Het Belfort. Jaargang 4
(1889)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
Eene Vlaamsche Hoogeschool.
| |
I. - Mogelijkheid.Eene Vlaamsche Hoogeschool zou, volgens onzen tegenspreker, in de tegenwoordige omstandigheden onmogelijk zijn: 1o Bij gebrek aan geld: ‘Als het nog moeite kost om ééne katholieke Hoogeschool recht te houden, zal dan 't oprichten eener tweede katholieke Hoogeschool wel mogelijk zijn? Ja, naar ons inzien, op ééne voorwaarde, te weten: dat het Vlaamsche land of toch 't overgroot getal der Vlamingen, van de noodzakelijkheid | |
[pagina 352]
| |
eener Vlaamsche Hoogeschool inniglijk overtuigd zij. ‘Zoo de heer Van Campen. blz. 254, September-aflevering. Antwoord: Indien alles afhangt van overtuiging en goeden wil, trachten wij dan, den Vlamingen die overtuiging in te prenten, en hunnen goeden wil op te wekken. Ik deed alzoo; de heer Van Campen ook? Wat ik zegde over de bijzondere hulpbronnen die men kan vinden buiten de katholieke liefdadigheid, namelijk toelagen van stad en provincie, dit alles laat de heer Van Campen onaangeroerd: het blijft dus staan. (Zie vlugschrift, bl. 17 en 18). 2o Bij gebrek aan leeraars. Hier geeft schrijver eigentlijk geene bewijzen; hij schijnt zelfs te erkennen dat men met reden mag hopen op goede aankomende leeraars; ‘maar, zegt hij, naast die aankomende leeraars die jaren en jaren noodig hebben om eenen naam in de wetenschap te verwerven, zijn er in elke faculteit een niet onaanzienlijk getal leeraars die sedert lang tusschen de prinsen der wetenschap met eere zetelen, die den jongeren tot voorbeeld en tot gids dienen, en wier gloriekrans heel de Hoogeschool omstraalt. Van waar zullen de rijpen talenten opdagen om den roem der nieuwe Hoogeschool eenigszins te bevestigen?’ Antwoord: Dat er aan eene nieuwe Hoogeschool geene oudere leeraars zijn, om de jonge op te leiden, is natuurlijk. Ware dit noodig, dan moest men het, van nu tot op het einde der wereld, maar opgeven nog ooit eene nieuwe Hoogeschool te stichten. Maar als schrijver beweert dat men geene Hoogleeraars zou kunnen benoemen, die reeds van nu af naam en faam genieten, heeft hij dan wel goed nagedacht? Zouden er geene zijn... in de Wijsbegeerte... in de Rechtsgeleerdheid... in de Natuurkunde? Wij willen geene personen noemen, maar hij zelf doe het onderzoek. Toen over eenige jaren de heer Daniëls op het Mechelsch Davidsfonds kwam voorstellen, een wetenschappelijk Vlaamsch tijdschrift te stichten, moest hij ook antwoorden op de vraag: ‘Zullen er schrijvers zijn?’ Het Belfort werd begonnen, en er waren schrijvers en het Belfort bloeit naast nog andere Vlaamsche tijdschriften. En bemerk wel, in een Vlaamsch tijdschrift werken is liefhebberij, zelfopoffering, buitenwerk dat niets opbrengt. Een Hoogleeraar daarentegen is door zijnen stand verplicht, zich met lijf en ziel op zijn vak toe te leggen, ja te schitteren binnen en buiten zijne Hoogeschool. En hoe begon de Leuvensche Hoogeschool? ‘Zij vond, zegt schrijver, in hare wiege de erfenis der oude Alma Mater.’ Dat klinkt heel schoon, maar in die wieg, hoe roemrijk ook, en lag geen enkel Hoogleeraar. Het hooger katholiek onderwijs was ontredderd geweest door de vernielzucht der Franschen en door den Protestantschen plaaggeest der Hollanders. | |
[pagina 353]
| |
