| |
| |
| |
Boekennieuws en Kronijk.
Klaus Groth in zijn leven en streven, als dichter, taalkamper, mensch, met reisverhaal en terugblik op de Dietsche beweging, door Dr. C.-J. Hansen. Antwerpen, L. de la Montagne, 1889, 8o, 176-XV bl. Met portret van Kl. Groth.
Wie, beter dan een vriend en geestverwant van den platduitschen dichter Groth, kan ons onderhouden over dezes letterkundigen arbeid, zijn leven, zijn rusteloozen kamp om de Dietschsprekende volkeren door den band der taal saam te snoeren? Ten onzent is Dr. Hansen vooralsnog ongelukkiglijk de eenige, die zich voor gezegden strijd gewapend heeft, en die sedert een groot getal jaren reeds er menige lans voor heeft gebroken. Zijn droom is, gelijk men weet, het tot stand brengen der taaleenheid van het uiterste westpunt van Vlaanderen tot verre in het noord-oosten, namelijk van Duinkerke tot Konigsbergen, eene taaleenheid die zelve echter verre is van een droom te wezen.
Inderdaad, welke Noord- of Zuid-Nederlander zou, bij de eerste ontmoeting, den Platduitscher niet aanstonds verstaan, en hem een antwoord kunnen geven, dat ook gereedelijk verstaan zou worden?
Dr. Hansen heeft, ter bereiking van dat schoone doel, geijverd en gezwoegd, te midden der onverschilligheid van de meesten, die het hooge belang niet begrijpen dat met de verwezenlijking van het ontwerp gepaard gaat. Zooals alle edeldenkende mannen, die overtuigd zijn eene goede zaak voor te staan, laat hij zich niet ontmoedigen door geringe aanwinst, maar staat pal, en streeft in de eenmaal gekozene richting met onbezweken moed voort. Eene groote begaafdheid staat hem daarbij ten dienste; dank aan haar, zal hij, vroeg of laat, zoo niet het zegelied mogen aanheffen, dan toch de voldoening en de eer genieten, te zien dat zijne denkbeelden, hoe langzaam ook, zóo veel veld gewonnen hebben dat aan de gelukkige uitkomst niet meer zal te twijfelen vallen.
Intusschen leidt hij ons in bij den Kielschen dichter, en toont ons, in al zijn beminlijkheid en waarde, den edelen mensch, den genialen zanger van de Quickborn en de Roodgieter, enz.
De reis van Dr. Hansen naar Kiel, in 1857, is knap geschre- | |
| |
ven, en ten slotte heeft men een omstandig verslag van hetgeen ter vereering van Groth, in zijn vaderland en ten onzent, werd gedaan. Alle Nederlandsche letterkundigen dienen het boek van Dr. Hansen te lezen. Wij verzekeren hun een paar genotvolle dagen.
Handboek voor het onderwijs der Nederduitsche taal. Opsteloefeningen verzameld en afgewerkt door J. Muyldermans, 354 blz.; prijs 3,50 fr.
Men moet leeraar van Vlaamsche taal geweest zijn om te beseffen in welke leemte dit boek komt voorzien: Opstellen te maken geven aan de leerlingen, 't is onvermijdelijk, den vinger leggen op hunne misslagen en die als het ware doen tasten, 't is overnuttig, maar reeds niet gemakkelijk. Iets wat niet min noodig en zonder goed handboek bijna onmogelijk mag gerekend worden, 't is van het voorbeeld te leggen nevens de proeve, de afgewerkte schilderij nevens de schets van den beginneling. De leeraar kan nu en dan wel eens de hand aan 't werk slaan en een stukje afmaken, maar dit doen, en goed doen gansch een jaar door, ja voor al de klassen, van de laagste af tot de Rhetorika, dat is waarlijk geene taak voor den eerste den beste, en aan niemand zouden wij ze durven aanraden. Des te meer dank zijn wij schuldig aan hem die ze boven alle verwachting tot een goed einde gebracht heeft.
