemen ende stellenGa naar voetnoot(4)’. Omtrent het midden der XVe eeuw moet de abdij van Groeninge nog al veel geleden hebben. F. Van de Putte wil, | ||||||
[pagina 45]
| ||||||
dat de Gentenaars het gesticht verwoestten. Wellicht gebeurde zulks in 1436, wanneer zij het beleg van Kales opbraken en misnoegd naar Vlaanderen terugtrokken. Zoo bedreven zij baldadigheden tot in de kastelnij van Kortrijk; en toen de ingezetenen dezer stad hun lieten weten, dat zij met zulk een bedrijf niet ingenomen waren, kwam het van woorden tusschen beide partijen tot een klein gevechtGa naar voetnoot(1). Ook in 1452 staken de Gentenaars de wijk Overbeke in brand. Hoe het zij, ten jare 1441 verleende de abt van Cisteaux aan de gemeenschap kwijtschelding van zekere schuld, om reden dat het gesticht gedeeltelijk verwoest lagGa naar voetnoot(2). Het volgende jaar verkocht de abdis aan Pieter De Grave een huis, staande in de Vlamingstraat. In 1462 was de toestand der abdij alles behalve gunstig. De kerk was bouwvallig, het kloostergebouw in slechten staat. De schuld der gemeenschap bedroeg 3197 liv. 8 s. 10 d. parisis. Destijds waren er in het klooster negentien geprofeste nonnen, buiten de abdis, twee novicen en den biechtvader. Zoo groot was de nood der vergadering, dat men op St-Jacobsdag 1461 eenige zilveren drinkbekers had verpandGa naar voetnoot(3). | ||||||
[pagina 46]
| ||||||
Bovendien ‘waren er zekere questien van processen ende ghedinghen hanghende... tusschen den religieusen abedesse ende convente van Groeninghe, heesscheriggen of een zijde’, en den schout van Assenede met den abt van Affligem, ‘verwerrers ter andre zide’. De schout wilde de zusters dwingen, den zeedijk van den Milmepolder te herstellen en te onderhouden; de abt betaalde niet geerne ‘in dicagen, oude ende nieuwe wateringhen, sluuzen, ende alle andere reparacien’... waar hij in den genoemden polder ‘ghelandt’ was. De Raad van Vlaanderen en geestelijke personen traden beurtelings als scheidsrechters opGa naar voetnoot(1). Den 12 November 1468 werden beide ‘partien, elc voor dat hem aenging, int onderhout ghecondempneert’. Ten jare 1487 nam de paus Innocens VIII, evenals Innocens IV en Urbaan IV, de bezittingen, vrijheden en voorrechten der abdij onder zijne beschermingGa naar voetnoot(2). In de eerste helft der volgende eeuw deed de abdis eenen staat opmaken ‘van alle den pachten ende landen, toebehoorende | ||||||
[pagina 47]
| ||||||
het clooster van Groeninghe’. Hij werd geschreven ‘in de maendt van ougst in 't jaer 1532, naer dat vrauwe Beatrisse Bevers abdesse gemaakt was van voorn, cloostere’.