Toen, ja, hadde men mogen vragen: ‘Waar de mannen vinden, op wier geleerdheid en godsdienstzin wij eene katholieke Hoogeschool zullen bouwen?’ En toch vond men die, en na eenige jaren prijkte de nieuwe Alma Mater met namen als De Ram, David, Van Beneden enz. Heden zou er ongetwijfeld rijkere keus voorhanden zijn: vijftig jaren heeft het hooger onderwijs gebloeid en tal van geleerden voortgebracht in alle vakken; in een land, waar ieder schooljaar honderden studenten schitterende diploma's behalen, is stof voor alle bedieningen. België zendt geleerden, recht-, natuur-, werkkundigen (ingénieurs) naar vreemde landen, naar andere werelddeelen om daar hunne wetenschap in 't Araabsch of in andere talen voor te brengen, het zal ook wel geleerden vinden om in vaderlandsche taal aan eene Vlaamsche Hoogeschool te onderwijzen. En moest de verfranschte opvoeding onzen bodem met zulke onvruchtbaarheid geslagen hebben dat wij, in den eerste, ons zelven niet konden behelpen, wat zou er tegen zijn, eenige Hollandsche beroemdheden herwaarts te roepen, gelijk wij zelfs zien gebeuren voor de Fransche Hoogeschool van Leuven? 3o Bij gebrek aan eene wetenschappelijke taal. Dit punt schijnt wat ernstiger door den heer Van Campen behandeld; jammer maar! hij heeft mij slecht verstaan en op dit misverstand bouwt hij schoone redeneeringen. Ziehier den grond zijner gedachten: ‘Eene Vlaamsche wetenschappelijke taal is, volgens de getuigenis van Ackers zelf, nog niet volkomen gevormd, zoodanig dat men, aan eene Vlaamsche hoogeschool, de Griekshe en Latijnsche benamingen naast de Vlaamsche zou moeten gebruiken; daarbij zouden de studenten in geneeskunde te Leuven dezelfde benamingen in 't Fransch moeten overbrengen; dit alles zou verwarring stichten en den geest der studenten op de pijnbank zetten. Beter ware het dus te wachten tot de wetenschappelijke taal in 't Vlaamsch gevormd zij en de hulp van Latijn en Grieksch kunne missen.’ Antwoord: Eerst een woord ter opheldering om het misverstand weg te nemen: Wat verstonden wij door Latijnsche en Grieksche benamingen of vakwoorden, die men naast de Vlaamsche zou stellen? Het zijn die woorden, uit Grieksch of Latijn aaneengesmeed, die al de volkeren van westelijk Europa, als Franschen, Duitschen, Engelschen, Italianen, Nederlanders als gangbare munt hebben aangenomen, met verandering van den uitgang of van hier en daar eene letter volgens den geest van elke taal in het bijzonder. Zoo zijn (om bij de eenvoudigste voorbeelden te blijven), de woorden Philosophia, Psychologia, Logica, enz. enz.; doe Weiland's Kunstwoordenboek open en gij vindt er duizend. Die woorden zijn, in den grond, geene andere dan de Fransche; wij hebben ze nochtans Latijnsche en Grieksche, en niet | |
[pagina 354]
| |
Fransche benamingen betiteld, omdat zij niet meer aan de Franschen dan aan de naburige volkeren als uitsluitelijk eigendom toebehooren, en ook om aan te duiden dat wij, Vlamingen, goed doen, waar wij ze noodig hebben, ze over te nemen in hunne oorspronkelijke, in plaats van in hunne Fransche gedaante. Maken de Franschen op die uitdrukkingen meer aanspraak dan b.v. de Duitschen of de Nederlanders, 't is omdat de Franschen er geene andere hebben, daar integendeel hunne Noord- en Oostburen in hunne taal eigene benamingen bezitten voor haast al de wetenschappelijke zaken. Waarom gebruiken dan deze volkeren niet uitsluitelijk hunne eigene kunsttaal, die zeker voor hen klaarder is en zinrijker? Omdat, na het verval van het Latijn als algemeene Europeesche taal, die vakwoorden nog eene soort van wetenschappelijke wereldtaal daarstellen en het geestesverkeer tusschen de volkeren veel vergemakkelijken. Of zij daar niet te ver in gaan, dat is eene vraag die wij hier niet te beantwoorden hebben. Als men ons gezegde in dien zin verstaat (en het was moeilijk anders te verstaan) dan zal het niet moeilijk vallen de hinderpalen, ons door den heer Van Campen voorgeworpen, uit den weg te ruimen. Dus: a) Zelfs als de Vlaamsche kunsttaal voor goed zal gevormd en vastgesteld zijn, zullen de leerlingen nog de Latijnsche en Grieksche benamingen nevens de Vlaamsche moeten aanleeren; zoo niet, zouden niet alleen de Fransche en Latijnsche, maar zelfs de Duitsche, Engelsche