| |
| |
| |
Betooging ter eere van Coremans.
DE 10 Februari zal ongetwijfeld als een der schoonste en gezegendste dagen der Vlaamsche beweging in de jaarboeken van onzen kamp aangeschreven blijven, immers is, door de ontplooing onzer macht en de verbroedering op Vlaamsch terrein der twee staatkundige gezindheden, onze zaak op dien heuglijken dag eenen reuzenstap vooruitgegaan.
Die dag moest om zoo te zeggen beslissen over leven of dood, want volgens het inzien onzer tegenstrevers moest hij de maat geven onzer sterkte en onzer kracht. Ging de balans omhoog wij werden te licht gevonden om van tel te zijn, ging zij onder ons gewicht ten gronde, men verstond dat er voortaan meer en meer rekening moest gehouden worden van onze rechtmatige en billijke eischen. God zij geloofd, de weegschaal is loodzwaar gedaald, en die bestatiging alleen is ons een onderpand der zege.
Opmerkelijk en troostend tevens is het hoe sedert eenige jaren overal Vlaamsche genootschappen als bij tooverslag uit den grond gerezen zijn. De stoet leverde er een sprekend bewijs van, allerwegen waren het kartels, vaandels, standaarden en banieren, van alle vormen en kleuren, en waarvan de bonte mengeling, de flikkering en het geklap in den wind het levenste en lachenste schouwspel opleverden. En onder die wapperende vanen ging de rijke nevens den arme, ja, aanmoedigend tooneel, al de klassen der maatschappij stonden zij aan zij ter verdediging van ons recht.
| |
| |
Natuurlijk ware het overbodig hier gansch de plechtigheid in hare bijzonderheden te verhalen, onze lezers hebben trouwens de uitvoerige verslagen verslonden der Vlaamsche bladen die inderdaad, te dier gelegenheid, de kroon gespannen hebben wat volledigheid, spoed van dienst en knapheid van reporters betreft. Ook bepalen wij ons tot den enkelen wensch dat alles, de bedrijvigheid die in de Beurs heerschte en ze aan eenen zwerm bieën deed gelijken, de eindelooze stoet en de triomfantelijke optocht, de versiering der Schuitstraat waarin Coremans geboren werd, de défilé in de Montebellostraat voor het huis van den gevierde, de nederlegging van kronen op de standbeelden van Rubens, Conscience en van Ryswyck, de zitting in de Philharmonie, de meesterlijke uitvoering 's avonds met 800 stemmen van De taalstrijd, van Willem Van Ryswyck, en van werken van Peter Benoit, Jan Blockx, Dierckx en Aloïs Berghs, dat de beschrijving van dat alles ons in een boekdeel vereeuwigd worde met de redevoeringen van De Beucker, Coremans, Goffin, Mevrouw Cortebeek, Van der Mensbrugge, De Visschere, Pol. De Mont, Brants, Prayon van Zuylen, Theelen en anderen nog misschien.
Eere en dank aan de inrichters van het feest en inzonderheid aan de heeren De Beucker, Lambrecht, Van Ryswyck, Claes, Goffin en Prayon!
Wenschen wij die heeren rechtzinnig geluk, niettemin moeten wij om wille dier zelfde rechtzinnigheid, lucht geven aan eenige klachten ons van verschillige kanten toegekomen, doch om geen nadeel te doen aan de zaak in onze laatste aflevering niet ruchtbaar gemaakt.
Men heeft geklaagd dat er in de lijst der onderteekenaars van den oproep zulke karige plaats uitgespaard is geweest voor de leden van het Davidsfonds, waarvan het Hoofdbestuur nochtans fr. 400,00 gestort heeft en waarvan de afdeelingen, onder verschillige benamingen, het gros der betooging uitgemaakt hebben.
Vele belangrijke plaatsen waar ijverige en gekende strijders te huis behooren zijn onder dat zelfde opzicht
| |
| |
geenszins of wel onvoldoende in acht genomen geweest, zoo dat men bij de lezing dier lijst onwillekeurig moest zeggen dat men er velen op zag die er niet waren. Niet dat wij met leede oogen gezien hebben dat er te veel liberalen op prijkten, wel integendeel, en wij brengen hulde aan de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid dier heeren die eindelijk het loome juk afgeschud hebben dat eenige Gentsche en Antwerpsche bonzen op hunnen nek deden wegen. Zij zijn de keten ontsprongen, proficiat! - Doch onder Gentsch opzicht zouden wij liever niet enkel vertegenwoordigd zijn geweest in het bureel door eenen liberaal, welke achting wij ook koesteren voor den heer Prayon. Hier zijn mannen genoeg van naam in ons kamp, om, ons dunkens, recht gehad te hebben op eene meer evenredige vertegenwoording.
