| |
| |
| |
Boekennieuws en Kronijk.
Stijl en letterkunde. Praktisch handboek tot beoefening der nederlandsche letteren, door Frans Willems, schoolopziener. Eerste deel, proza, 2e uitgave. Prijs fr. 2,50.
Het eerste gedeelte van dit lijvige boekdeel (472 blz. in 8o) bevat de hoofdzakelijke regels over stijl en letterkunde, gevolgd door talrijke voorbeelden en uittreksels van degelijke werken; het tweede gedeelte is eene verzameling uitgekozen stukken, telkens opgevolgd van eene passende oefening, of van de opgave eens onderwerps om een opstel te verveerdigen naar aanleiding van de bestudeerde leesles.
Eene korte levensschets van al de prozaschrijvers, aan wie stukken ontleend werden, is op het einde des boeks geplaatst.
Met de meeste aandacht hebben wij de letterkundige theorie gelezen, en aarzelen niet te verklaren, dat wij die nergens zoo kort en zakelijk, en tevens zoo eenvoudig en klaar behandeld vonden. Bij de lezing dier meesterlijk bewerkte bladzijden - niet eene geringe taak, voorzeker! - konden wij het spijt niet onderdrukken, dat wij. in onze studiejaren, zoo 'n flink gesteld beknopt overzicht niet onder het oog mochten hebben, en wij benijdden het haast den jeugdigen student, die, aan den hand van zulken leidsman, den hof der letterkunde betreden mag, om daar het schoone te leeren bewonderen, het onkruid te leeren kennen, en, op die wijze ingewijd te worden in de kennis om zelf lieve plantjes en welriekende bloemkens aan te kweeken.
De uitgekozen stukken zijn inderdaad van aard om liefde uit te lokken voor onze moedertaal, die op zooveel schoons, zooveel heerlijks mag bogen. Wat al pereltjes van het zuiverste water onder die zeven rubrieken: beschrijving, verhaal, enz.! Daar vindt gij de poëtische beschrijving ‘de Morgend’, 't gemoedelijke ‘Het kranke Meisje’ van Conscience, het met de ziel geschreven ‘Vaderhuis’, het ironieke ‘Concert voor den Arme’ van Dr Aug. Snieders, het gespierde ‘de Kerk is onoverwinnelijk’ van Dr Schaepman, de luimige karakterschets ‘Pythagoras’ van Van Meurs, - met één woord, daarin treedt gansch de schaar onzer beste katholieke prozaschrijvers op, uit Noord- en Zuid-Nederland,
| |
| |
met het puik harer voortbrengsels in de onderscheiden lettervakken.
Het lezen zulker stukken brengt licht in de geesten en warmte in de harten, en leert onze moedertaal, die zoo dikwijls als eene verstootelinge door domheid of franschgezindheid bejegend wordt, hoogschatten en beminnen met al de liefde die zij verdient.
't Zij in het voorbijgaan gezegd: dischte men op onze scholen altijd deugdelijken en letterkundigen kost voor, leerde men onze taal in en om haren rijkdom waardeeren, zeker het gros onzer Vlaamsche lezers zou zich niet enkel vermoeien in het lezen van ongerijmdheden en beuzelarijen, beneden alle kritiek, die op onze dagen voor 5 of 10 centiemen op de markt gebracht worden. En in welke taal, gerechtige hemel! Wanneer toch zullen de Vlamingen ophouden met zelve hunne taal bespottelijk te maken?
Bij elk nieuw vak, geeft Willems de letterkundige ontleding van een stuk, en maakt op die wijze den gedachtengang, de schoonheden naar inhoud en vorm, de uitbreidingsmiddelen, en wat al meer, handtastelijk voor den leerling. In navolging dezer ontleding, moeten andere onder de leiding des leeraars gemaakt worden, aanduidingen, die aan den voet veler stukken voorkomen, dienen als leiddraad voor die studie van inhoud en vorm.
Deze hoogst nuttige oefening, gepaard met de opstellen, die naar aanleiding der meeste stukken ter bearbeiding voorgelegd worden, zullen den leerling een diep inzien in de taal en gedurig meer bedrevenheid in de uitdrukking der gedachten geven.