en Hollandsche wetenschappelijke schriften voor hen Chineesch zijn. Wat zoudt ge zeggen van eenen student, die, na een jaar de zielkunde bestudeerd te hebben, niet zou weten wat de Psychologia is? Wanneer dus de heer Van Campen zegt dat later onze taal haar zelve zal kunnen behelpen (in 't onderwijs natuurlijk) en bij vreeemden niet op leen zal moeten gaan, in andere woorden dat men de Grieksche en Latijnsche vakwoorden zal kunnen weglaten, dan stelt hij eenvoudig voor, ons volk buiten het wetenschappelijk verkeer met andere volkeren te sluiten, iets waar hij nochtans op andere plaatsen toont zulken schrik van te hebben. Wij integendeel, willen wij voor ons volk een eigen geestesleven, wij snijden toch de bruggen en wegen niet af, langs welke wij met andere volkeren moeten omgaan; dit doet de Heer Vän Campen en delft alzoo voor hem zelven den put, waar hij vreest ons te zien in versukkelen. b) Maar zulk tweetalig onderwijs, zegt de heer Van Campen, gaat de studenten op de pijnbank zetten. - Is dit ernstig, Mijnheer? Neen, niet waar? want eenige bladzijden verder prijst gij hetzelfde stelsel aan voor de jongere studenten der humaniora. En inderdaad, wat martelie zal het zijn, als de leeraar aan zijnen student zal voorhouden dat Philosophia in 't Vlaamsch Wijsbegeerte is, | |
[pagina 355]
| |
Logica redekunde, Psychologia, zielkunde enz. Uwe bijdrage getuigt van te veel kennis, dan dat het u zou ontgaan, hoe meest al de Vlaamsche vakwoorden ofwel de letterlijke vertaling zijn der Grieksche en Latijnsche, ofwel de verklaring der zaak zelve ofwel het een en het ander. Zij zouden dus de studie vergemakkelijken. Gij kunt opwerpen dat dit niet waar is voor alle vakken, b.v. niet voor de kruidkunde waar de Vlaamsche volksnaam dikwijls hemelbreed in letterlijke beteekenis verschilt met de schoolsche benamingen. Dat is waar, doch 't is eveneens waar dat de kennis der volksnamen later een groot gemak zal geven aan den geneesheer of apotheker, als hij de kruiden bij het volk zal noemen of hooren noemen; dat springt zoo zeer in 't oog dat men zich te Leuven ieverig bemoeit om de kruiden met hunne Vlaamsche namen te leeren kennen. - Heel uwe opwerping valt dus op u zelven terug. c) Maar zou het ten minste niet beter zijn, dat de Academie hare taak van vervlaamsching der vakwoorden afhadde? - Zeker ware dit beter en een gemak voor den Hoogleeraar. Maar wat verstaat gij door Academie? Academie beteekent hier niets dan één of twee geleerden voor elk vak, die in den schoot der vereeniging of op hare prijsuitschrijving, de vaknamen op hun beste in 't Vlaamsch vertalen. Dat is goed en de Academie heeft al veel nuttigs in dien zin voortgebracht; maar zou die arbeid nog niet veel beter volbracht worden door dienzelfden geleerde, indien hij Hoogleeraar was eener Vlaamsche Hoogeschool? Dan moeste hij de juiste woorden kiezen voor zijn vak; de duidelijk- en deugdelijkheid van zijnen leergang stonden dan op 't spel en zouden hem meer tot scherpzinnige nauwkeurigheid dwingen, dan nu hij enkel werkt voor eenen prijs of uit liefhebberij. Maar dit is alleenlijk eene veronderstelling waar wij niet te veel gewicht zullen aanhechten: want eer het twee jaar voort is, mogen wij hopen de Academie en andere geleerden klaar te zien komen met de vakwoorden, die eerder uit te kiezen en te verzamelen zijn dan te vormen; immers onze taal is onder dit opzicht zoo arm niet als men wel denkt: reeds over twee drij honderd jaar schreef Simon Steven in 't Vlaamsch over wis- en werktuigkunde, Palfijn over geneeskunde; de rechtspleging geschiedde tot over eene eeuw in 't Vlaamsch en had hare taal; over natuur kunde schreef men in Holland gedurende verscheidene eeuwen in 't Nederlandsch en de vier of vijf Hollandsche Hoogescholen hebben die taal tot voertuig. Veel is daar te rapen, niettegenstaande het voortwoekerend misbruik van vreemde woordenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 356]