Machtige en gekende maatschappijen, mannen die jaren lang strijden voor het Vlaamsch, goedgezinde en knappe Vlaamsche bladen en tijdschriften hebben noch oproep, noch uitnoodiging, noch vraag tot inschrijving ontvangen, en alhoewel de betooging zoogezegd uitging van de vier groote landdagen, heeft de inrichter en bewerker zelf van den Gentschen landdag, Mr De Marteau, met geen het minste stukje papier omtrent de feestelijkheid vereerd geweest!
De optocht was talrijk, ja, doch met eene doelmatiger en betere inrichting ware het getal bijtreders dubbel geweest! Ontleed den groep maatschappijen te Antwerpen tegenwoordig, en gij zult zien dat, te wijten aan die miskenning van mannen en genootschappen, aan dat onbegrijpelijk misdacht al de maatschappijen per bijzonderen omzendbrief niet uittenoodigen, meer dan de helft onzer Vlaamsche steden niet vertegenwoordigd was. In de opsomming der gazetten vinden wij noch Turnhout, noch Mol, noch Hoogstraten, noch Aarschot, noch Hal, noch Vilvoorde, noch Lokeren, noch Eekloo, noch Oudenaarde, noch Geeraardsbergen, noch Ninove, noch Ronse, noch Deinze, noch Zottegem, noch Oostende, noch Blankenberge, noch Nieuwport, noch
| |
| |
Veurne, noch Heist, noch Dixmude, noch Tielt, noch Moesschroen, noch IJper, noch Poperinge, noch Meenen, noch Maaseyk enz., om slechts van de steden te gewagen want met de buitendorpen stond het nog slimmer.
Waarom de feestrede 's avonds gehouden als het meeste deel der vreemdelingen reeds moest afreizen? Waarom alles op zijn Antwerpsch alleen ingericht zonder de andere steden en de onderteekenaars van het manifest zelfs te raadplegen, op gevaar af, zooals het gebeurt is, bij gebrek aan onder-comiteiten in de verschillige provinciën, de twee derden van het Vlaamsche land onbewerkt te laten?
Het is de zucht tot vitten niet die mij deze klaagrede ingeeft, het is het belang onzer zaak, opdat, bij latere voorkomende gelegenheden, men aan zulke misgrepen niet meer mank zoude gaan. Het inzicht was natuurlijk goed, doch bij zulke reuzenonderneming is men licht overmand.
Doch einde goed alles goed, en zonder ons genoegen te vergallen door het spijt van het ideale niet bereikt te hebben, verheugen wij ons hartelijk en welgemeend over het goed en prachtig welgelukken der betooging.
Hiermede geven wij het symbolum der Vlamingen op den landdag afgekondigd. Het is een belangrijk stuk dat dient bewaard te worden daar het ons programma en onze plate forme, bevat en het later als historisch document zal gelden.
Janszoon.
| |
Verklaring der rechten van den Vlaming.
De algemeene Vlaamsche Landdag, te Antwerpen den 10 Februari 1889, vergaderd:
Overwegende dat een vrij en onafhankelijk volk het recht heeft zijne eigene aangelegenheden in zijne eigene taal te regelen, daar het anders noch vrij noch onafhankelijk zou wezen, maar feitelijk aan eenen vreemden stam of aan eene verbasterde, den vreemdeling verslaafde kaste onderworpen zijn;
Overwegende dat art. 25 der Belgische Grondwet het grond- | |
| |
beginsel bekrachtigt dat alle macht uit het volk spruit; dat bijgevolg de magistraten en ambtenaars niet anders zijn dan de betaalde dienaars van het volk, en dus bij het uitoefenen van hunne bediening, niet op hun eigen gerief en gemak, maar enkel op het belang en op het recht der burgers moeten letten;
Overwegende dat art. 6 der Belgische Grondwet insgelijks den regel uitroept dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet; dat diensvolgens het feit dat de burger, wien het Fransch onbekend is, mindere voorrechten geniet dan hij, die geen Nederlandsch verstaat, als eene krenking van den geest en van de letter der Grondwet dient beschouwd te worden;
Overwegende dat art. 23 der Belgische Grondwet overigens aan de burgers uitdrukkelijk het recht waarborgt naar verkiezen onverschillig waar en wanneer, eene der landtalen te bezigen, maar daarentegen aan magistraten en ambtenaars dat recht niet toekent, vermits het tevens bepaalt dat, wat het bestuur en het gerecht betreft, het gebruik der talen door de wet zal mogen geregeld worden;
Overwegende dat de Staatskommissie bij koninklijk besluit van 27 Juni 1856 ingesteld en met het onderzoek der Vlaamsche taalgrieven gelast, die grondbeginselen alreeds heeft uitgeroepen en te vergeefs maatregelen aanbevolen strekkende om de meest stuitende grieven te doen verdwijnen;
Overwegende eindelijk dat de reeds afgedwongene hervormingen en bepaaldelijk de taalwetten van 1873, 1878, 1883 en 1889, gesteld zelfs dat zij eerlijk en stiptelijk worden nageleefd, enkel mogen aanzien worden als eene gedeeltelijke herstelling der Vlaamsche taalgrieven;
Verklaart dat het Vlaamsche volk niet zal rusten, zoolang het, in den breedsten zin van het woord, zijn recht niet zal herwonnen hebben door de rechtzinnige en volledige toepassing van den stelregel: In Vlaanderen Vlaamsch!
