Het Belfort. Jaargang 4
(1889)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Onderdrukking der Katholieken in Engeland tijdens de XVIe eeuw.NIETS is droeviger dan de toestand der Katholieken in Engeland gedurende de twee laatste derde deelen der XVIe eeuw. Zoo men de enkele jaren uitzondert, gedurende welke koningin Maria, de dochter van Hendrik VIII en Catharina van Arragon, regeerde, mag men zeggen, dat, te beginnen van 1533 - het jaar dat Hendrik VIII zich van zijne wettige echtgenoote scheidde en zijne scheuring met Rome begon, omdat de Paus deze zijne echtscheiding niet wilde erkennen - tot 1602 - het jaar dat Elisabeth, Hendriks onwettige dochter uit Anna van Bolenen, na eene regering van 41 jaren, voor den oppersten Rechter verscheen - hun leven eene aanhoudende, steeds elk jaar met allerhande soorten van nieuwe ijselijkheden aangroeiende martelie is geweest. Een Engelsch en Protestantsche geschiedschrijver van het begin dezer eeuw, dit tijdvak der geschiedenis van zijn vaderland besprekend, zegt dat hij ‘die 70 jaren uit de geschiedrollen der eeuwen zou willen kunnen vagen’; hij heeft gelijk; immers, zooals hij er aanstonds bijvoegt: ‘overal kleven er onrechtveerdigheden van allen aard, verdrukking, roof, moord en heiligschennis op’Ga naar voetnoot(1). | |
[pagina 152]
| |
Blijven wij nogmaals, ten wille echter der waarheid en der stelling die wij ons voorgenomen hebben te bewijzen, eenige oogenblikken bij de voornaamste gebeurtenissen die er onder dit opzicht en in dit tijdverloop plaats grepen, 1o onder de regeering van Hendrik VIII, 2o onder die van Eduard VI en eindelijk onder die van Elisabeth, de goed Queen Bess, gelijk de ‘Hervormden’ van haren tijd haar noemden, stil. Om kort te zijn, zullen wij slechts enkele woorden zeggen van Hendrik VIII, nog minder van Eduard VI en voor wat Elisabeth betreft ons tot het volstrekt noodzakelijke bepalen. Hendrik VIII, gelijk wij daar zooeven reeds aanstipten, brak in 1533 met den Paus at, om rede dat deze weigerde zijne echtscheiding met Catharina van Arragon, Karel Keizers moei, goed te keuren. Om ons een klein gedacht te vormen der gruwelen tot welke deze vorst - monster van ontucht en wreedaardigheid, gelijk een schrijver hem noemt - zijnen toevlucht nam om, uit puren haat tegen Rome, zijn volk met zich in de scheuring te slepen, behoeven wij ons slechts de volgende feiten voor oogen te stellen. In 1534 deed hij door het Parlement een bevel afkondigen krachtens welk al zijne onderdanen gehouden waren hem als het opperhoofd der Kerk in Engeland te erkennen en den eed van getrouwigheid, dien hij in deze hoedanigheid voorschreef, af te leggen, op straf voor al wie hieraan zou te kort komen van als plichtig aan hoogverraad gekastijd te worden, - misdaad waarvoor men in Engeland, als men er zich aan schuldig maakte, eerst werd opgehangen, onmiddelijk daarop losgesneden, dan terwijl men nog leefde, het hert en de ingewanden uit het lichaam gerukt, vervolgens het hoofd afgehouwen en eindelijk gevierendeeld op eenen paal op de vier hoeken der stad gestokenGa naar voetnoot(1); - | |
[pagina 153]
| |
het jaar nadien, in 1635, deed hij door zijnen Groot-Vikaris, Thomas Cromwell, een der hatelijkste wezens die ooit de wereld met hunne misdaden bezoedelden, ineens, al de bisschoppen van geheel Engeland van hun ambt ontheffen en slechts die in hunne plaats erstellen, welke eer, godsdienst en geweten verloochenend, hem als het opperhoofd der Kerk in Engeland, door God zelf aangesteld, hulde brachtenGa naar voetnoot(1); - in 1536 schafte hij met een enkelen pennentrek ‘tot glorie van God almachtig en den roem van het koninkrijk’, gelijk hij het noemde, doch in wezenlijkheid enkel om zijnen ongenadigen wrok tegen Rome te koelen en zijn nooit verzaadbare gelden ikzucht te voldoen, niet minder dan drij honderd zes en zestig kloosters, waar hij zich de goederen en de inkomsten van toeeigende, afGa naar voetnoot(2); - eindelijk, wat alles in eens zegt, van 1535 tot 1546, het jaar dat hij stierf, bracht hij op het schavot en door de handen van den beul om, uitsluitend omdat zij van Rome niet wilden afvallig worden en hem als opperhoofd der Kerk erkennen, | |