| |
't En is dus op de wetenschappelijke taal niet dat de Vlaamsche Hoogeschool zal moeten wachten. 4o Bij gebrek aan studenten. Door hetgeen wij tot hiertoe hebben trachten te bewijzen, vallen ook de redenen, om welke volgens den heer Van Campen, de ouders zouden aarzelen hunne kinderen naar de Vlaamsche Hoogeschool te sturen. Immers die redens zijn: ofwel dat de studenten dier Hoogeschool niet zouden ten rechte komen met hunne Vlaamsche vakwoorden, ofwel dat de Hoogleeraars aldaar min betrouwen zouden inboezemen, ofwel dat de diploma's dier Hoogeschool in minder aanzien zouden staan, ofwel dat de studenten later zouden afgescheiden zijn van het geestesleven van andere volkeren. Nu, die redenen denken wij omver geworpen te hebben, dus... Daarbij, heeft schrijver hier en daar al eens overhoop gelegen met moeder Logica, hier druischt hij regelrecht tegen de dagelijksche ervaring aan. Inderdaad, eenen zoon laten studeeren is duur, kost voor sommige menschen bijna het brood uit de schapraai. Wat volgt daaruit? Dat het voor vele ouders en ook voor vele studenten er maar om te doen is, met de minste kosten mogelijk een diploma te bemachtigen, wettelijk erkend en waarmee men zich als geneesheer, als apotheker, als notaris, als advokaat zal kunnen vestigen. Denkt gij nu dat, in de Vlaanderens of in de Antwerpsche gouw, de groote hoop van ouders, buiten- of burgermenschen, hunne kinderen naar Leuven gaan sturen, als zij eene Hoogeschool te St Nikolaas of te Antwerpen vinden? En dit omdat men alhier zijn diploma wint in 't Vlaamsch, zonder daarom in 't Fransch onervaren te zijn? Laat sommige franschgezinden dier streken hunne zonen verder wegzenden, vlaamschgezinden van andere streken zullen dit verlies vergoeden; maar het overgroote getal zullen over vlaamsch- of franschgezindheid heenzien en hunne zonen het kortste bij sturen. Indien zoovele Katholieke ouders uit de Vlaanderens hunne zonen aan de Gentsche Hoogeschool toevertrouwen tegen hunne Katholieke overtuiging in, zal dan de liefde voor het Fransch meer vermogen dan de liefde voor den godsdienst en diezelfde ouders tot noodelooze kosten doen besluiten? Neen, Goddank, zoover en zijn we niet en de franschzucht zal zwijgen, zoohaas zij het eigenbelang tegen heeft. | |
[pagina 357]
| |
Daarmee denken wij de mogelijkheid eener Vlaamsch Hoogeschool gehandhaafd; ten andere, verscheidene bewijzen voor elk punt zijn door onzen tegenspreker onverlet gelaten en dus stilzwijgend bijgestemd. Men gelieve ze te herlezen. | |
II. - Noodzakelijkheid.Dit tweede deel blijkt door onzen tegenspreker ernstig doordacht en behandeld; met genoegen hebben wij zijn onderscheid gelezen tusschen thesis en hypothesis en zeker, van op zijn standpunt, zijn die woorden, ofschoon aan een ander orde van gedachten ontleend, nog al juist toegepast. Wij gaan ze nochtans weglaten en eenvoudig zeggen wat ze te beduiden hebben. Schrijver haalt de plaats aan, waar ik het krachtdadigste druk op de noodzakelijkheid eener Vl. Hoogeschool en waarvan het besluit is: ‘dus het Fransch aan de Hoogeschool geeft ons verfranschte hoogere standen en een verfranschend, franschaanbiddend volk.’ Hij voegt daar achter: ‘Ziedaar de thesis of daaromtrent. Hetgeen de Heer Ackers daar vooruitzet, in zijn geheel genomen, dat was waar over 30 jaar en dat zal binnen 30 jaar ook nog waar zijn.’ En waarom dan niet besloten: ‘Dus moet er eene Vl. Hoogeschool komen?’ Omdat (dit is de grond der gedachten van den Heer Van Campen) die oprichting nu onmogelijk is. Dus thesis beteekent, in dees geval, niets anders dan noodzakelijkheid in grondbegin en hypothesis staat gelijk met onmogelijkheid. Nu, de mogelijkheid denken wij opnieuw bewezen te hebben; de hypothesis valt dus in, de thesis alleen blijft recht en over de thesis zijn wij het eens. Zoodat wij elkander gaan de hand geven, hoop ik, en vrede sluiten? En inderdaad staan we zoover niet van elkander: want, erkent de Heer Van Campen de noodzakelijkheid in grondbegin, van mijnen kant neem ik aan dat de Vlaamsche Hoogeschool voór den oogenblik nog niet mogelijk is. Wat ontbreekt er nog? Eene eenparige, ernstige beweging der Vlaamsche partij om de noodzakelijkheid eener Vlaamsche Hoogeschool te doen gevoelen. Die beweging is begonnen, zij wint veld, waar moet nog algemeener worden. Mochten wij eens vijftig mannen van woord' of pen vinden om ze krachtig door te drijven! De Heer Van Campen acht den oogenblik nog niet gekomen om zulken strijd te beginnen; maar toch wil hij ook tot eene Vlaamsche Hoogeschool geraken, hoe? - door de vervlaamsching van 't middelbaar onderwijs. Zeker ben ik en alle rechtzinnige Vlamingen bereid den heer Van Campen ter zijde te staan voor | |
[pagina 358]
| |
al wat hij wil doen ter vervla amsching onzer seminaries en colleges, maar dan nog geloof ik dat wij allen te zamen onze pogingen met geene volle zegepraal zullen bekroond zien, zoolang het Fransch blijft tronen in het hooger onderwijs. En waarom zal het middelbaar onderwijs Fransch blijven, zoolang het hooger onderwijs dit is? - Vooral omdat de ouders van geen volledig Vlaamsch onderwijs zullen willen. Ik neem zeker aan dat de leerlingen in een gesticht met het Vlaamsch tot grondtaal zoo goed kunnen in 't Fransch geoefend worden als in een Fransch gesticht; immers, de grondslag van 't onderwijs, in 't Vlaamsch gelegd, zou veel vaster zijn; daar zouden de studiën in 't algemeen en ook de studie van 't Fransch veel bij winnen; in de hoogere klassen nochtans zou er onontkennelijk voor het Fransch een verlies zijn, indien al de vakken, geschiedenis, natuurkunde, enz. in 't Vlaamsch gegeven werden. Welk zou de eind-uitslag zijn? Ik denk dat het Fransch er niet zou bij verloren hebben, ten minste indien men goed lette op het franschspreken en de Fransche lessen praktischer maakteGa naar voetnoot(1). Die meening heb ik nochtans in mijn schrift niet voorgedragen als zeker, maar wel in die bewoordingen, waarin men gewoonlijk een gedacht voorstelt als waarschijnlijkst. Om tot volslagen zekerheid te komen, zou men de proef moeten genomen hebben; wie zich met onderwijs onledig heeft gehouden, weet dat men daar, meer nog dan in een ander vak, proefnemend moet te werk gaan: de ernstige leeraar zoekt en tast gedurig om iets beter te vinden en, eerst nadat hij den uitslag eener leerwijze bestatigd heeft, zegt hij onvoorwaardelijk: ‘Dat is goed!’ Maar welke gestichtoverste zal die proeve durven nemen voor het Vlaamsch stelsel? - Buiten de opvoedkundige moeilijk- en twijfelachtigheden, zou hij af te rekenen hebben met de ouders, die Fransch willen voor hunne kinderen en, weinig in de opvoedkunde 't huis, alleen het uithangbord te rade gaan; in het voorkomend geval zou het uithangbord Vlaamsch zijn en het gesticht misschien in den grond geboord, eer de proef genomen was. Hoe vlaamschminnend ook, beken ik dat, moest de regeling van een college-programma mij heel en gansch overgelaten zijn, ik de vervlaamsching niet zou durven toepassen dan in de laagste klassen en in eenige vakken der hoogste. Maar zelfs die vervlaamsching hoop ik niet algemeen te zien ingevoerd worden: behouden is gemakkelijker dan verbeteren en de gestichtsoversten zijn zoo bang, indien ze nog niet onwillig zijn. Jaren en jaren strijden wij reeds voor de vervlaamsching van 't middelbaar onderwijs, en hebben wij al veel gewonnen? Zijn eenige verbeteringen afgeperst, de overheid is op vele plaatsen wantrouwiger | |
