Het Belfort. Jaargang 5
(1890)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Boekennieuws en Kronijk.'s Konings doopkind, vrij naar het Fransch van Margaretha van de Wiele, door Leo Ickx. Sancke, de baas uit den Meiboom te Molenbeek, zou, kost wat kost, van zijnen jongste eenen heer en leeraar maken: min toch kon hij niet droomen voor zijnen Leopold, die als zevende zoon, het doopkind des konings was. Nagenoeg onverschillig voor het lot der vijf anderen, hield er Sancke onverbiddelijk aan dat zijn oudste zoon, Dolphus, volstrekt niets en leerde: voor zijn toekomenden opvolger aan 't hoofd van den Meiboom was alle geestesontwikkeling overbodig. Edoch het viel juist verkeerd uit: 's konings doopkind wierd om klaarblijkelijke onbekwaamheid de school uitgewezen en nam later den Meiboom over: Dolphus vergaarde, door wonderen van krachtinspanning, eenen onzeggelijken schat van wetenschappen en kundigheden, en... wierd een vermaard professor. Ziedaar den inhoud van het boekje, 223 dichtgedrukte in-18o bladzijden groot. Over de verdienste van taal en schrijftrant moge de lezer zelf oordeelen naar het volgende staalken. Het staat op bl. 62-64. ‘Mielke, in zijn zeteltje aan den hoek der stoof gezeten, beefde; moeder Sancke, die, zeer godvruchtig nooit des zondags werkte, was gansch onthutst omdat zij haar naaiwerk niet in handen hield en poetste de koperen knoppen der deuren en vensters, de kettingen der horlogie; Sancke, de handen in den zak, de klak op de oogen, wandelde zwaarmoedig de gelagkamer op en neêr, en had den zonderlingen, zinneloozen oogslag, die aan den aanzienlijken zoowel als aan den geringen koopman eigen is, welke immer het staken zijner handelszaken ducht; Dolphus, beweegloos achter den toog gezeten, wierp zijne oogen op de halfgeledigde likeurflesschen, die men niet meer vulde, op de behendig opeengestapelde suikerstukken, rond dewelke groote zwarte vliegen gonzend en gulzig dansten, op de gebroken of gekloven glazen, netjes op de pronkschapraai gerangschikt, op de half versleten koorden mat, op de drie ellendige pijpen der laatste getrouwe klanten aan den | |
[pagina 163]
| |
muur weggehangen, en die te midden der armoede en der treurigheid van dien hoek der herberg, aan drie overwonnen gekwetsten na het slagveld deden denken. De jongeling behield te midden dier verwarring eene lijdzame onverschilligheid: de armoedswind die over het huis blies, liet hem koel, terwijl hij achter den toog, voor den reinen vloer, aan diepzinnige zaken dacht waarvan hij niets zeide. Hij was zestien jaar oud: hij was groof, droeg het hoofd hoog, zijn breed voorhoofd was met eenen bruinen, zwierigen haarbos bekroond wiens lokken hem tot op de donkere, geheimzinnige oogen vielen, in wiens teedere en tevens schrikbarende blik eensklaps zijne oproerige gedachte zwart en dreigend flikkerde, wanneer, zekere dagen, een haastige klant hem van het uiteinde der zaal: “He! ginder aan de pomp,” toeriep. Hij zag, zeer rustig, het einde des Meibooms, naderen; geen belang hebbende bij dien handel die hem walgde, dien men hem nogtans hardnekkig deed voortdrijven, waarin men hem met geweld had geplaatst, zonder hem te raadplegen, zonder naar de kreten te luisteren die zijn gansche wezen, die zijn tegenstrevende geest slaakte, de geest welke zich tot een ander einde geschapen gevoelde, dan tot het opsommen van hetgeen een zeker getal tonnen bier aan zooveel verkocht, in zooveel liters, halve liters, kwart liters verdeeld, opbrengt.’ Diezelfde jacht op kleine en onbeduidende bijzonderheden, die vergezochte vergelijkingen, die overvloed van bijnamen of epitheta, die hinkende beeldspraak, die slordige zinverwikkeling, die onbeholpenheid in het plaatsen der rustteekens, enz. enz., dit alles komt op elke bladzijde weder, en maakt de lezing moeielijk en vervelend. Enkel op het stuk van den godsdienst is de schrijver uiterst bezadigd, veel te bezadigd; en het ware diep te betreuren zoo de godsdienst in het leven der kleine burgerij van Molenbeek geen ruimere plaats besloeg dan er hier aan gegund werd. Voor het overige zijn er weinig toestanden, uit het leven van de volksklas en van het onderwijzend personeel der hoofdstad, die niet tot in de kleinste trekken en tinten hier geteekend en afgeschilderd staan. E.D.L.