Ook voor de nonnen van Groeninge moesten er in de XVIe eeuw bange dagen aanbreken. Zoo lezen wij in de kronijk der abdij: ‘Int jaer 1546 was gheheescht op tgeestelic de helft van huerlieder incomste; danof dat den clooster van Groeninghe cote bedroeg 86 lib. 16 scelen groote, die betaelt hebben gheweest ten vier paymenten.... Item int jaer 1552, zo hadde den clooster grooten cost van de cryghers, zonderlinghe op Sinte Cateline dach in november; zo dat zij gheheel meeester waren van den cloostere en logierde al thuus duere van mevrauwe, binnen den cloostere ende in de paterie, in de binnenpoorte ende ten voorpoorte, op de moote ende in tpachthuys, mochten wel zin onder al twee hondert personen. Deden zeer grooten overdaet van vier, van spijze ende dranc, dien dach ende die nacht gheduerende; ende smeten doot alle de hennen ende capoenen, die zij kosten ghecrijghen, ende aten die, al wast vrindach ende saterdach; ende hadden zeer grooten cost van henlieden eten ende drinken ende gheld te ghevene, wel acht daghen lanc gheduerende, ende voort alt jaer gheduerende tot den Kersdach daer naer.... Item int jaer 1652 was bij den keysere gheheescht noch eens de helft van der incomsten van huerlieder goed te betalene ten twee payementen; bedraghende tsamen voor den clooster van Groeninghe gelick alst zeven jaeren daer te vooren noch betaelt hadde. Compt 86 ponden 60 scelen grooten.... Item int jaer 1555 was gheheest by de keyselicke majesteyt op tlant van Vlaenderen 400,000 croonen van 48 grooten tstick. Item ter cause van desen es tgoet van den clooster van Groeninghe gheextimeertGa naar voetnoot(1). Item den voornoemden tienden penninc was noch ghecontinueert den termin van 2 jaeren, te wetene tjaer 1556 ende 57, hetwelke den clooster bedraeght jaerlickx omtrent 20 ponden grooten, noch tjaer 1559 den tienden penninc ende tjaer 1560 den halven tienden penninc.... Item in tjaer 1552 was de leeninghe ghedaen al Vlaenderen duere; daerof den clooster | ||||||
[pagina 48]
| ||||||
moeste leenen hondert guldens.... In tjaer 1557 was ghedaen de leeninghe opt gheestelic ende wereldlic, daerof den clooster heeft moeten leenen 200 guldens.... Item int jaer 1566, omtrent Lichtmesse, heeft mevrauwe van den clooster van Groeninghe moeten betalen, ter begheerte van den hove, 400 guldens, omme te betalene de rutters van den oorloghe.... Int jaer 1569 was gheheest bij den duc D'alve, gouverneur van de landen van harrewaers over, den honderdsten penninc van alle goeden, over gheestelic ende werelic; daeraf dat tclooster van Groeninghe heeft moeten betaelen by estimatie over de heerlicke vervallen 16 ponden 5 scel. par.; over 11 bunders 12 hondert busch in Marcke 72 p. 2 scel. 1 den. par.; over den Abesulbusch in HulsteGa naar voetnoot(1), groot 12 bunders. 52 p. 2 scel. 7 d. par. Ende noch over 2 bunders koeiwee, neffens tcloostere, 40 p. 8 sc.... Int jaer 1574, zynder brieven ghezonden van zyne excellentie don Lowys de Requessens.... omme zeker partie van eecken boomen, ende mevrouwe wiert ghesommeert totten nomber van 40.... Int zelve jaer 1574 wiert de tiende penninc gheheest van den goeverneur en bedroech de somme van 24 p. grooten.... Int jaer 1576 is wederom gheheest van de Staten weghe den tienden penninc, ende wiert betaelt int beginsel van den jaere 1577, de somme van 24 p. grooten als boven.... Int jaer ons Heeren 1578, eer de religieusen ghejaegt wierden uut den clooster, zoo wiert van weghen ende by laste van den alderboosten prince van Oragnien, Guillame van Nassau, fortselicke gheweert al het kerckzelvere, clocken ende metael.... welke partye wouch twalf marcq, vyf oneen ende drie inghelschen. Dit geschiede den 12 Maerte 1578. En dit schoon exploit dede dien deghelicken Bevere, neve van wylent vrau Beatrice Bevere, abdesse. Voort scheden uut het clooster wierden de religieusen gheplunderd ende beroofd van de gentsche soldaten ende quaetwillighe borghers van Curtryck. Item van dezelve wierden ghebroken alle de autaertafels, beelden ende schilderyen in de kercke, die in een secreet ghedaen waren, ende al heurlier boomen ende haghen wierden ghegheven te pillage.... Tusschen Baefmisse ende Kersmisse, zoo was het cloostere van Groeninghe geheel ende al afghebroken ende gheruineerd....Ga naar voetnoot(2)’ Ook de overige bezittingen der abdij hadden veel geleden. ‘Alle de huusinghen ende hoven van de pachtgoeden waren verre al bedorfven ende verdestruweert, ende tot drie verbant by | ||||||
