wanneer men eene groote schilderij heeft afgewerkt! Het klein stukje van J. van Beers - 't zou gemakkelijk in den binnenzak van eenen overjas kunnen - was tienmaal meer waard dan de meeste groote schilderijen, welke de afsluitsels bedekten.
Vele schilders schijnen gedachtenloos te zijn. Hun werk, dat niets zegt tot geest of hart, beschouwende, vraagt men zich onwillens af: Was 't wel noodig daar tijd, kleur en linnen aan te verkwisten? Men schildert om te schilderen. Houdt het zóo aan, dan krijgen we weldra een tafereel te zien met de afbeelding van eenen kolenbak, of van eenen bezem - wie weet, misschien weleens van eenen waterpot, met permissie geschreven. Een der tentoongestelde stukken verbeeldde eenen paraplu, eene viool en eenen geblutsten hoed. In ernst: waartoe dient dat, wie kan dat koopen?
Blijft de ernst, de gedachte te zoek, de wulpsche zin dringt al verder en verder. Men zal eene naakte vrouw schilderen in de minst mogelijk passende toestanden, in een bosch, in de weide, b.v., enkel en alleen om eene naakte vrouw te schilderen. Is er niet een kunstenaar geweest, die naakte meisjes voorstelt, gereed te gaan baden tusschen de hooge, scherpe, onbeklimbare rotsen van het zeestrand?
Slechts een drietal ernstige stukken van 't godsdienstig genre hingen ten toon. Eene op Fransche wijze geschilderde Lieve Vrouw (door Dagnan) met een bewonderenswaardig hoofd, maar in 't midden van weinig behaaglijks; het Geestelijk huwelijk van Ste Catharina, (door Anthony) en eene Maria met het Kind, (door Th. Lybaert). Omtrent deze beide laatste, flink geteekend, zeer verdienstelijk gepenseeld, éene opmerking. Wat doet het XVIe eeuwsch Gentsch stadsgezicht achter de figuren van de Madona en het Kind, en het middeleeuwsch landgezicht achter de figuren van 't Geestelijk Huwelijk? - 't Was, wij weten het wel, eene gewoonte bij onze oude kunstenaars, Maria, of eenige andere Heilige, af te beelden vóor een gezicht van de plaats, waar de besteller des tafereels