Wat frissche geest ademt er in die brieven en verhalen! En alle gevat uit het studentenleven of uit hetgeen onder het oog des leerlings valt. Wat onzin toch de jonge verbeelding af te beulen met stoffen uit andere tijden en uit vreemde luchtstreken, doodsche onderwerpen, die geen leven hebben in den geest van leerling noch van leeraar, en die dan ook zullen behandeld worden in holklinkende volzinnen en volgens gansch verkeerde opvattingen. Schrijver van het handboek is student met de studenten en op bijna iederen volzin moet de student inwendig zeggen: ‘Ja, zoo is het! Ja, zoo zou ik het willen uitdrukken.’
Daarbij het leven dat er sprankelt in die bladen, is Vlaamsch en christen leven. Dit heeft de schrijver niet vergeten, dat de opsteloefeningen een machtig middel zijn tot stichting en karaktervorming. Kortom een nuttig en schoon boek en dat zelfs met lust in de huisgezinnen zou gelezen worden, moeste niet de uitgever om het uit de handen der studenten te houden, den verkoop niet tot den kring der leeraars beperken. Eene reden te meer voor dezen om het aan te koopen, zelfs voor die welke andere klassen dan de Vlaamsche te geven hebben, behalve het vermaak der lezing zullen zij er allerkostelijkste raadgevingen en wenken over het leerenopstellen in vinden. Zoo moge de schrijver ten minste stoffelijker wijze voor zijn werk van zelfopoffering schadeloos gesteld worden.
D., leeraar.
| |
| |
Revue bibliographique Belge, redigée par une Réunion d'Ecrivains (waaronder hoogleeraars van Leuven). Maan Ischrift verschijnende bij ‘La Société Belge de Librairie’ te Brussel, ten prijze van fr. 2,00 's jaars.
Nu inzonderheid dat het boeken sneeuwt is het een goed gedacht het publiek niet alleen bekend te maken met hetgeen verschijnt, maar ook en bovenal het intelichten over de waarde en de strekking der nieuwe werken.
Naar de afleveringen te oordeelen die thans verschenen zijn meenen wij dat de beoordeelingen te kort en soms te oppervlakkig zijn, ja zelfs zijn zij dikwijls ingekrompen tot éen bloote aankondiging. Overigens is men verre van alles te geven wat uitkomt, inzonderheid voor wat de Vlaamsche boeken betreft.
Hopen wij ondertusschen dat deze nuttige uitgaaf meer en meer ontwikkeling neme, dat zij volkomen op de hoogte van haar doel weze, dat zij al hare beloften gestand doe, dat hare lijst volledig worde, en dat zij door bestudeerde critiek een vertrouwbare gids worde in den doolhof onzer tegenwoordige letterkunde.
Eene grief nochtans hebben wij tegen het tijdschrift, namelijk dat het ons de uitgevers der vermelde boeken niet laat kennen. De naam van den drukker geldt soms voor eene beoordeeling, en overigens begeeren de personen die op rappe bediening uit zijn, zich rechtstreeks tot de Uitgevers te wenden, want het blijkt dat al die werken daar voor handen niet zijn. Daarbij heeft die handelwijze den schijn al ware het schrift slechts in leven geroepen om wille van den winkel en den monopool, hetgeen natuurlijk in strijd zou zijn met de waardigheid der medewerkers.
Wil La Revue bibliographique er ooit toe komen geheel de boekenbeweging van ons land te kennen, zij zal moeten doen zooals de Bibliographie de Belgique, namelijk zich voor rekening een afdruksel van alles wat verschijnt door de uitgevers laten opsturen.
B.
Kerstmis of God Kind geworden uit liefde tot de menschen. St. Augustinus Drukkerij te Brugge.
