Het Belfort. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Wiskundige vrouwen.
| |
[pagina 16]
| |
medegedeeld. Napoleon liet kennen dat hij de wetten van zulke trillingen met die der rekening zou willen zien overeenbrengen. Het Instituut bood eenen prijs aan voor wie dien wensch zou tot stand brengen. Maar al de wiskundigen verloren moed wanneer zij Lagrange met spijt hoorden bekennen, dat men om zulke moeilijkheid op te lossen, eene nieuwe stelkunde moest afwachten. Sophia Germain ontving eens het bezoek van den vermaarden wiskundige: welnu, mijn beminde meester, sprak zij, ik geef toch mijnen moed niet op. En inderdaad, begon zij met ijver eene gepaste vergelijking te zoeken. Zij lukte van den eersten keer niet; maar eindelijk ten jare 1815, was zij in staat om op gestelde vraag te antwoorden. Zij behaalde den prijs en werd in 1816 gekroond. Hare verhandeling gaf zij uit in 1820 onder den titel: Recherches sur la théorie des surfaces élastiques; zij helderde hare uitvinding nog op in een ander werk ten jare 1826Ga naar voetnoot(1) aan het Instituut gezonden; en andermaals in 1828Ga naar voetnoot(2) in het Jaarboek van Natuuren Scheikunde. Om den goeden uitslag van hare pogingen was zij, zal men zeggen, aan Lagrange en aan FourierGa naar voetnoot(3) wel iets of wat verschuldigd; maar het is op geene kleinigheden en bijhoorigheden van minder belang dat men moet zien. Zijn er vele prijzen gewonnen in het vak der nauwkeurige wetenschappen zonder eenige hulp of toezicht die den zoeker in den waren weg houden? | |
[pagina 17]
| |
Sophia Germain heeft alleen en volledig die eer verworven, dat mag men zonder twijfel beweren. Met Fourier dien wij onlangs genoemd hebben, hield Sophia Germain lange briefwisseling. Deze was immers de vriend van hare familie. Hem vertrouwde zij hare zaken, wanneer het er op aankwam, om iets of wat aan het Instituut mede te deelen, waar Fourier een groot gezag bezat. De brieven hebben wij nog, waar hij haar bericht gaf van alle de moeiten die hij deed voor de haastige volvoering der menige rechtsvormen welke men in zulke zaken vereischtGa naar voetnoot(1). Dat daar geen gebrek was aan lovende uitdrukkingen, valt licht te begrijpen. Anderen hebben wij gelezen waar hij, zonder van wiskunde te spreken, hetzij haar tot eene buitenpartij uitnoodigt, hetzij nieuws geeft van zijne zwakke gezondheid. Sophia Germain wisselde ook brieven met den befaamden LibriGa naar voetnoot(2). Deze sprak haar van zijne werkzaamheden, en uit wat hij haar schreef mag men oordeelen, dat hij haar meer dan eenen dienst bewees. Het is in eenen van de brieven van Sophia Germain aan Libri, dat zij voor de eerste maal over de kwaal spreekt, die haar weldra tot het graf moest leiden. Wij vertalen hier eene plaats van dien briefGa naar voetnoot(3). ‘Mijne gezondheid is zeer zwak, eene haastige | |
[pagina 18]
| |
dood zou voor mij een groot geluk zijn, want ik lijd onzegbare pijnen, die mij geenen stond rust laten genieten: ik wilde ten minsten het derde boekdeel lezen van LacroixGa naar voetnoot(1), maar dat zelf kan ik niet: ik blijf in mijne kamer opgesloten, en zie noch Mr Legendre noch mijne andere vrienden, tenzij Mr St Amand die op u altijd veel denkt, en mijne zuster. Men zegt nochtans dat mijn staat niet onverbeterlijk is, maar men voorspelt mij lang lijden. Ik heb van Mr CrelleGa naar voetnoot(2) den nummer ontvangen, waar een uwer verhandelingen met eene der mijnen is verschenenGa naar voetnoot(3). Hij vroeg mij nieuws van u: ik heb doen weten dat gij naar Geneve vertrokken waart, en, wat mij aangaat, dat het mij, voor langen tijd toch, onmogelijk zal zijn uit zijnen goeden wil wat nut te trekken: waarlijk, op al wat wiskunde aangaat schijnt er nu eene betoovering geworpen: uwe slechte toestand, die van CauchyGa naar voetnoot(4), de dood van Mr Fourier’..... Sophia Germain genas niet. Den 17 Juni 1831, stierf zij van eenen kanker aan de borst; de geleerden | |
[pagina 19]
| |