[pagina 154]
| |
twee kardinalen, twee aartsbisschoppen, achttien bisschoppen, dertien abten, vijfhonderd kloosterlingen, acht en dertig doctors, twaalf hertogen en graven, honderd vier en zestig edellieden, honderd vier en twintig voorname burgers, honderd en tien edelvrouwen, enz., enzGa naar voetnoot(1). Verschrikkelijk! roept gij, geachte lezer. Ja, verschrikkelijk! men schudt en beeft als men er aan denkt, vooral... wanneer men in aandacht neemt dat de vuigste der ondeugden, de geile ontucht van een voor gansch de wereld onteerden vorst de oorzaak van al die gruwelen, van al die schelmstukken was. En nogthans helaas! hoe verschrikkelijk, hoe ijzingwekkend, hoe afschuwelijk ook het moge wezen, en was het slechts een begin der duizende ellenden en onheilen van allen aard die welhaast als een onweder in hunne zwaarste zwaarte op het hoofd onzer ongelukkige geloofsgenoten in het land van den H. Edward - dat land dat op zoovele plaatsen in het Noorden de fakkel des geloofs had ontstoken! - zouden storten! Onder Hendrik VIII toch hadden zij slechts om ééne zaak, namelijk omdat zij weigerden den koning van Engeland als het opperhoofd der Kerk in zijne staten te erkennen, vervolging te lijden; onder Edward VI integendeel en onder Elisabeth, die niet slechts, gelijk hun vader, schismatiek maar daarenboven nog volbloede ketters waren, niet alleen omdat zij niet met Rome wilden afbreuk maken, maar omdat zij weigerden hunnen godsdienst afvallig te worden en het Protestantisme te omhelzen. Zoo groot was, onder de regeering dezer vorsten, de dwingelandij welke de Katholieken, aan 't oud voorvaderlijk geloof getrouw gebleven, nederdrukte, dat Sir | |
[pagina 155]
| |
Ch. Buthler, een Engelsche Katholieke schrijver, doch aan wiens onpartijdigheid zelfs onze tegenstrevers genoodzaakt zijn hulde te brengen, niet aarzelt te zeggen, dat ‘het moeilijk zou zijn nog in de geschiedenis een voorbeeld te vinden eener verdrukking die zoo algemeen was en zoo loodzwaar op de schouders der verdrukten woog, als die onder welke deze tijdens de regeering van Edward VI gebukt gingen’;Ga naar voetnoot(1) zelfs dat, voor wat het bestuur der koningin-Maagd, met name Elisabeth, betreft, een Protestant, William Cobbett, ronduit verklaart dat ‘zijne pen onbekwaam is om te beschrijven en zijn mond in de onmogelijkheid weer te geven wat al de voorstanders der oude religie onder de moordregeering dier schrikwekkende mannin te lijden hadden’; in een woord dat de dwingelandij ‘onder welke zij gedurende deze regeering zuchtten,’ nimmer haar gelijken in de geschiedenis der eeuwen had.Ga naar voetnoot(2) En inderdaad, werpen wij slechts een stond den blik op de onmenschelijke strafbepalingen die er zoo talrijk in dit land, ‘onder de moordregeering’ van Elisabeth, om het woord van William Cobett te herhalen, tegen de belijdenis van het Katholiek geloof en de weigering de ‘Hervorming’ te omhelzen, tot stand kwamen. Klaar zal er uit voortkomen dat, gelijk dichter Lodewijk De Koninck zegt, zij (koningin Elisabeth) | |
[pagina 156]
| |
‘Als een echel op der Roomsche keel gezet
Hun bloed heeft opgeslurpt met langgerekte togen,
Gepompt heeft en erpompt, gezogen en erzogen
Totdat zij nederviel.’Ga naar voetnoot(1)
