Het Belfort. Jaargang 5(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 451] [p. 451] Lentezang. Bruischten de stormen met sneeuwjacht en ijzel, Sneeuwjacht en ijzel, uw rijk is voorbij; Ruischt en trekt poolwaarts. Kom, Lente, verbrijzel, Lente, verbrijzel het wintergetij. Fluisterend schuifelt weer de adem van 't Zuiden, De adem van 't Zuiden door 't bottend geboomt', Luisterend wachten de bloemen en kruiden, Bloemen en kruiden, van u zoo gedroomd. Zwaluwen, boden der Lente, wiekt over, Boden der Lente met 't voorjaars seizoen, Straal uwe warmte, o zonlicht en toover, Toover, o zonnelicht, bloemen en groen. Ritselend trippelt het muisje langs d'akker, 't Muisje langs d'akker, het piept en herleeft; Fritselend dommelt de huisjesslak wakker, Huisjesslak vast aan haar schelpje gekleefd. Wellende borrelt het vocht der fonteine 't Vocht der fonteine als een vloeibaar kristal; Zwellende toont zich de bloemknop, de reine, Bloemknop de reine bij 't koekoeksgeschal. Wiegelend orglen de vogels op struiken, Vogels op struiken hun schetterend lied, Spiegelend ziet men het zwanenpaar duiken, 't Zwanenpaar schuilen met eenden in 't riet. [pagina 452] [p. 452] Lispelend hoort men de jonkvrouwen zingen, Jonkvrouwen zingen van bloemen der Mei, Kwispelend ziet men den herdershond springen, Herdershond, drijf uwe kudde ter wei. Kweelende klapwiekt de spreeuw op den toren, Spreeuw op den toren ter bruiloft gekleed, Streelende zal u het gaaiken bekoren, 't Gaaiken bekoort u, maak 't nestje gereed. Waaien zefieren bij 't morgenroodkrieken, Morgenroodkrieken, verhaast uwe vlucht; Kraaien de hanen met klappende wieken, Klappende wieken doorklieven de lucht. Loven en prijzen wij God in den Hemel, God in den Hemel ver boven het stof, Boven de loopbaan van 't starrengewemel, Starrengewemel, verkondig Zijn lof. Prijzen en danken wij God als een vader, Vader, uw kindren zijn dankbaar en goed, Rijzen wij opwaarts, de Schepper komt nader, Nadert Zijn kindren met zegen en gloed. Roemen en prijzen wij God als een vader, Vader, uw kinderen vlechten een kroon, Bloemen tot parelen, roep en vergader, Roep en vergader ons om uwen troon. Hasselt. Karel Quaedvlieg. Vorige Volgende