Kortom, Willem's stijl- en letterkunde is een kapitaal werk. Met een boek van zulk allooi is dan ook onze moedertaal wat meer gebaat dan door hoogopgeschroefde phrasen, holle redevoeringen en oorverdoovende jeremiaden. Leeren wij de jeugd Vlaamsch zijn gelijk Willems en anderen doen, door haar met liefde voor en kennis van het Vlaamsch toe te rusten; brengen wij den verderen ouderdom gezonden Vlaamschen kost, gelijk Snieders thans doet in Onze Boeren! Dat houdt den polsslag van het Vlaamsche volk levendig, dat klinkt luider en krachtiger dan het ‘in Vlaanderen Vlaamsch!’ waarmeê sommigen zich inbeelden den vijand onzer moedertaal den nekslag te geven. Werken moet de leuze wezen, werken om warm bloed in het Vlaamsche lichaam te doen stroomen door kloeke geestes- en zielespijs! Vooral de jeugd moet gepansterd worden tegen den overweldigenden Franschen geest, en dat zal alleen gebeuren door de flinke studie onzer prozaschrijvers en dichters, onder de leiding van mannen, die niet om den broode of om den wille der mode Vlaamsch onderwijzen, maar met woord en daad onze taal huldigen en met hart en ziel hare grootheid en haren vooruitgang nastreven.
A.B.
Een winter in het Zuiderland. - Onder dezen titel heeft Mej. Virginie Loveling een boek geschreven over Italië, dat weinig beteekent,
| |
| |
en dat door het Algemeen Handelsblad van Amsterdam, door de Vlaamsche Kunstbode van Antwerpen, en door nog andere tijdschriften, naar verdienste gehekeld wordt. De kritiek in laatstgemeld tijdschrift, onderteekend door E. van Langenhoven, kan niet geslikt worden door den heer K. Bogaert, die in een tijdschrift den degen - ik wil zeggen de pen - opneemt om de schrijfster te wreken. Zeer waarschijnlijk heeft K.B. het werk, waar hij op de bres voor springt, niet gelezen, gelijk hij ook weinig schijnt te weten van de geschiedenis zijns lands. Dat bewijst ons zijn wraakvers, waarin wij de volgende onchristelijke, dus logenachtige beschrijving vinden van..... de Inquisitie. Gij moet weten, Lezer, dat de heer K.B. partij neemt voor de schrijfster niet omdat de natuurbeschrijvingen van het eenig Italië, en de beschouwingen, bij 't zien der tallooze meesterstukken der kunst, aldaar te zien, onbeduidend worden gevonden - neen! dat vindt de lezer, tot zijne groote teleurstelling, in het boek niet; maar K.B. verdedigt de schrijfster omdat de geest van vrijdenkerij in haar boek uitstraalt. Gelukkig (zegt hij haar:)
‘Gelukkig, dat het zuivrend vuur
voor ketters niet meer brandt dit uur;
gij zoudt het anders fel bekoopen.
'k Zie, in verbeelding, U daar staan,
met ketens aan een paal gebonden.
Een pater steekt de vlammen aan;
een andre komt aan 't volk verkonden
al wat gij schuldig hebt misdaan (!...)
en leest de lijst af uwer zonden;
dan gaan zij rond met kruis en vaan
tot rook en vlammeu zijn verzwonden
en “'t zuivringswerk” is afgedaan.
Dan strooien zij nog langs de baan
uwe asch in alle vier de winden;
dit laatste doen zij licht, omdat,
in 't wonderdal van Josaphat,
God zelf u niet terug zou vinden.’
‘Schijnt u de schets wat sterk gekleurd? -
Wel, dat is duizendmaal gebeurd
en zou wel ras opnieuw beginnen,
moest ooit de “heilige Kerke” weer
die “goede moeder!” lief en teer,
haar oud gezag en macht herwinnen.’
Men valt schier omverre bij 't lezen van zulke dingen, in het aar van verlichting, wetenschap en geschiedkennis 1890! De heer van Langenhoven, in de de Vlaamsche Kunstbode antwoordende op het bovenstaande rijm, zegt terecht tot den pleger daarvan: ‘gij hebt eene schoone gelegenheid om te zwijgen laten voorbijgaan.’