Leven van Pater Beckx. - In de maand Februari 1889 gaf Het Land eene allergunstigste beoordeeling over het Leven van Pater Beckx. Dit schrijven werd door het BelfortGa naar voetnoot(1) overgenomen en door Dr Claeys volkomen goedgekeurd. De groote Vlaamsche dichter | |
[pagina 164]
| |
ging verder: hij noemde P. Verstraeten's werk ‘een zeldzaam verschijnsel in onze letterkunde, waarbij vooral de hooge letterkundige verdienste ons verblijden mag.’ Niet anders sprak de bestendige geheimschrijver onzer Academie, de talentvolle Fr. de Potter, wanneer hij het werk aan de geleerde vergadering aanbood. ‘Dit boek, zegde hij, is een der merkwaardigste werken die sedert jaren in het Vlaamsch geschreven zijn.’. De beoordeeling der Fransche drukpers was even gunstig. ‘Dat leven, zoo spreekt de Bien public van den 23 Meert, is in eenen onberispelijken, verheven stijl geschreven’ (style correct et relevé). De Revue Bibliographique Belge aarzelt niet te verklaren dat ‘het boek meesterlijk geschreven is’ (une biographie écrite de main de maître). Naar de meening van den opsteller der Précis Historiques, is Pater Verstraeten een ‘behendig schrijver (un habile écrivain), die er volstrekt in gelukt is ons de hoofdtrekken van Pater Beckx levendig voor oogen te brengen.’ Zoo werd Pater Verstraeten's boek in België onthaald; in Holland genoot het geen minderen bijval. Volgens De Tijd, van Amsterdam, is het degelijk, belangrijk, frisch en populair geschreven, voor allen toegankelijk en aantrekkelijk, eene onvoorwaardelijke aanprijzing weerdig. De Katholiek van Leiden schreef in April: ‘Dat Vlaamsch zal aan geen Hollander mishagen, die de taal van Vondel schoon vindt. Dezen lossen, bevalligen stijl, deze snijdige taal, den eenvoud van dezen rustigen verhaaltrant mogen wij ons zonder bezwaar, bij een dergelijken arbeid, zelfs tot voorbeeld stellen.’ Die algemeene goedkeuring zal niemand verwonderen, die het boek gelezen heeft. Zij is slechts de ontwikkeling van de lofvolle woorden door Zijne Hoogw. den Aartsbisschop van Mechelen, aan den schrijver gericht. Van dit boek is thans verkrijgbaar - niet eene peperdure prachtuitgave - maar eene uitgave met prachtband, zeer geschikt voor geschenken en prijsboeken, waarvan de prijs is, bij getallen: Roode prachtband, fr. 2,50. - Witte prachtband, fr. 3,00.