Sermoon voor den Kerstnacht. - Twee kerstliederen. - Overwegingen voor de Octaaf van Kerstmis en de volgende dagen tot aan Driekoningen. - Overwegingen voor de Octaaf van Driekoningen, enz.
Prijs gecartonneerd met een schoon gekleurd plaatje. Fr. 0,30.
Koninklijke Vlaamsche Academie. - In hare zitting van 19 December werden de 14 voorloopige candidaten genoemd voor de samenstelling van den keurraad die den vijfjaarlijkschen prijs van Vlaamsche letterkunde zal toetewijzen hebben.
De heeren Dr K. De Gheldere en V. De la Montagne werden gekozen tot briefwisselende leden en Dr Fruin, geschiedschrijver te Leiden, tot buitenlandsch lid.
| |
| |
In de prijskampen der Academie wordt slechts een werk bekroond, namelijk dat van M.H. Meert, leeraar aan het stedelijk college van Yper en handelende over het persoonlijk voornaamwoord Du en Dijn. De ingezonden stukken over Lofrede op Jan-Frans Willems en Verhandeling over den oorsprong der hedendaagsche Belgische vrijheden moesten afgewezen worden. De andere vragen hadden geene mededingers uitgelokt.
's Anderendaags was het de jaarlijksche plechtige zitting in het Dammansteen, zetel der Academie. M. De Laet, ongesteld, liet zijne afscheidsrede voordragen door M. Snieders. M. Hiel las een lyrisch monodrama getiteld Agnes Bernauer, en Dr De Vos hield eene prachtige voordracht Over veel schrijven in zake van fraaie letteren.
Na op bescheiden manier hulde bewezen te hebben aan het talent van elk zijner collegas in het bijzonder, hield hij ons een levendig en humoristisch tafereel voor van de scheepsvrachten boeken waarmede de schrijvers het ongelukkig menschdom overstelpen, en tevens schetste hij ons de wederwaardigheden, misschien wat te somber en te persoonlijk, welke eenen Vlaamschen letterkundige overkomen om ten laatste nog met zijne geesteskinderen op de armen te blijven zitten. Voorwaar, eene duchtige zweepslag op de onverschilligheid van die welke de natuurlijke Mecéne's zouden moeten zijn der kunst in al hare uitingen.
Bloemige en dichterlijke stijl, vol treffende en snedige woorden en uitdrukkingen, prachtige beschrijvingen zooals die der kale rotsen gedurig door de branding der baren besprongen, vloeiende taal welke aangenaam uitrust van de ietwat lastige ingedrongenheid zijner vlugschriften over Prijskamp en Academie.
Doch waarom die drie prachtige voordrachten willen ontleden ten perijkel de schoonheid er van in hun geheel te krenken? Men zal ze liever lezen in de Verslagen en Mededeelingen der Academie waarin zij overgedrukt worden.
De plechtigheid, waarop vele letterkundigen en hooggeplaatste personen, onder anderen de heer Gouverneur, aanwezig waren, eindigde met de uitroeping der overwinnaars in de Vlaamsche prijskampen; zoo kwam M. Hector Plancquaert zijn eermetaal afhalen voor zijn bekroond treurspel Dood van Karel de Goede.
Daags te voren hadden de academieleden hun jaarlijksch banket gehouden in de salons van het Posthôtel.
Davidsfonds. - Maandag 23 December hield de Gentsche afdeeling hare plechtige prijsuitdeeling voor de leerlingen van het middelbaar en lager onderwijs, jongens en meisjes, bekroond in haren jaarlijkschen prijskamp. De ruime zaal van den St. Jozefkring was vol bezet en vele hooggeplaatste geestelijken en leeken hadden wel de vergadering willen bijwonen om hunne genegenheid te toonen voor het vaderlandsch en verzedelijkend streven van de maatschappij die haren naam en haar toonbeeld genomen heeft bij den edelen en geleerden priester Vader David.
| |
| |
Na een keurig openingstuk voor piano en harmonium en kinderkoren prachtig uitgevoerd door de school van Juffrouw Todt en die van het St. Gregoriusgesticht van Ledeberg, werd het woord gegeven aan den Antwerpschen redenaar Julius Van der Voort.