Intusschen is het recht bedroevend te moeten aanstippen, dat
| |
| |
er thans nog lieden gevonden worden, die afgoderij oefenen voor zekere personen, volstrekt maar niet aannemende dat ook de beste schrijver weleens eene prul kan leveren; en die, trots al de bevindingen der wetenschap, klaar en onomstootbaar erkend, voortgaan met allerlei valschheden en lasteringen te verspreiden over de Roomsche Kerk en hare bedienaars.
G.
Bijdragen tot de geschiedenis van Antwerpen op het einde der XVIIIe eeuw, door J. Staes. Drukkerij J-E. Buschman, te Antwerpen.
Prachtige druk die eer doet aan den uitgever en belangrijke studie die insgelijks eer doet aan den schrijver welke de letterkunde en de geschiedenis reeds met zoovele puike gewrochten verrijkt heeft. In het onderhavige werk dat aan M. Staes veel opzoekingen en studie moet gekost hebben vindt men vele en zeer belangrijke feiten, tot hiertoe weinig bekend, over den inval en de overheersching der Franschen die volgens hunne ronkende en holle manifesten ons de vrijheid en het aardsch paradijs kwamen brengen.
Het misbruik van Alkohol in België, uit het Fransch vertaald door Julius W. Prijs fr. 0,10.
Meer en meer komt men in de weer tegen het misbruik der sterke dranken, overal komen op het voorbeeld der Engelschen matigheidsmaatschappijen tot stand, het is dus ter goeder uur dat dit boekje zijne intrede in de wereld doet, misschien wel wat te plechtig voor het volk met dien pedanten titel van Alkohol. Toch is het vlugschrift warm aan te bevelen en zal het met nut verspreid worden. Het is uitgegeven door het Vaderlandsch verbond tegen het misbruik van sterke dranken en bevat met een woord aan den lezer, met feiten en bewijsstukken, redevoeringen uitgesproken door MM. Lenz, Hubos, Richel en Cauderlier.
Vinden wij het woord Alkohol te plechtig, nog afschuwelijker en strijdig met de samenstelling van woorden vinden wij den titel aangenomen door eene matigheidsmaatschappij van Brussel Drankonthoudingskruisbond!!!
Herhalingstabellen bewerkt volgens het officieel programma der lagere scholen, te benuttigen bij het onderwijs in den landbouw door J. Digneffe en nagezien door E. Maromé, landbouwkundige van den staat. J. Leenen, St. Truyden.
Zooals de titel het aanduidt is dit werkje voor de herhalingen geschreven. In synoptische tabellen bevat het den kern en het zakelijke van wat er vereischt wordt voor het onderwijs van den landbouw in de lagere scholen. De onderwijzers en al wie belang stelt in het vak zullen met vrucht dit voortreffelijke boekje raadplegen. Gerust mogen wij hun ook de nuttige werkjes over dit vak aanbevelen van Broeder Alexis en den eerw. heer H. Mys, professor in de Normaalschool van Sint-Niklaas.
| |
| |
L'Exploitation Caféière au Brésil, par Hubert Van De Putte et Ladislas d'Almeida, advocaat bij het beroepshof van Gent. Drukkerij A. Siffer, Gent. Fr. 1,00.
De schrijvers waarvan de laatstgenoemde Braziliaan is en de eerste lang in het gewezen Zuid-Amerikaansch keizerrijk van Dom Pedro verbleven heeft doen oproep tot uitwijking niet alleen voor personen maar ook voor kapitaal. Mits eenige verbeteringen in de koffieteelt ginder aantebrengen en een goede keus van landverhuizers te doen, zijn er ginder, volgens de schrijvers, gouden zaken te doen. Het boek geeft belangrijke en aantrekkelijke beschrijvingen over de streek, over de koffieplant en alles wat in betrek staat met zijn onderwerp. De tijd zal raad geven indien de staatkundige gebeurtenissen dezer laatste dagen de voorwaarden van uitwijking niet zullen wijzigen.
Vlaamsche beweging. - Vrijdag 6 Februari is er in de Kamer voor de eerste maal een Vlaamsch verslag neergelegd namelijk dat van de heeren Coremans en Raepsaet over de vertoogschriften van het Davidsfonds een Vlaamsch examen vragende voor alle staatsbeambten.