De Landdag eischt dus:
1o | De vervlaamsching van het bestuur. In de Vlaamsche gewesten moet het Nederlandsch de officiëele taal zijn van alle bestuurlijke lichamen, die hetzij van den Staat of van de provinciën of van de gemeenten rechtstreeks of onrechtstreeks afhangen. De Fransche taal dient alleen bij uitzondering in de betrekkingen van de ambtenaars met het publiek en op uitdrukkelijk verzoek van de belanghebbende burgers toegelaten te worden. In het middenbestuur te Brussel moeten de twee talen volkomen op gelijken voet gesteld worden en eene voldoende kennis van 't Nederlandsch van alle beambten geëischt, die hetzij met Vlaamsche burgers of met Vlaamsche besturen in betrekking staan. |
2o | De vervlaamsching van het gerecht. Daar ook moet in Vlaamsch-België het Nederlandsch de officiëele taal worden, zoo
|
| |
| |
| wel wat onderzoek en voorbereidende rechtspleging als wat het verhoor ter zitting aangaat. Het Fransch moge alleen verkozen worden op uitdrukkelijk aanzoek van den betichte of verweerder en slechts wanneer hij die taal verstaat. Voor het hof van verbreking, gelijke rechten voor de twee landtalen, en de keus tusschen Vlaamsch en Fransch, in strafzaken, aan de vervolgde partij overgelaten. |
3o | De vervlaamsching van het onderwijs in alle vakken, dus ook in de kunst- en muziekscholen, beroeps- en nijverheidsscholen, handelsinstituten, enz. Van de laagste klas der speelschool tot en met inbegrip van de Hoogeschool, dient het Nederlandsch de voertaal te wezen van het onderwijs, behoudens de uitzonderingen, welke het doelmatig aanleeren van het Fransch of van romaansche talen zou kunnen vereischen. |
4o | De vervlaamsching van het leger, dat indien zulks mogelijk blijkt te zijn, gewestelijk zou moeten aangenomen en ingericht worden, zoodat de jongelingen uit dezelfde provincie in dezelfde regimenten zouden dienen. In elk geval, van alle officieren en ook van krijgsartsen eene voldoende kennis van het Nederlndsch geëischt. Voor de militaire rechtbanken toepassing van het princiep dat de keus van den betichte de taal der rechtspleging bepaalt. |
5o | De vervlaamsching van de burgerwacht, die van de gendarmerie, die in Vlaamsch-België in het Nederlandsch dienen bestuurd en geleid te worden. |
6o | De vervlaamsching van het zeewezen, waar het Fransch voor alle officieren en manschappen eene onbekende of hoogstens eene aangeleerde taal is. |
7o | De vervlaamsching van den diplomatischen en van den konsulairen dienst: de ambtenaars die België in het buitenland vertegenwoordigen, moeten de taal kennen van de meerderheid der Belgen. |
De Landdag spoort alle rechtgeaarde Vlamingen aan, elkeen in zijne omgeving, noch moeite, noch opofferingen te sparen, om tot de verwezenlijking van de bovengemelde grondbeginselen te geraken en verzoekt hen, inzonderheid bij kiezingen, hunne ondersteuning te ontzeggen aan alle kandidaten, die zich niet zouden verbinden de onmiddelijke of ten allerminste de trapsgewijze toepassing van het Vlaamsch strijdprogram door alle middelen die in hunne macht zijn, te behartigen en bevorderen.
De Landdag gelast eindelijk zijne bestendige uitvoeringskommissie de noodige maatregels te nemen om in gemeen overleg met de provinciale en plaatselijke komiteiten, alsmede met de Vlaamsche maatschappijen, de voorgaande verklaring van de rechten van den Vlaming, ruchtbaar te maken en vervolgens telkens dat er zich eene passende gelegenheid zal voordoen, stappen aan te wenden ten einde de volste bekrachtiging van het princiep in Vlaanderen Vlaamsch, ten spoedigste te erlangen.
|
|