Arbeid adelt was de titel van zijne voordracht. Volkomen meester van zijn onderwerp, schetste hij in sierlijke en welsprekende taal den adel van het werk in zijn wezen en zijne natuur, en van het abstracte tot het concreete komende sprak hij over die mannen die, kinderen van hun werk, de samenleving tot eer, stichting en welzijn gestrekt hebben: Napoleo, Eiffel, Edison, Stanley, Conscience, Gevaert, Miry, enz. enz. Aan die welke niet geroepen zijn zulke hooge vlucht te nemen stelde hij, in begeesterde bewoordingen, Jezus en Jozef voor arbeidende in het zweet huns aanschijns voor het dagelijksch brood, in den nederigen timmermanswinkel van Nazareth.
Het voorbeeld door het Gentsche Davidsfonds gegeven moest meer door de andere afdeelingen nagevolgd worden. Immers het hoofdbestuur stelt kosteloos een zeker getal boeken ter hunner beschikking, de prijskamp houdt de studie in adem, schept en scherpt den wedijver, vestigt de aandacht op onze taal, doet ze in achting winnen bij meesters en leerlingen, en met genoegen mogen wij bestatigen dat in menige kloosterscholen van Fransche of verfranschte zusters, die eeuwige stronkelsteen onzer beweging, de moedertaal eenige jaren geleden bijna geheel verzuimd, thans betrekkelijk in de volmaaktheid gekend is. Die leerlingen hebben ons dit jaar moeielijke diktaten geleverd zonder eene enkele taalfout, en opstellen even vrij van alle zonde tegen de taal.
Men schrijft ons uit Borgerhout over het feest van het Davidsfonds aldaar den 15 December gegeven:
M. Schrey, een jonge violonist van 17 jaar, voerde een drijtal stukken uit, waarvan een van eigen compositie. Wij zijn niet gewoon jonge kunstenaars fel lof toe te zwaaien en toch kunnen wij niet nalaten te zeggen dat hem, onzes dunkens, eene schoone toekomst wacht.
MM. Hoeben, tenor, en Dircx, baryton, zongen met veel bijval hunne liederen. M. Vermandere, reeds lang in Vlaanderen gunstig bekend, trad hier voor de eerste maal op met kluchtliederen door hemzelven gedicht en getoonzet. Die liedjes tintelen van geestigheid, zijn eenvoudig, niet plat of gemeen. Zij lokten dan ook buitengewone toejuichingen uit.
M. Rosseels, bestuurder onzer afdeeling, droeg eene luimige alleenspraak voor: Een lustige Buitenjongen en vervulde later de hoofdrol in Een lieftallige oom, twee stukjes van zijne hand. 't Is ook een echt sappige tooneelschrijver, die belooft nog veel goeds te zullen leveren.
| |
| |
Het voornaamste punt van het programma was: Eene reis door Spanje en Griekenland, voorgesteld bij middel van lichtbeelden, door den heer H. Bellemans met T. Druyts als gids op de reis. Hoogst belangrijk was die voorstelling. Men zou soms gemeend hebben de wezentlijkheid voor zich te zien. Geschiedkundige bijzonderheden, eigenaardigheden in den bouwtrant, verklaring sommiger benamingen enz. maakten dit alles tot eene hoogst leerrijke voordracht. Ook juichte men meermaals dapper toe, vooral toen op het einde der reis onverwachts het nieuwe Gemeentehuis van Borgerhout op het doek getooverd werd.
D.