6e Vlaamsche algemeene Landdag. - Besluiten: Overwegende dat de Vlaamsche taalgrieven behoorlijk kunnen hersteld worden alleen door de volledige en eerlijke toepassing van AL de hervormingen besloten in de verklaring der rechten van den Vlaming op den Landdag te Antwerpen den 10 Februari 1889 afgekondigd;
Overwegende nogtans dat die hervormingen trapsgewijze naar gelang de omstandigheden dienen ingevoerd te worden;
De Landdag bekrachtigt ten volle voormelde verklaring der rechten van de Vlamingen, en als punten van onmiddelijke en dringende toepassing vraagt:
| |
A. - Vlaamsche gemeenten.
1o | Dat het Koninklijk besluit van 3 Mei 1889 gewijzigd worde met in achtneming der volgende regels: |
a. | Benoorden de grenslijn tusschen het Walenland en de Vlaamsche gewesten zullen er geene Waalsche enklaven mogen zijn en geene gemeente onder het Waalsch regiem gesteld. |
b. | Bij het afteekenen der grenslijn zal men als Vlaamsch de gemeenten beschouwen waar minstens de helft der inwoners onze aal spreken zonder te letten of er zich onder hen ook personen bevinden die tevens het Fransch min of meer kennen. |
2o | Dat men de grenzen van zekere provinciën, arrondissementen en kantons wijzige, ten einde te beletten dat Vlaamsche gemeenten van Waalsche hoven en rechtbanken zouden afhangen. |
3o | Dat de provincie Limburg bij het rechtsgebied van het Beroepshof van Brussel worde gevoegd. |
| |
| |
| |
B. - Rechtswezen.
Dat men art. 10, 13 en 7 der wet van 3 Mei over het gebruik der Nederlandsche taal in rechtbanken afschaffe aangezien het gebleken is dat verscheidene rechtbanken de haar toegekende macht om in buitengewone gevallen het gebruik van het Fransch toe te laten, misbruiken, ten einde de voorschriften der taalwet te ontwijken en te verdraaien;
2o | Dat de Minister van justicie aan zijne onderhoorigen de prokureurs-generaal, prokureurs des Konings en hunne substituten op straffe van onmiddellijke afstelling ten strengste bevele op de uitvoering der taalwet een wakend oog te houden, zich tegen alle overtredingen er van te verzetten, akte te eischen van hun verzet door den rechter van de hand gewezen, beroep in te slaan of zich in verbreking te voorzien; |
3o | Dat te dien einde door den minister aan de leden der parketten een omzendbrief worde gestuurd met omstandige onderrichtingen nopens alle gevallen welke zich in de rechtspleging kunnen voordoen; |
4o | Dat er zonder verwijlen doortastende maatregelen worden genomen om de schaamtelooze en stelselmatige verkrachting van art. 13 der taalwet door de strafkamer der rechtbank van Brussel te doen ophouden en desnoods om die magistraten in openlijken opstand tegen 's lands wetten naar verdiensten te straffen. |
5o | Dat in het arrondissement Brussel, zoowel als in de overige Vlaamsche gewesten, niemand meer tot welke rechterlijke bediening ook, of tot het notarisambt worde toegelaten, indien de kandidaat op voorhand niet bewezen heeft dat hij eene grondige kennis der Nederlandsche taal bezit; dat dezelfde regel worde gevolgd voor het aanstellen der raadsheeren die, in het Hof van Beroep te Brussel, de provinciën Antwerpen en Braband vertegenwoordigen. |