[pagina 359]
| |
en vijandiger geworden. En wat zijn de voorschriften, als de geest er niet is? Een eeuwige strijd zonder uitkomst, dat is alles wat ik met uw stelsel te gemoet zie. Daarom zocht ik naar eene oplossing en vond die in de Vlaamsche Hoogeschool, een gedacht, dat anderen lang vóór mij hadden verdedigd. Na dezen mijnen uitleg herleze de Heer Van Campen de twee plaatsen van mijn schrift, die hij tegenstrijdig vindt met elkander: verre van lichtzinniglijk op de eene plaats af te breken wat ik op andere oprichtte, had ik mijne uitdrukkingen nauw gewikt en gewogen, zijnde de schijnbare tegenstrijdigheid mij niet ontgaan. Nog een woord over eene andere mijner uitdrukkingen, verkeerd uitgelegd door den Heer Van Campen. Hij doet mij zeggen dat zonder Vlaamsche Hoogeschool de Vlaamsche Beweging tot onmiddellijk sterven is veroordeeld. Ik zegde: ‘De vraag der Vlaamsche Hoogeschool is het to be or not to be van 't Vlaamsche volksbestaan,’ Dat is wat anders! De Vlaamsche Beweging kan voortleven; maar het doel der Vlaamsche Beweging, namelijk ons een eigen en zelfstandig bestaan te geven als volk, dit doel zal nooit bereikt worden zonder Vl. Hoogeschool. Nog over eenige dagen spotte de Chronique dat de Vlamingen door hunne Beweging het mouvement perpétuel uitgevonden hadden. Welnu die woorden, hoe honend en lichtzinnig ook, zouden kunnen waarheid worden, als wij geene oplossing zoeken aan den Vlaamschen strijd. En waar ligt die oplossing? - Niet in het middelbaar onderwijs. Van in mijne studiejaren heb ik de Vlaamsche Beweging en vooral de studentenbeweging gevolgd en bestudeerd; en ik ben tot de overtuiging gekomen dat die strijd al te dikwijls uitdraait op heimelijk gewring tusschen studenten en overheid: De studenten willen wat is recht, en de overheid staat dit niet toe omdat zij bang is van de ouders, en de ouders willen Fransch omdat in de hoogere wereld alles Fransch isGa naar voetnoot(1). En buiten de colleges, is het daar niet hetzelfde geharrewar? - De openbare ambtenaren, de advokaten enz. wringen tegen het volk; men maakt Vlaamsche | |
[pagina 360]
| |
wetten en zij worden niet uitgevoerd, en waarom? Omdat zij die ze moeten uitvoeren in een Franschen geest zijn opgevoed. Misschien kom ik den Heer Van Campen voor als te strijdzuchtig en te hevig; welnu, moest ik hem verbazen, ik zal zeggen dat heel mijne studie over de Vl. Hoogeschool ingegeven was door eene zucht naar bevrediging; ik min, ja, den strijd; maar den strijd voor den vrede, geenen strijd zonder uitkomst, zonder eindelijke oplossing. Andere volkeren streden voor hun onafhankelijk bestaan: de Hongaren, de Tzechen, de Polen; de Hongaren en de Tzechen vierden hunne zegepraal toen zij hunne eigene Hoogeschool kregen; de Polen ook kregen de hunne onder Alexander I, maar zagen ze vervreemden toen Rusland opnieuw hunnen landaard kwam verpletten. Eene Vlaamsche Hoogeschool ook moeten wij krijgen, zoo wij ons als een zelfstandig volk willen uitroepen en het niet laten bij ijdel geschreeuw. Zal Vlaamsch-België, zal Antwerpen vooral levenskracht genoeg aan den dag leggen om daartoe te komen! De toekomst zal leeren. Nog een woord tot slot, om op vriendelijke wijze te scheiden van mijnen tegenspreker: Gij, Heer Van Campen, wilt eerst en vooral de vervlaamsching van 't middelbaar onderwijs. Wij willen de vervlaamsching van 't middelbaar maar vooral van 't hooger onderwijs. Elk van ons zal werken uit al zijne macht om zijn doel te bereiken; maar wij zullen elkander niet in den weg loopen. Binnen tien jaar zullen wij elkander weten te zeggen wie het best geslaagd heeft. - Is het zoo verstaan en aangenomen? Tot ziens dan! Hand ende groet! D. Ackers. |
|