Op tweeden kerstdag was het de beurt van Roeselare: men huldigde daar het borstbeeld in van onzen patroon, vervaardigd naar dit van Borgerhout door den kunstenaar De Vriendt. De eerw. heer Dr H. Claeys hield eene voordracht over den held zelven van het feest. Onnoodig te zeggen dat hij waardig aan de verwachting beantwoordde, want overal waar hij verschijnt zijn het toejuichingen zonder einde. Wat het boeiend onderwerp zelf betreft, men leest in deze aflevering reeds de helft der volledige studie, welke hij onzen patroon gewijd heeft.
Men zendt ons uit St. Niklaas de volgende stukken:
| |
Adres van het Davidsfonds aan Z.H. Mgr. Stillemans.
Monseigneur,
Het Davidsfonds van 't Land van Waas is gelukkig, aan Uwe Hoogweerdigheid, te mogen betuigen welk groot en innig deel het genomen heeft in de blijde fierheid, waarmede uwe geboortestad, uw bisdom en gansch het Vlaamsche volk uwe benoeming tot Bisschop van Gent heeft begroet.
De menigvuldige diensten door Uwe Hoogweerdigheid als Ondervoorzitter onzer afdeeling bewezen, de groote blijken van verkleefdheid aan onze zaak, in moeilijke omstandigheden gegeven, zeggen genoeg dat der Vlamingen wensch in Leo's keus volbracht is.
Niemand en weet beter als Uwe Hoogweerdigheid hoe nauw, hier te lande, de gewichtigste vraagstukken met het Vlaamsch verbonden zijn: hoe de verbroedering tusschen de volksklassen, de bewaring van vaderlijke zeden en geloof, de heropbeuring van ons nationaal karakter, niet en kunnen met vrucht bewerkt worden zonder 't verspreiden en 't verheerlijken, in huis en school, van onze oude, schoone en geliefde moedertaal.
Snedige kenner en fijne beoefenaar onzer letteren, zal Uwe Hoogweerdigheid zijn Herderlijk woord met dubbele kracht kunnen verheffen ter bescherming van al wat Vlaanderen dierbaar is.
Moge de Heer, Monseigneur, U lange en gelukkige jaren schenken!
Moge 't wijs bestier van Uwe Hoogweerdigheid den glans
| |
| |
nog vermeerderen, die over Vlaanderen straalt, uit den glorierijken Stoel van Gent!
Aanveerd, Monseigneur, met onze gelukwenschen, de verzekering van den diepen eerbied en de hertelijke genegenheid met de welke wij de eer hebben ons te noemen,
Uwe onderdanige dienaars de leden van het Davidsfonds.
De Schrijver, (get.) L. Van Poeck.
De Voorzitter, (get.) Alf. Janssens-De Schryver.
Sint-Niklaas den 19 October 1889.
| |
Antwoord van Monseigneur Stillemans.
Mijne Heeren,
Ik ben de leden der Waasche afdeeling van het Davidsfonds zeer dankbaar over hunne hertelijke wenschen.
De diensten die ik zou kunnen bewezen hebben aan die schoone inrichting, zijn, uit eene welwillendheid waarvoor ik UE. erkentelijk ben, overdreven; maar dat ik uwe schoone en nuttige instelling uit gansch mijn hert toegenegen ben, dat is waarheid, en dat hoop ik te blijven toonen telkens de omstandigheden zulks zullen medebrengen.
Moge gansch het Davidsfonds, moge de Afdeeling van Waas in het bijzonder meer en meer groeien en bloeien.