| |
C. - Onderwijs.
1o | Dat zij die hunne studiën in de Vlaamsche gewesten hebben gedaan, bij hunne intrede ter hoogeschool het bewijs leveren dat zij in een gesticht hebben gestudeerd onder het beheer der taalwet van 15 Juni 1883, of over minstens twee vakken een examen in de Nederlandsche taal aflegden; |
2o | Dat, in afwachting dat er eene Vlaamsche veeartsenijschool worde ingericht, er in de school van Curegem een niet verplichtende leergang van Nederlandsche vakwoorden worde gegeven; |
3o | Dat er in de Vlaamsche gemeenten niemand meer tot rijksveearts zal mogen benoemd worden indien hij in het Nederlandsch geen exaam heeft afgelegd over de vakwoorden voor alles wat aan de veeartsenijschool wordt onderwezen; |
4o | Dat er in het Vlaamsche land ten gerieve van de Vlaamschsprekende bevolking, een volledig Vlaamsch land- en tuinbouwkundig onderwijs worde ingericht; |
| |
| |
5o | Dat het recht den Vlaamsche studenten om alle akademische examens in hunne moedertaal af te leggen, doelmatig worde erkend en gewaarborgd. |
Gelast het uitvoeringskomiteit van het Hoofdbestuur der Vlaamsche Landdagen de noodige maatregelen te nemen om de bovenstaande beslissingen ruchtbaar te maken en bepaaldelijk ter kennis te brengen van de Staatsregeering en van de Wetgevende Kamers.
Op voorstel van advokaat Maurits Josson worden bij deze besluiten nog de volgende gevoegd:
De algemeene Landdag te Brussel gehouden op 23 Februari 1890, besluit:
1o | De uitslagen vastgesteld door de statistieken opgemaakt met het doel op de niet uitvoering der Vlaamsche strafwetten door de Brusselsche rechters, zullen bij middel van plakbrieven ter kennis van de inwoners van het arrondissement Brussel gebracht worden; |
2o | In elke gemeente van gezegd arrondissement zal ten minste één plakbrief aangeplakt worden. |
Orthographe flamande. - In de Februari-aflevering van 't Belfort zet een medewerker de Kon. Vl. Academie aan om eene Spraakkunst uit te geven. Hij zegt er namelijk:
‘Naar onze bescheiden meening zou het geleerd genootschap dienst kunnen bewijzen aan Taal en Letteren door de uitgave van eene Spraakkunst, welke de 149, thans bestaande, zou kunnen uit de baan helpen, en welke in alle scholen zou kunnen ingevoerd worden: eene beknopte, voor het lager, en eene meer uitgewerkte voor het middelbaar onderwijs.’
Wanneer wij bij onze lezing over Persoonlijke Voornaamwoorden en zelfstandig-gebruikte Bijvoeglijke woorden nagenoeg in denzelfden zin hebben gesproken, hebben wij juist dat niet bedoeld. Wij denken niet, dat het tot de bezigheden der Kon. Vl. Academie behoort handboeken voor schoolkinderen te maken: neen, de Academie zou moeten den twijfel oplossen over al de punten, waarin geene eenheid bestaat, die punten grondig beredeneeren en op eene klare duidelijke wijze uiteenzetten, en aldus een werk samenstellen, dat door alle leeraars bij hunne lessen tot leiddraad zou kunnen genomen worden.
Wat het maken van Schoolboeken betreft, dit is de taak der vakmannen, die door ondervinding weten wat er al of niet in een handboek der leerlingen moet opgenomen worden; en, er is geen twijfel aan, indien de Academie hoogergemeld werk in 't licht geeft (wat wij ten zeerste wenschen) zal er geen half jaar verloopen, of er zullen voor alle graden van onderwijs ook goede spraakkunsten bestaan in overeenkomst met de beslissingen der Academie. Moge het zoo wezen!
Frans Willems.
Davidsfonds. - Het hoofdbestuur gaat uitgeven: Het oude
| |
| |
lied, woorden van Alfons Janssens, muziek van M. D'Hooghe. Thans is in zijne liederenreeks verschenen Ave Maria getrokken uit de Ballade Blanche Floor, door Dr Aug. Snieders, getoonzet door E. Wambach. Te dezer gelegenheid herinneren wij aan de leden dat zij eene inschrijving op de liederen van het Davidsfonds kunnen bekomen aan fr. 1,10 voor elke reeks van drie stukken. Men moet zich wenden tot den Secretaris der afdeeling waartoe men behoort.