Woordenboek der Nederlandsche Taal (Gezond-gitzwart). 's-Gravenhage, 1889, gr.-8o. Met deze aflevering is het vierde deel van het groot Nederlandsch Woordenboek ten einde. Het blijft een standaardwerk, ten volle waardig van de groote belangstelling des Nederlandschen volks. Wij veroorloven ons enkel twee opmerkingen: Te weinig voorbeelden worden aangehaald uit Zuid-Nederlandsche schriften. Onze taal leeft hier gelijk in het Noorden; bij onze schrijvers zijn woorden te vinden, die weinig of niet in Holland gebezigd en verdienen overal bekend gemaakt te worden. | |
[pagina 165]
| |
Ons vroeger volksleven is den Opstelleren van het Woordenboek ongemeen minder bekend dan dat in de noordelijke gewesten. Vandaar dat bij het woord gilde, b.v., wel het een en het ander kan aangehaald worden tot vollediging van hetgeen er nu staat. Er is daar sprake van het groote gild, namelijk dat der gehuwden. In Vlaanderen zijn er, voor de mannen, nog andere uitdrukkingen, welke in 't Woordenboek worden gemist: ‘'t gilde der gelapte broek,’ en, voor jongens die 't nog minder goed hebben: ‘'t gildeke barevoets’. Beide, zeer expressief, verdienden eene plaats in het Woordenboek. Op de 2352e kolom leest men: ‘Ook de Kamers van Rhetorica waren oorspronkelijk half geestelijke broederschappen’. Er bestaat grond om te veronderstellen dat deze vereenigingen aanvankelijk geheel kerkelijk waren en toen bestonden uit geestelijke personen. A.A.
Davidsfonds. - Den 19 Januari hield de Dendermondsche afdeeling feest en genoot eene sierlijke voordracht, van M. De Beucker over het vak dat de studie van zijn leven is: De Natuurkunde. De afdeeling van Kortrijk bereidt voor hare leden een muzikalen avondstond waarop uitsluitelijk werken zullen uitgevoerd worden van Karel Mestdagh, den uitmuntenden Brugschen toondichter. Zondag 9 Februari houdt Vilvoorde eene vertooning met ‘'t Was maar een loods’ en ‘Nr 33, het derde huis links. De Gentsche afdeeling heeft het vaderlandsch gedacht gehad en uitgevoerd, de graven van Jan-Frans Willems en Karel Ledeganck op het kerkhof van St. Amandsberg, te herstellen. Het Davidsfonds koestert meer eerbied voor den patroon van het Willemsfonds dan dit fonds zelf! Willems, leefde hij nog, zou zeker als een achteruitkruiper uit zijne eigene maatschappij gebannen worden. In 't kort zal het Jaarboek voor 1890 uitgedeeld worden; met April ontvangen de leden Onze boeren door Aug. Snieders, in Juli het eerste deel van Reus Finhard door R. Millecam, en in October het 6de deel van David's Vaderlandsche historie. Het hoofdbestuur heeft het boni op zijne rekening (fr. 200,00) gestort ten voordeele van het Nederlandsch woordenboek van Professor De Vries. Het hoofdbestuur heeft het volgende verzoekschrift naar de Kamers gezonden en al de afdeelingen verzocht het insgelijks met handteekens bekleed naar Brussel optesturen. Dat zal de platform onzer maatschappij zijn waarvoor er overal in blad en voordracht, bij volksvertegenwoordiger en senator moet geijverd worden. Bekomen wij dat alle toekomstige ambtenaars moeten bewijzen het Vlaamsch machtig te zijn - en waarom zouden wij het niet bekomen? - dan is de slag gewonnen, want bij terugwerking, zal zelfs bij onze grootste tegenstrevers het onderwijs vervlaamscht worden zoo niet uit liefde dan toch uit eigenbelang. | |
[pagina 166]
| |
‘Gezien de bespreking der wet op het hooger onderwijs, die thans in de Kamer der Volksvertegenwoordigers gevoerd wordt; Overwegende dat artikel 23 der Grondwet aan de Wetgeving de macht erkent, het gebruik der in België gebezigde talen te regelen voor al wat de akten der openbare Overheid en de rechterlijke zaken betreft; Overwegende dat het allerbillijkst en rechtvaardig is dat in de Vlaamsche gewesten de openbare ambtenaars en de leden van het Rechtswezen de Vlaamsche taal machtig zijn; Overwegende dat men derhalve vergen mag dat zij een bewijs leveren van hunne bekwaamheid om het volk in zijne taal te besturen en te vonnissen; Beslist eenparig zich eerbiedig tot de Wetgevende Macht te wenden, opdat, zonder vertoef, een wetsontwerp neergelegd en gestemd worde, dat de openbare ambtenaars en de leden van het Rechtswezen verplicht vóór hunne benoeming een onderzoek over hunne bekwaamheid in de Vlaamsche taal te ondergaan.’
