Het Belfort. Jaargang 4
(1889)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Ons Vlaanderen,
| |
[pagina 160]
| |
Ginds, 't hoogste, rijst Sint Baafs, op wiens verheven transen,
Van uren ver in 't rond, men de avondzon ziet glanzen -
De zware torenbouw, arduinen reus, maar die
Zich fiksch en rijzig recht. Dicht bij Sint Bavo, zie,
Spreidt, op zijn dunne spil, de Draak zijn breede vlerken
En kronkelt 't gulden lijf. 't Volk weet wat reuzenwerken,
Te lande en zee gepleegd, het Boudwijn kosten mocht
Toen hij voor 't Belfort dees tropee in 't Oost bevocht.
't Is 't sierlijk Sint Niklaas dat rechts zijn vormen teekent.
Voor eedler torenkroon was Sint Michiels berekend
Wiens dikke stomp, toch trotsch, zich daar op zijde houdt.
Hoog op Blandinus' berg beheerscht en overschouwt
Van 't hooggetimmerd dak, Sint Pieters' dom en toren
Den zuiderkant...
Gegroet! getuigen van hiervoren!
Die onzer vaadren kunst, hun godsvrucht roemt en macht!
't Verblijde u dat hun geest leeft in hun nageslacht:
Gij ziet als door een kring van kerken u omsloten
In ieder voorgeborchte uit d'ouden grond gesproten,
Wier weidsche tempelbouw u zelv' ter zijde streeft
En waar nu 't mild geloof die kunstjuweelen geeft
Waarmeê 't van eeuw tot eeuw hunne oudre zusters tooide.
Wie kent de schatten niet die 't oud geloof er strooide
In kwistig' overvloed? Een kunstgeschiedenis,
Die eeuwen samengrijpt, en outer, tombe, nis
En muur en zij-kapel beschrijft met hare jonsten -
Der templen eigen schat van onderscheiden konsten,
Van beitel, van penseel. 't Is hier 't verheerlijkt Lam
Dat op Van Eycks palet zijne eeuwge kleuren nam.
O, de oude Vlaamsche School, zoo rein en zoo verheven
Als 't christen ideaal, hare ingeving en leven -
De hemel ginds omhoog, de hemel hier op aard:
De heimnis van 't Geloof, der maagden leeljengaard;
't Mystieke kerksymbool en al de lieflijkheden,
Van meer dan aardschen glans, die deugd en goedheid kleeden.
Tot welk' taafreelen grootsch die kunst haar plannen meet',
Het tooverend penseel dat zij hanteert, vergeet
Geen perel aan een kroon, geen boordelint aan 't laken
Van rok en manteldracht, geen tralie te volmaken
Van 't kanten sluierdoek, geen wimper aan een oog.
Daar opent Rubens ons het levensvol vertoog
Van 't hoogste meesterschap in weergaloos groepeeren
Tot handlende eenheid, en van 't kunstrijk zelfbeheeren
| |
[pagina 161]
| |
Bij onbeperkte kracht. Die schildert wat hij ziet:
't Geen hem de werklijkheid aan forsche vormen biedt
Zal leven op zijn doek.... Geharnast, met den degen
Des ridders op de heup, knielt Bavo om den zegen
Zijns Vaders, Sint Amand. Hij zoekt, ter strengste abtdij
Zijn gravenmantel met de ruwe monikspij
Te wisslen.
Ginds, Van Dyck die met zijn zachter lijnen
Den glans der lieflijkheid laat over 't Smartbeeld schijnen,
Groet Duquesnoy! Hem roemt het blanke Chistusbeeld
Dat, over 't marmren graf, met blik en houding streelt;
Om 't Kruis, ter zijde, is zacht de linkerarm geslagen...
Gij zondaar, hoop!... 't Kruis heeft de Levensvrucht gedragen...
Waar is nu, Dood, uw zege, en waar uw prikkel, Dood?
Wat school en kunstvorm gij onthaaldet in uw schoot;
Wat nieuwere gedachte, o middeneeuwsche tempelen,
Zich uitte nevens de oude, en zelfs der oudheid stempelen,
Uw muren ingedrukt, verduisterde voor 't oog,
De Christne weergeboorte op 't kunstgebied, onttoog
U aan de oneigen dracht en kleeding u gegeven;
Ze onthult den levensvorm door de oudheid u beschreven,
En werpt de windsels af gebonden om uw leên
En geeft, volschapen, eens u weer aan uw voorheen.
Goedheil U, lichtsheraut! Apostel vroom en edel
Der Christne kunstleer! die om d'eerbiedwaarden schedel
Geloof en kunde en kunst in kroon te zamen vlecht!
Goedheil U, Jan Bethune!... Op grondsteen vast en hecht
Hebt gij een Lucas-school gevestigd die zal blijven!
Goedheil heur meesters die der Jeugd haar pad beschrijven
Met - eigen lof en roem... Voort, in dat glorie-pad!...
Verhaegen, gij, herbouw de Vlaamsche maagdenstad!
Van Assche, geef ons weer 't Sint Jacobs van 't verleden!
Ga, d'eedlen tempelwand van 't doode kalk ontkleeden,
En haal den ouden steen en 't oude beeld hervoor
En span het oud gewelf weer boven beuk en koor...
H. Claeys, pr.
|
|