Op Zondag 23 Februari hield Senator Lammens eene prachtige voordracht voor het Kortrijksche Davidsfonds, over De Fransche omwenteling; op 2 Februari juichtte de afdeeling van Sint Truiden den eerw. heer Kerkhofs toe die sprak over De geschiedenis, de beteekenis en het doel der Vlaamsche beweging; den 9 was het feest te Aarschot en het spreekgestoelte werd er betreden door eenen zendeling uit Mongolië, thans leeraar te Scheut, den eerw. heer Steenacker: hij handelde over De lotgevallen van eenen missionnaris.
- Afdeeling Borgerhout. Feest van 3 Februari 1890, gegeven door de Wintervlieren, afdeeling van den Burgerskring van Antwerpen.
Twee kluchtliederen, gezongen door J.T. en J.B. verwekten algemeen gelach; de tweezang: Stilte, welluidend van muziek en gevoelvol gezongen door R.B. en J.V.D. werd met aandacht en genot gehoord, de Zangles, meesterlijk gezongen en voorgedragen door F.S. bracht het gansche publiek in begeestering.
Twee keurige blijspelen Fortuingrillen en Hier is niets in! Daar is niets in! werden zwierig en ongedwongen gespeeld. Eene bijzondere melding moet gemaakt worden van de alleenspraak: Elk is Dief in zijnen Stiel, puntige en ware karakterschets van 't Antwerpsche leven, met zulken gloed en losheid uitgegalmd door J.C. dat de toejuichingen geen einde schenen te willen nemen.
Eene boeiende voordracht door M. Ossenblok, bestuurlid der afdeeling, werd met onafgebroken aandacht aanhoord. Spreker behandelde een onderwerp, dat men zou kunnen noemen: Sterke vrouwen.
Hij bewees dat, ondanks zekere eigenschappen, die haar het zwakke geslacht doen heeren, zij in 't bereiken van haar doel, meer standvastigheid toonen dan de mannen en daarvan het spreekwoord komt: ‘Wat de vrouw wil, wil de man.’
Hij haalde in dichterlijke bewoordingen talrijke voorbeelden aan' van heldhaftige' vrouwen, die hetzij de mannen, tot moed en weerstand aanzetten, hetzij zelven streden of ten strijde voerden. Vrouwen, die tegenover goddelooze mannen, moedig hunne godsdienstige overtuiging lucht gaven, liever gebrek, pijniging en marteldood onderstonden dan haar geloof te verzaken; die den
| |
| |
laffen bezoeker van den arme met verachting aan de deur zonden, als deze slechts onderstand wilde geven, wanneer alle godsdienstige zinnebeelden verbannen werden. In roerende woorden werd de heldenmoed geschetst dier voorname juffrouwen, die troost, moed en hoop aan verlatenen brengen, hetzij op 't slagveld, hetzij in 't gasthuis; die als engelen rondzweven, waar eene besmettelijke ziekte afschrik en dood verspreidt.
Ingrijpend was de aanhaling eener heldendaad, gepleegd door eene edele juffrouw van Antwerpen, wier naam ongenoemd toch op ieders lippen lag: ‘De cholera woedde. Op een schip waren talrijke landverhuizers, door de ziekte aangedaan. In een bootje roeit de heldin naar het schip, verzorgt, troost en bemoedigt de ongelukkigen en keert na 't verdwijnen der ziekte terug, zoo eenvoudig alsof zij niets ongewoons verricht had.’
De spreker eindigde met eenen warmen oproep tot alle Vlaamsche vrouwen. - Hij verzoekt haar dringend aan hare dochters eene degelijke, echt Vlaamsche opvoeding te geven, opdat zij die kloeke vrouwen van vroeger, waardig en gelijk zouden worden.
T.S.
Men schrijft ons uit Eine. - Davidsfonds Asper-Eine. - De feeste van 16 Februari wierd geopend door een schoon aria der Harmoniemaatschappij.
De felle tooneelspeelders J. Petit, de gebroeders A. en J. de Wildeman en O. de Winter voerden het schoone blijspel op van Silvester ‘Schoenmaker blijf bij uwen leest’, en wisten aldus op bevallige wijze te doen zien hoe belachelijk de franschdolheid kan zijn. De zang ‘Mijn Vlaanderen’ klonk schoon en heerlijk.