(geteekend) Uw toegenegen
A. Stillemans.
Nieuwe werken. - Einde 1889 is gekenmerkt door het verschijnen van verscheidene merkwaardige werken van onze beste letterkundigen: Gedichten van Hilda Ram; Klaus Groth door Dr Hansen; Vonken en Stralen, poezie van Dr Van Oye; Dertien Linden van Eug. De Lepeleer; Fragmenten van Madelghys, door Jhr. N. de Pauw; Gedichten van Frans de Potter; Losse schetsen uit de letterkundige geschiedenis van onzen tijd, 2de bundel, door Pol De Mont; De duivel uit het slangenbosch, nagelaten verhaal van H. Conscience, voltooid door Mevrouw Antheunis-Conscience; Dit is de istory van Troyen, bezorgd door Edw. Gailliard en Jhr. N. de Pauw; Handboek voor het onderwijs der Nederlandsche taal, door J. Muyldermans; Onze boeren, door A. Snieders; enz. enz. Het jaar 1890 belooft ons reeds Het Idioticon van het land van Waas, door A. Joos, den vermoedelijken herdruk van De Bo's West-Vlaamsch Idioticon; Verhandeling over de Vlaamsche Taalwetten, door A. Prayon. Hoogleeraar Willems zet zijnen reuzenarbeid voort omtrent de vergelijkende studie onzer dialecten, de geïllustreerde volksuitgave van Vondels werken door Van Lennep gaat geregeld
| |
| |
voort, en Rond den Heerd herleeft in Biekorf, het nieuw West-Vlaamsch tijdschrift welk wij hartelijk en broederlijk welkom heeten.
Bij onze Noorderbroeders begroeten wij de pas verschenen uitgave van Isaïas, door Pater Jonckbloedt, Nieuwe gedichten van Dr Schaepman, de Franksuitgave van Nicolaas Beets' werken, enz. enz.
Deken De Gryse. - Onze eerbiedige hulde aan onzen geleerden medewerker den eerw. heer Edward-Jacobus De Gryse, Doctor in Godgeleerdheid, van leeraar in het Seminarie te Brugge, thans Deken gepromoveerd van St. Martinus te Kortrijk.
Ledeganck. - Uit Antwerpen is er een verzoekschrift gezonden aan den gemeenteraad van Eekloo, opdat eindelijk aan den zanger van ‘De drie Zustersteden’, in zijne geboortestad, een standbeeld zou opgericht worden.
Dr Van Steenkiste. - Hulde aan den moedigen voorvechter van ons recht in den gemeenteraad van Brugge. Heeft hij de zege niet behaald in de zitting van 30 November, toch is de victoire van zijne tegenstrevers het begin van de nederlaag, want het Brugsche volk schudt wakker.
De Brusselaar. - Onze oprecht deelnemende afscheidsgroet aan dit moedig blad, dat eerst in het arrondissement Brussel, heilloos verbasterd en verkankerd, meende men, den standaard onzer Vlaamsche katholieke beginselen omhoog geheschen heeft. Met fierheid en genoegen mag het den blik op zijn verleden slaan nu het de pen aan jongeren afstaat. ‘Otium cum dignitate’. De Standaard volgt het op.
† K. Moulaert, onderpastoor te Meenen, haastig overleden tengevolge van het steken van een venijnig insekt. Hij gaf verscheide tooneelwerken uit, die opgang maakten in de katholieke kringen en patroonschappen: Joannes Baptista, O! dat geld, De Vieze apotheker, Barnabas, Signora, enz. Daags vóor zijn dood bestuurde hij de herhaling van zijn laatste stuk: De nagel van mijn doodkiste. Hij schreef ook Zangen van Rome in Italië, eene herinnering aan de Belgische bedevaart naar de Eeuwige stad in 1888.
† Ketman, een niet onverdienstelijk tooneelschrijver. Onder den naam van Floris van Westervoort liet hij verscheidene lieve stukjes in verzen verschijnen. Hij was regisseur van het Nederlandsch tooneel van Antwerpen en is overleden aan de gevolgen van eenen val op de trappen van zijnen schouwburg,
† de Burbure de Wezenbeek, te Antwerpen. Uitstekende musicoloog en toondichter, aanvankelijk beoefenaar van de Fransche letterkunde. Hij was een overtuigde Christen.
| |
| |
† Schilder Beudemann, oud-bestuurder der schilderschool van Dusseldorf, waaraan hij, alsmede aan geheel de Christene kunstrichting in Duitschland, de uitstekendste diensten bewezen heeft. Hij laat verscheidene doeken van groote waarde achter.