Koninklijke Vlaamsche Academie. - In de Januarizitting werd een waardeerend schrijven medegedeeld van Professor Mathijs De Vries die zijne academiegenooten warm bedankte over de gelukwenschen hem toegestuurd ter gelegenheid van de 40ste verjaring van zijne ambtsvervulling als hoogleeraar. Op voorstel der Bestendige Commissie werd besloten een deel te laten afschrijven van de Hollandsche vertaling der kroniek van Froissart, vervaardigd door Gerrit Potter van der Loo, om nadien te onderzoeken indien het nuttig zoude zijn dit werk uittegeven als proeve van middelnederlandsche proza. Dit handschrift is bereidwillig afgestaan door de bibliotheek der Hoogeschool van Leiden. Na het benoemen der commissie gelast met het opstellen der prijsvragen voor 1891 geeft Hoogleeraar Alberdingk Thijm lezing van eene hoogst belangrijke studie over de Faustsage in de Nederlandsche letteren. Deze merkwaardige voordracht zal, even als de brief van Professor De Vries, in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worden. Een ministerieel besluit heeft de volgende heeren der Academie benoemd tot leden van de jury gelast met het toekennen van den vijfjaarlijkschen prijs (fr. 5000,00) voor Vlaamsche letterkunde: MM. Th. Coopman, Kanunnik S. Daems, L. Mathot, J. Obrie, Hoogleeraar Roersch. J. van Droogenbroeck en Hoogleeraar P. Willems. Deze laatste zal de betrekking van voorzitter waarnemen, de eerste die van secretaris. Die keurraad die 159 werken te onderzoeken heeft, hield op Zaterdag 25 Januari, in het bijzijn van Minister De Volder, zijne eerste zitting.
‘Orthographe flamande’. - Onder dezen titel kondigen | |
[pagina 167]
| |
de Escaut, van Antwerpen, en na hem, de Bien public, van Gent, een artikel af, waarin wordt aangedrongen..... op het regelen der spelling der Nederlandsche taal en het geslacht van zekere woorden. Het artikel begint met te zeggen dat de Vlaamsche Academie sedert hare stichting, haren invloed heeft gebruikt tot oplossing van vraagstukken, welke betrekking hebben met de Vlaamsche beweging, en tot het weren der grieven, waar onze bevolking met reden zich over beklaagt. Wij volgen de Verslagen en Mededeelingen der Academie, nauwkeurig, maar moeten bekennen dat gezegde instelling zich met die zaken niet heeft bezig gehouden. Of dergelijk eene bemoeiing haar, als Staatslichaam, afhangende van Regeering en Wetgeving, voordeelig zoude zijn, is te betwijfelen. Wat de regeling der spelling betreft, ook daarvan heeft de Academie zich tot heden onthouden, en wij gelooven dat zij wel doen zal, dat punt evenmin aan te raken. De eenheid van spelling is vastgesteld door het Nederlandsch Woordenboek, dat ongetwijfeld, gelijk de opstellers verklaard hebben, vatbaar is voor verbeteringen - gelijk alle menschenwerk - maar hetwelk door de meeste en keurigste schrijvers wordt gevolgd. Zij, die het... te Hollandsch vinden, zijn niet gedwongen het aan te nemen. De voornaamste letterkundigen van Noord en Zuid zijn overtuigd dat Hollandsch en Vlaamsch éene taal zijn, en dat éene en dezelfde taal maar éene spelling behoeft. Zal men deze spelling nu louter Vlaamsch maken, dan zal er verzet komen in 't Noorden; volgt men uitsluitelijk het Hollandsch stelsel, de Vlamingen zullen klagen. Om tot een gewenscht