werden door dien dood zeer getroffen; de wetenschap verloor veel met haar: ook scheen men haar niet genoeg te kunnen prijzen en loven. In den Journal des Débats verscheen er in 1832 een artikel van Guyot de FèreGa naar voetnoot(1), waar gewag werd gemaakt van al hetgeen hare eer mocht vergrooten. Maar ofschoon wij de glorie van Sophia Germain niet willen verminderen, moeten wij, met Mr Ch. HenryGa naar voetnoot(2) de waarheid recht doen: de werken over geschiedkunde, aardrijkskunde en natuurlijke wetenschappen die men haar toeschrijft hebben nooit bestaan. De anderen zijn in voldoend getal om hare faam nog lange jaren te doen voortduren. In hare handschriften vindt men nog antwoorden aan verscheidene wiskundigen, die haar over moeielijke vraagpunten raadpleegden, verhandelingen over de muziek der Grieken en der Romeinen, en aanmerkingen aan de Théorie des fonctions van Lagrange: deze, zoo zegt Mr BertrandGa naar voetnoot(3) bewijzen ernstige studien over dat deel der wiskundeGa naar voetnoot(4). Men mag nog eene merkwaardige verhandeling melden over de vergelijkingen:deze verhandeling verscheen in den Journal für die Mathematik van Crelle in 1831, te Berlijn. Hetzelfde jaar liet zij in dat zelfde tijdschrift een ander werk inlasschen onder titel: Mémoire sur la courbure des surfaces. In dat werk volmaakte zij wat EulerGa naar voetnoot(5) had | |
[pagina 20]
| |
begonnen, doch zijn het niet alleenlijk aanmerkingen aan de stellingen des grooten wiskundige, maar eigenaardige, diepzinnige en ervarene gevolgtrekkingen, die zij aan de geleerden van haren tijd mededeelde. Sophia Germain had ook al latijn geleerd, en wat scheikunde aangaat was zij hoegenaamd niet ten achteren. Het is dus niet zonder reden dat PronyGa naar voetnoot(1) Sophia Germain de Hypatia genoemd heeft der 19e eeuwGa naar voetnoot(2). Was het nu misschien om aan hare beroemde voorgangster beter te gelijken dat zij zich op wijsbegeerte wilde toeleggen? In het laatste jaar van haar leven, wanneer zij reeds uitgeput was van krachten, schreef zij eenige wijsgeerige overwegingen, die haar neef, twee jaren na haren dood uitgaf onder den titel: Considérations générales sur l'état des sciences et des lettres aux différentes époques de leur culture. Maar daar moeten wij met haar vrede bekennen, dat zij er nevens geslagen heeft. Zij wilde toonen dat het menschelijk verstand, in al zijne werken, het zij deze tot wetenschappen, het zij | |
[pagina 21]
| |
tot letterkunde of fraaie kunsten betrekking hebben, niettegenstaande het verschil tusschen die vakken, altijd eenige gemeene regels volgt. Dat had zij gemakkelijk en met gegronde redens kunnen bewijzen. Maar zij wilde in het onderzoek van geschiedenis en oorsprong, van kenmerk en natuur der wetenschap indringen. Over het eerste punt stemt zij met de positivisten in, en breidt op ernstigen toon de dwaasheden uit der eerste schrijvers van die school, welke toen nog pasgeboren was. Wat volgens haar de oorsprong was der wetenschap drukt Sophia Germain niet zeer duidelijk uit. Zij zegt alleenlijk dat het verstand, met zijne ingeborene waarheid, de wetten van zijn eigen bestaan gestadig buiten zich overdraagt: 't is te zeggen de eenheid en evenredigheid, en zij herleidt het onderzoek der oorzaken van een feit tot het onderzoek der eenheid van het heelal, waarvan ieder feit een deel zou zijn. Maar als het er op aankomt om de volstrekte werkelijkheid der wetten van het wezen aan te duiden, wordt zij aarzelend en schijnt te twijfelen of de eenheid die wij tusschen de verschillige verschijnsels bemerken, niet eene loutere vrucht is van eenen aanleg van onzen geest. Zoo trekt hare wijsbegeerte wat meer op het idealismus. Dat die arme vrouw gedwaald heeft daar moeten wij ons niet van verwonderen. Zij leefde in eenen tijd waar allen bijna die in haar vak wat luister verworven hadden, ongeloovigen waren en vrijdenkers. Doch is het niet spijtig zoo doorluchtig eenen geest door het geloof niet verlicht te zien? God weet hoeveel invloed zij zou uitgeoefend hebben op mannen waarvan velen aan de bevalligheid van haren geest en van haar hart hadden wederstaan? (Wordt vervolgd.)
Leuven. A. Milcamps, S.J. |
|