Karel-Lodewijk Torfs.
DEN 3 Februari 1889 werd door de Academie van oudheidkunde, met stille plecht, op het Kielkerkhof, te Antwerpen, een prachtig gedenkteeken aan dezen verdienstelijken man ingehuldigd.
Dit huldebewijs aan den voornaamsten opsteller van de Geschiedenis van Antwerpen, gewis de beste en volledigste monographie welke in Belgie het licht zag, bleef twintig jaren lang achterwege.
De niet genoeg gewaardeerde geschiedschrijver Lodewijk Torfs, overleed te Antwerpen, zijne geboortestad, den 14 September 1868, in zestigjarigen ouderdom.
Terecht, mocht bij zijne begrafenis een redenaar van dezen man zeggen: ‘Hij had gezaaid, maar anderen hebben gemaaid. Ver van het gewoel der wereld, in zijne studiecel opgesloten, zwoegde hij dag en nacht en schreef met de hulp van zijnen boezemvriend, wijlen den bibliothecaris Mertens, die prachtige Geschiedenis van Antwerpen, welke door het nageslacht nog even gretig zal gelezen worden, als vele meer gedruischmakende werken, na een kortstondig geflonker, in den kolk der vergetelheid zullen verzonken zijn.’
Deze woorden werden in zoo verre bewaarheid, dat heden nog de Geschiedenis van Antwerpen, eene eereplaats in onze nationale letterkunde bekleedt.
Welk was nu het aandeel van Mertens en Torfs in het opstel van dit merkwaardig gewrocht?
Een onbezonnen spreker dorst vroeger Torfs vergelijken aan eenen metsersknaap, die den bouwmeester den mortelbak aanbrengt.
Het tegenovergestelde was waarheid. Plan, opstel, bewerking van de hoogervermelde geschiedenis zijn van Torfs; Mertens bezorgde enkel eenige oorkonden en hielp de drukproeven nalezen. Het gansche werk draagt den stempel van Torfs denken, streven en schrijven. Overigens het handschrift is nog dáar, om desnoods te bewijzen, wie wezenlijk de schrijver der groote Geschiedenis van Antwerpen was.
Nochtans gedurende zijn leven pronkte Mertens