einde te komen, moet elke partij eenige toegevingen weten te doen, en wij gelooven dat dit meer of min gedaan is. Het artikel in quaestie rept ook van bastaardwoorden. Waarom (vraagt het) de woorden commandant, conclusiën enz., niet verbannen, daar de Vlamingen er bevelhebber, gezagvoerder, besluiten voor hebben? Keurige schrijvers bezigen geene, althans zeer weinig bastaardwoorden. Dat is eene quaestie van smaak. In een tweede artikel komt de Escaut er op terug en vraagt meteenen dat er eene lijst van bastaardwoorden, met de echt Nederlandsche, die in de plaats te stellen zijn, ten spoedigste verschijne. Hier is weeral nutteloos geweld gedaan aan eene openstaande deur, immers de Academie bekroonde een werk als de Escaut vraagt, en zal ongetwijfeld er toe besluiten het zonder verder uitstel te drukken. Zulke uitgave zou waarlijk nut stichten, ja in eene wezenlijke behoefte voorzien. De eenheid van spelling, na jarenlange bespreking en studie door de beste taalmeesters (waaronder kanunnik David zaliger) tot stand gebracht, zal, voor verreweg de meeste onzer letterkundigen, | |
[pagina 168]
| |
wet blijven. Het is niet genoeg te zeggen: ‘Qu'on dresse une bonne fois le tableau, et que chacun s'y conforme!!’ De ondervinding heeft geleerd dat dit niet gaat. De Vries en Te Winkel deden dat in 1866 - lees goed ‘in 1866’ - en met het oog daarop, gaf Van Dale zijn merkwaardig Nederlandsch Woordenboek uit. Nu, de schrijvers van den Escaut komen er tegen op. Meenen zij, als mannen van minder beteekenis dan de beide genoemde taalmeesters, een ander stelsel zullen hebben voorgebracht, dat de eenheid dàn tot stand zou gebracht zijn? Tegenstribbelaars zal men altijd hebben, wat er ook worde beslist. Eenigen, wij bekennen 't gaarne, schrijven anders dan het Woordenboek, uit overtuiging, en omdat zij mets willen slachtofferen aan de nochtans noodzakelijke eenheid; anderen (en onder deze behooren sommige dagbladschrijvers, die nog het bewijs hunner taalwetenschap te leveren hebben) anderen handelen uit geest van tegenspraak of om bij het publiek den schijn te hebben dat zij 't beter woten dan de Vries, te Winkel, Kluyver, Beets, David enz. Nog eens: niemand is gedwongen het Woordenboek te volgen; maar de beste schrijvers doen het met terzijdestelling hunner persoonlijke manier van zien, om der eenheid wille. Wij zouden ons grootelijks bedriegen, of de Vlaamsche Academie denkt zoo weinig aan 't vervaardigen van een nieuw Woordenboek als aan de komeet van 1811. - Anders zou het mogen zijn met de vraag van den Escaut, om eene goede Spraakkunst te bewerken. Naar onze bescheidene meening zou het geleerd genootschap dienst kunnen bewijzen aan Taal en Letteren door de uitgave van eene Spraakkunst, welke de 149, thans bestaande, zou kunnen uit de baan helpen, en welke in alle scholen zou kunnen ingevoerd worden: eene beknopte, voor het lager, en eene meer uitgewerkte voor het middelbaar onderwijs. Intusschen - zou de Escaut, in plaats van zich het Vlaamsch zoozeer aan te trekken, niet beter doen bij de Fransche Academie aan te dringen om de taal, in welke hij schrijft, te zuiveren van de tallooze onregelmatigheden en tegenstrijdigheden, met welke nog onlangs in onze tijdschriften den draak werd gestoken? A.A.