[pagina 49]
| ||||||
de quaetwillighe soldaten.... Het pachthof te Groeninghe, dat moste al afghebroken ende gheweert sin.... Het pachtgoed te Rolleghem.... was verbrant van de soldaten; het pachtgoedekin, ghenaempt de Kiekins, in Marcke, was verbrant by de soldaten van Meenen, ende de hofstede, die ghestaen was bij de muelene te Marcke, was verbrant by dezelve soldaten, maar niet de meulene.... Het pachthof, geheeten Bruwynghe, niet verre van de voorseide meulene.... was zeer beschadigt ende in stucken getrocken.... Ende het groot goet te Marcke, ghenaempt Roodenborch, dat was verre al omme gheworpen ende in sticken ghetrocken, dat er maer en bleef een deel van de schuere ende wat vant woonhuys....’ Middelerwijl hadden er nog eenige andere gebeurtenissen plaats gehad, welke wij hier dienen aan te stippen. Gedurende de jaren 1556 en 1557, ‘totten ougst, quam een groote diere tyt’. Omtrent ‘Sinxsene 1557 ghalt de tarrewe op de marct 18 pond. pars. de rasiere, en de rogge 15 p. pars.’ Toen leende het klooster aan de stad 18 p. grooten, ‘om daer mede vrimt cooren te koopene’. Ook in 1562 en 1565 leende de abdis zekere sommen aan het magistraat, ‘om provisie te doene van coorne’. Ten jare 1571 vroeg de paus aan de christene wereld eenen geldelijken onderstand, om don Juan van Oostenrijk te doen oprukken tegen de Turken. Om het verlangen van het opperhoofd der Kerk te kunnen bevredigen, moesten de nonnen van Groeninge het grootste deel van hun zilverwerk verkoopen. In den loop van dit zelfde jaar maakten de schepenen ‘met mevrauwe d'abdesse ende ghemeene convent van den cloostere zeker accord en contract’, volgens welke ‘acordanse de Oudenaerdsche strate verlegd wierd’. Ziehier den zakelijken inhoud der oorkonde: ‘Uutedien dat de Oudenaertsche strate, streckende van de uuterste veste vander stede van Cortrycke, buuten den wyck van Overbeke, beghinnende an de poorte van der bleeckerye, ghenaempt de Cryckerye, oostwaert ghelegen tusschen den lochtynck ende de voornoemde bleeckerye, toebehoorende aen het clooster van den Syoene, in de voornoemde stede, ende den lochtynck, toebehoorende mevrauwe d'abdesse ende gemeene convent van den cloostere van Groeninghe, zeer quaet es omme met peerden ende waghenen te passeerene, ende qualicken repareerlick zonder grooten cost, zoo eist dat burgmeesters ende scepenen der voornoemde stede van Cortrycke verzocht hebben aen mevrauwe d'abdesse ende tghemeene convent van tvoornoemde clooster van Groeninghe, dat huer ende den voornoemden convente believen zoude te ghedooghene, dat men de voornoemde passaigie ende Oudenaertsche strate legghen ende maecken zoude up den zudwest cant van den cloostere der voornoemde abdesse ende toonvent toebehoorende, | ||||||
[pagina 50]
| ||||||
ligghende neffens de Harelbekestrate, ende uutcommende zutoost in de voornoemde Oudenaertsche strate, met conditie dat de voornoemde burgemeester ende scepenen der voornoemde stede daerboven de voornoemde mevrauwe abdesse ende den voornoemden convente toelaten zouden de voornoemde oude passaigie omme dies totten voornoemden hueren lochtynck ende thueren proffyte te mueghen applyckierene als huer ende den voornoemde convente goede....’ De abdis liet inderdaad: ‘de nieuwe strate passaigie legghene ende ghebruuckene inder eeuwicheyt, de breede van vier en twintich voeten buuten de hagheGa naar voetnoot(1)’. Kortrijk. Th. Sevens. |
|