† Robert Browning, Engelsche dichter, toevallig te Venetië gestorven, 77 jaar oud. Gelukkiger dan Victor Hugo heeft hij gedurende zijn leven eenen Browning-club zien stichten van honderden leden, om den invloed zijner schriften meer en meer te verspreiden. Pauline was zijn eerste werk in 1833, Asélando en Fancies and facts waren zijne laatste, slechts eenige weken vóór zijne dood verschenen.
† Richard Warie, een Gentsch veel belovend violoncellist, voor het oogenblik te Parijs gehecht aan Les Concerts Lamoureux. Hij was een deugdzaam en gedvreezende jongeling en zijne kunstgenooten hebben alhier, in de Kerk der E.P. Discalsen, de requiemmis van Cherubini voor de rust zijner ziel uitgevoerd.
† Dominé Dr Jan ten Kate, een der beste Hollandsche letterkundigen, briefwisselend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie, is dezer dagen te Amsterdam overleden. Twee dagen te voren kwam een aantal vrienden en vereerders hem op de ziekenkamer, ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaren, eenige geschenken en de uitboezeming hunner hoogachting en verkleefdheid aanbieden, maar men zag wel, dat sterven er spoedig zou op volgen.
Onder ten Kate's tallooze schriften, proza en verzen, stichtelijke lectuur en propagandawerk, is De Schepping een zijner meestgekende. Herinneren wij hier slechts zijn Ahasverus, zijne Durgerdamsche Visschers, zijne Watergeuzen, werken die bij hun verschijnen eenen welverdienden opgang maakten. Stichten schijnt het hoofddoel des dichters geweest te zijn, en hiermede beantwoordde hij ten volle aan zijne roeping als predikant. Alle vrome zielen hebben zijn Dood en Leven, in de didactische poëzij van zijn volledig dichtwerk, gelezen, en zullen het nog lang lezen als een versterkend evangelie tegen den weemoed, die bij de gedachte aan het verscheiden schier elken mensch overvalt. Zóo ook zijne Schepping, waar Busken Huet te recht van mocht zeggen, dat die verzen ‘vleesch zijn van zijn vleesch en bloed van zijn bloed’.
In dat groote gedicht zijn weinig oorspronkelijke denkbeelden, heeft men gezegd. Ja, maar wat een schat van grootsche, liefelijke verzen!
| |
| |
We in 't stof en juichen:
Aan de Schepping had ten Kate met voorliefde gewrocht, daar gansch zijne ziel en godsdienstzin in uitgestort. Hoort zijnen slotzang:
Dàt was mijn bede: of vóór mijn dood
Een leste en beste lied mocht trillen,
Waar 't al mijn denken, weten, willen,
Mijn hoofd en hart, in overgoot.
Tot lof des Goeden, Wijzen, Sterken,
Die Lied en Liefde en Leven geeft,
Wiens glorie in Zijn werken leeft,
En - in de werken Zijner werken.
O God! Gij schonkt mijn beê gehoor;
Thans U de dank, als eens de Bede!
De zeeman hangt, zoo pas ter reede,
't Nog vochtig kleed in 't Tempel-choor:
Zoo leg ik, met een heilig beven,
Mijn dichtpen aan Uw voeten neêr;
Neem, Schepper! uit genade weêr
Wat Ge uit genade hebt gegeven!
Ziehier ten Kate's laatste dichtje, een recht aandoenlijk Afscheid:
Hoe velen zijn weg, die ik teêr heb bemind!
'k Ben eenzaam - maar toch niet alleen,
Want daaglijks vertroost mij een blijvende Vrind:
‘Geduld nog een weinig! Gij zijt toch God's kind,
Ik leide u naar 't Vaderhuis heen!’
|
|