‘De kunst loopt om brood’, is een oud gezegde, dat nu wel zou mogen vervangen worden door deze variante: ‘De kunst loopt naar het gekkenhuis.’ Dit denkbeeld kwam bij ons op toen wij in Januari te Brussel de tentoonstelling bezochten van de XX - zegge de twintig nieuwe baanbrekers op het gebied der schilderkunst. Ziehier waar dit baanbreken in bestaat: Gij hebt vóor u een paneel of stuk linnen, in uw linker hand het palet, een borstel in de rechter hand, en gij smijt, of wrijft, of strijkt de kleuren nevens, of door elkaar totdat, op zekeren afstand gezien, er de schim van eenen maneschijn, of van eenen zonsop- | |
[pagina 169]
| |
gang, of van een figuur enz. te bemerken valt. Gij hebt dan - 't is de Etoile, of de Chronique, die 't gezegd heeft - gij hebt dan iets heel aardig en knaps, ‘quelque chose de sublime,’ geschapen, en gij zijt waardig van den Cercle des XX. Teekenen moet gij niet kunnen, maar borstelen, stooten, pointilleeren, wrijven en strijken, en dan moogt gij zeggen: Van Eyck en Memling waren onnoozelaars, Rubens een kind - ik ben ‘artiste.’ Zou eene uitstalling als degene, welke wij hier bespreken, niet kunnen verboden worden? Of zou men ten minste, boven de ingangdeur, ter waarschuwing van het al te gemakkelijk te foppen publiek, de verwittiging niet kunnen doen stellen: ‘Hier is kladwerk te zien van krankzinnigen?’ A.A.
Kunst, Letteren, enz. - Men J. Van Droogenbroeck, Pol de Mont en Dr Schaepman werden in vervanging van wijlen Désiré Delcroix, Jan van Beers en Alberdingk Thijm tot leden benoemd van de commissie aangesteld om de uitgave van het groot Nederlandsch Woordenboek te bespoedigen. - De heeren De Taeye, vader en zoon, hebben den prijs van den Koning (fr. 25000) gewonnen met hun werk: Etudes sur les arts plastiques en Belgique envisagés dans leurs principes, leur enseignement, leurs applications et leurs progrès dans l'avenir. - Dr Amand de Vos heeft zijne merkwaardige voordracht gehouden op de plechtige zitting der K. Vl. Academie, en in ons vorig nummer besproken, in het licht laten verschijnen onder den titel van Veel schrijven in zake van fraaie letteren. - Antwoordende op De Gazette van Eekloo, die naar aanleiding van het artikel van M. Van Pokseele, naar dezes boeiende verhaal ‘De Zeeschuimers’ vraagt, zullen wij zeggen dat gemelde werk nu onder pers gaat. - Bij M. Splichal te Turnhout verschijnt thans een maandschrift ‘Kempisch Museum’ aan de oudheden der Kempen gewijd. Zóó zien wij het gaarne, overal leven en beweging, werk en studie. - Rond den Heerd. - Men verzoekt ons de volgende terechtwijzing te doen: ‘Belfort, laatste afl., blz. 90, zegt: “Rond den Heerd herleeft in Biekorf.” Dit is niet juist, Rond den Heerd leeft in Rond den Heerd voort; en Biekorf is iets dat nieuw is, en niet op kan volgen op iets, dat voort bestaat.’ - Mr Ouwerx, advocaat te Brussel, zal te Leuven benoemd worden tot leeraar van Vlaamsch strafrecht en Vlaamsche strafvordering. In 1886 was hij Secretaris van het Congres van handelsrecht en in medewerking met Mr Jacobs, Staatsminister, gaf hij een werk uit over de Spaansche wet betrekkelijk den zeehandel. Mr Ouwerx geboortig van Hasselt, is lid van den Vlaamschen Bond van Brussel. - Te Gent en te Luik zullen er insgelijks leerstoelen voor | |