De groote zaak van de feeste echter was de voordracht van den Wel-Eerweerden Heer Verriest, pastoor van Wacken. Op aangename en meesleepende wijze sprak die kunstige redenaar over het Vaderland. Hij toonde welk het vaderland is van ons lichaam, van onzen geest, van ons hert, van onze ziel: Wij hebben land, lucht, licht, omgeving en tale waarin het ons gaat, en elders en ware ons lichaam zoo welvarend niet; - onze vaderen hadden eigene gedachten over beleefdheid, wetenschap, kunst, enz., en wij, wij hebben 't Vaderland van onzen geest verloren: maar wij moeten het herwinnen, en onder andere moeten wij leeren beleefd zijn op oude Vlaamsche wijze; - onze voorouders waren groote christenen, laat ons ook getrouw blijven aan 't oudchristen Vlaamsch geloove; - geern hooren wij spreken van den sterken Vlaamschen leeuw, doch en laat ons het valsche gedacht niet hebben, dat het een leeuw zoude zijn met een hazewindenkop, met hertepooten en eenen pauwsteert; laat ons zoowel de eigenweerde kennen van ons lichaam, van onzen geest, van onze ziele, van ons hert, dat elk onzer moge zeggen: Ik, ik bemin mijn vaderland.
Die rede, waarlijk schoon en prachtig, wierd keer op keer
| |
| |
geestdriftig toegejuicht en zal vast en zeker op de talrijke menigte den besten indruk gemaakt hebben.
Het slot dier lieve feeste was kluchtspel en kluchtlied, dat een onbeschrijflijk gelach en gejubel deed ontstaan.
Eere aan de nooitvermoeide beschikkers der schoone feest, de heeren K. van Caeneghem en Adolf de Maeght, eere aan de uitvoerders. Eere aan Mater, Audenaarde en Asper, om het groot getal personen die van daar waren toegestroomd. Eere aan 't Davidsfonds Asper-Eine en moge God diens onverpoosd werken voortdurend zegenen.
A.V.H.
† Ernest Chesneau, welbekende kunstcriticus en gewezen opziener der Schoone Kunsten, is te Parijs overleden, 55 jaar oud. Hij schreef L'art et les artistes modernes en France et en Angleterre, La peinture française au 19me siècle, Les nations rivales dans l'art. Hij was medewerker aan Le Constitutionnel, L'opinion nationale, La revue des deux mondes, Paris-Journal, enz.
† Jan Capeinick, de gekende Gentsche bloemschilder is te Schaarbeek overleden.
† Buys Ballot, professor aan de Hoogeschool van Utrecht en een der beroemdheden van de wetenschappelijke wereld. Een zijner merkwaardigste werken is eene studie over de weersveranderingen veroorzaakt door de zon en de maan.
† Lord Lamington, een der boezemvrienden van Lord Beaconsfield. Hij laat gedichten achter en werken van geschiedkundigen aard. Zijn bijzonderste gewrocht was eene studie over het Fransch tooneel onder Lodewijk XV. Zijn stijl is van zekere langdradigheid niet vrij te pleiten.
† Het Belfort biedt zijne welgemeende gevoelens van mededeeling aan zijnen trouwen en verdienstelijken medewerker Dr H. Claeys, pastoor van Oostakker, en aan zijnen eerwaarden broeder, onderpastoor te Adegem, bij het afsterven van hunnen achtbaren vader, den 20 Februari laatst te Adegem overleden in den gezegenden ouderdom van 83 jaar.
Het doodsbeeldeken draagt het volgend afscheidsvers:
Hij was een man zoo braaf, een voorbeeld van een vader...
Geen nachtlijk werk was voor zijn kindren hem te veel.
Door onverdroten vlijt met orde en deugd te gader,
Won hij den rijksten schat des levens hun ten deel.
Hij wist dat liefde en dank hem volgden in het leven.
Hij gaf zoo hartlijk ons zijn laatste zeegning meê.
De Heer had hem het loon van zijne zorg gegeven -
Dien schoonen ouden dag van rust en levensvreê.
Nu de eeuwge ruste ligt op zijn gesloten oogen
Komt gansch de vroeger tijd, gemengd van leed en vreugd,
Ons voor den geest... Dank zij den zegen des Alhoogen
Die door zijn kinderen zijn grijsheid heeft verheugd.
|
|