[pagina 170]
| |
Vlaamsch recht opgericht worden. Voor dien van Gent spreekt men veel van Mr Julius Obrie, rechter alhier en lid der K. Vl. Academie. Den 24 Januari schreef de Nieuwe Rotterdamsche Courant, onmiddelijk door de belangrijkste bladen nagedrukt want Mr Obrie staat ginder allergunstigst bekend: ‘Naar men ons mededeelt, zal de Belgische regeering er weldra toe overgaan een kursus van strafrecht en strafrechtspleging in het Nederlandsch te openen aan de Gentsche Hoogeschool. Vermoedelijk zal de ook in ons land onder andere wegens zijne studiën over de Nederlandsche rechtspraak, met lof bekende heer Mr Julius Obrie, met dien kursus worden gelast.’ - De werkingen tot het inzamelen van gelden voor het standbeeld van Prudens Van Duyse gaan thans voor goed aanvang nemen. De comiteiten van Dendermonde en Gent, Zondag 26 Januari ten stadhuize van de Denderstad vergaderd, hebben besloten aan elken inschrijver voor minstens 5 fr., een portret van den genialen en vruchtbaren dichter te geven. Het ontwerp van het standbeeld zal in prijskamp gelegd worden. Het gemeentebestuur van Dendermonde schrijft in voor fr. 5000,00, het hoofdbestuur van het Davidsfonds voor fr. 1000,00, ongetwijfeld zal het Willemsfonds niet ten achter willen blijven. Op het banket der Grondwettelijke vereeniging van het arrondissement Gent, den 2 Februari gehouden, en waarop het puik onzer partij aanwezig was, zijn er op 9 redevoeringen 5 in het Vlaamsch gesproken, waaronder die van de heeren Dr De Cooman, A. Solvyns, volksvertegenwoordiger V. Begerem, en last not least Minister De Bruyn. Bij de ontvangst in het bisdom, dienzelfden dag, zijn de aanspraken der voorzitters der maatschappijen en de antwoorden van Mgr Stillemans, 9 op 10 Vlaamsch geweest.
† Henri Nadauld de Buffon, achterkleinneef van den grooten natuurkundige van dien naam, in den ouderdom van 58 jaar. Hij was advocaat-generaal bij het hof van Rennes, als in 1872 hij met blindheid geslagen werd. Desniettegenstaande voerde hij zijn ambt voort uit tot in 1878 en bleef hij werkzaam als letterkundige. Onder zijne werken meldt men Montbard et Buffon, Correspondance inédite de Buffon, Buffon et Frédéric II, Donations ayant le mariage pour objet, Les musées Italiens, Notre ennemi le Luxe. Sedert 1875 bestuurde hij ook het maandschrift Annales du Bien.
† Pater Perry, S.J., een der geleerdste Engelsche sterrekundigen. Het Engelsch gouvernement had hem meermalen belast met gewichtige wetenschappelijke zendingen naar Madagascar, naar de eilanden Kerguelen, en zoo was hij laatst naar Demerara gezonden om er den zonneklips te bestudeeren, slechts in die verre landen zichtbaar. Het is zelfs onder den invloed van het klimaat van | |
[pagina 171]
| |
Gyana en der eilanden du Salut, dat hij ginder als een soldaat op zijnen post bezweken is, martelaar van het geloof en van de wetenschap, want nevens zijne wetenschappelijke, zending oefende hij die ook uit van zijn geloof.
† Franz Lachner, vermaarde Duitsche componist is te Munchen overleden bij de 87 jaar oud. Zijn voornaamste werk was Catarina Cornaro.
† Herbet, vermaarde kanselredenaar en schrijver van verschillige gewaardeerde godvruchtige werken, onder andere L'imitation imitée. Hij is in zijne geboorteplaats Amiens gestorven.
† De Belcastel, groote redenaar en een der beste ijveraars voor alle Katholieke werken in Frankrijk. Hij schreef onder andere La citadelle de la liberté ou la question romaine au point de vue de la liberté du monde, alsmede Ce que garde le Vatican.
† Mergaert, kunstschilder, geboren te Handzame en dezer dagen overleden te Brugge. Uitmuntend portretschilder laat hij ook een groot doek achter De christene martelaars in 't Collyseum te Rome, dat veel ophef maakte in de tentoonstelling van de Gilden der ambachten en hem vroeger Gallait's gelukwenschen verwierf. Mergaert was een leerling van Mr Horrie-Deckmyn uit Roeselare en bleef altijd getrouw aan het Katholiek geloof zijner jeugd.
† Colinet Edmond, een der bijzonderste inrichters der Antwerpsche tentoonstelling. Hij schreef een werk van groote verdienste over de Vlaamsche kunst. M. Colinet was een ware en overtuigde christen.
† Frank Marshall, Engelsche katholieke schrijver van zekeren naam. Hij laat critische werken achter over Shakespeare en tooneelstukken van groote verdiensten.
† Vicente de la Fuente, dezer dagen te Madrid overleden, laat verschillige Spaansche en Latijnsche werken achter van groote geleerdheid en verdienste, zooals Kerkelijke geschiedenis van Spanje, Spaansche historie van Pater Florès, Geschiedenis der Spaansche Hoogescholen, Leven van de H. Theresia, enz. Hij was oud leeraar van kerkelijk recht, deken der rechtsfaculteit en rector der Hoogeschool van Madrid. Hij was een overtuigde carlist, een man van studie en van werk, hij zocht noch onderscheidingen noch fortuin, ook is hij arm gestorven.
† Pieter Olivier Coomans, kunstschilder van naam en broeder van volksvertegenwoordiger Coomans, is verleden maand overleden te Boulogne op Seine, bij Parijs. Als oorlogschilder heeft hij de veldtochten van Algiers en den Krim medegemaakt en er menige meesterlijke doeken van medegebracht. Hij was er de vriend | |
[pagina 172]
| |
van de generaals Bugeaud, Lamoricière, Pélissier, Changarnier, Canrobert, Cavaignac en van Xavier de Mérode later Mgr de Mérode, den inrichter van de pauzelijke zouaven. Hij muntte insgelijks uit als portretschilder en in de laatste jaren van zijn leven werd hij een vurige bewonderaar en navolger der oude Italiaansche school.
† Ignaas de Coussemacker te Belle (Fransch Vlaanderen), 48 jaar. Hij was arrondissementsraad te Hazebroek, voorzitter der landbouwmaatschappij van zijne streek, ondervoorzitter van ‘Le Comité flamand de France’ en buitenlandsch lid onzer K. Vlaamsche Academie. Hij gaf uit Cartulaire de l'abbaye de Cisoing en op de voetstappen van zijnen vader wandelende, den grooten de Coussemacker, die door pen en woord, raad en daad zooveel gedaan heeft ter opbeuring van onze letteren en onze christelijkezeden, was hij een echte Christen en een warme Fransche flamingant.
† Jules Lambeaux, kunstschilder, broeder van den beeldhouwer Jef Lambeaux, is dood in zijn atelier gevonden. Hij beloofde veel voor de toekomst.
† Mgr Hettinger, de groote Duitsche historieschrijver, is te Wurzbourg aan eene beroerte bezweken in den ouderdom van 70 jaar. De Geestelijkheid en de Katholieke Kerk, Het oppergezag van den H. Stoel, Apologie van het Christendom zijn zijne bijzonderste werken. Het meeste deel zijner schriften zijn in vele landen vertaald.
† Gravin Wichenbourg-Almasy, - gekend om hare lyrische, epische en dramatische gedichten, overleed dezer dagen te Gries in den Tyrol. |
|