Nauwelijks was Elisabeth op den troon harer zuster, koningin Maria, gestegen, of zij herstelde den eed van oppergezag, die onder de regeering van Hendrik VIII en Edward VI zoo veel ongelukkige slachtoffers had gemaakt en al de onderdanen der Engelsche kroon de verplichting oplegde het wereldlijk opperhoofd van den Staat tevens als opperhoofd der kerk in Engeland te erkennenGa naar voetnoot(2). Of iemand die Katholiek was en Kathotholiek blijven wilde, dien eed kon of mocht afleggen, kan men opmaken uit de volgende bepalingen die er het Parlement in 1559 aan toevoegde: ‘Wij willen, zeide dit, dat voortaen alle privilegien, voordeelen, overigheden in 't gheestelijck, die met recht bezeten, ofte door eenighe macht, ofte gheestelycke persoon gheoeffent worden, aengaende oock het onderzoecken, verbeteren van de Clergie ofte gheestelyckheyt selfs, oock in 't onderscheyden, en te straffen de doolinghen, ketterijen, scheuringhen, misbruycken voor nu, en altydt aen den konincklycken staf verbonden, en vereenight sullen worden. Daerenboven zoo stellen wij dat de Koninginne, en haer erfghenamen die de kroon moeten erven, heeft, ende hebben zullen, de macht van te noemen, en te stellen in haer plaetse die het haer sal believen, om deze geestelycke macht te bedienen, de personen te onderzoecken, te straffen de ketters en scheurmakers: en om alle recht te ghebruycken, en allerhande macht die door eenighe geestelycke overigheyt moet, ofte kon ghepleeght worden. Daerenboven zoo is ghestelt dat gheen gheestelyckheydt in eenige synode, ofte vergade- | |
[pagina 157]
| |
ringhe sich sal laten vinden; sonder last of uytdruckelyck bevel van de koninginne, dat niemand desghelycks sal doen ofte onderhouden eenighen reghel, instellinghe, ofte wetten, zonder het uytdruckelyck toestemmen haerder Majesteydt, op boete van ghevangen en nae gelegentheydt ghestraft te worden. Is oock ghestelt dat niemandt uydt het koningrycke ofte ghebiedt haerder Majesteyt tot eenighe concilien ofte vergaderinghe, hoedanig, en in wat plaetse die oock gehouden worden, om het stuck van religie, sal mogen trecken: maer dat al dese dinghen ofte verschillen sullen door de auctoriteyt van de Koninghinne gheslist en te neer gheleyt worden. Voortaen sullen oock gheen Bisschoppen ghestelt worden, 't zy door de nominatie, ofte verkiesinghe van eenigh mensch ter wereldt als van de Koninghinne.’Ga naar voetnoot(1) - Nogthans welk was er het gevolg van voor hem die dezen scheurmakenden eed weigerde te doen, eed die aan al de geestelijken en al de beambten van den staat, die niet ten minste tot den stand der baanderheeren behoorden, te doen werd opgelegd? Ipso facto dat hij weigerde, verbeurde hij zijne plaats en al zijne goederen en eigendommen; weigerde hij een tweede maal, werd hij zonder verder omwegen voor zijn leven in de gevangenis opgesloten; en zoo hij, een derde maal aanzocht zich te onderwerpen, nog weerbarstig bleef, werd hij als ‘plichtig aan hoogverraad’ opgehangen, levend 't hart en de ingewanden uit het lichaam gerukt, het hoofd afgehouwen, gevierendeeld en, alzoo in stukken gesneden, op eenen paal op de vier hoeken der stad gestoken.Ga naar voetnoot(2) Men veronderstelle welke onheilen deze wet hadde voortgebracht in geval zij in hare volle gestrengheid | |
[pagina 158]
| |
ware uitgevoerd geworden. Gelukkiglijk echter kon, dank zij der krachtdadige houding der Katholieken die nog verre weg de overgroote meerderheid der Engelsche bevolking uitmaakten, de goede Queen Bess hare wreedaardige plannen nog niet geheel en al naar haren zin doordrijven en moest zij verschillende punten harer hatelijke wetgeving prijsgeven. Het belette evenwel niet dat nog voor het einde van het eerste jaar harer regeering, al de bisschoppen van haar rijk, een enkele slechts uitgenomen, omdat hij den eed van oppergezag had gedaan, uit hun ambt werden ontslagen en een ‘ontelbare menigte’ Katholieken van allen stand, die onder den druk dier vervolgingswetten niet wilden leven, zich in onze Katholieke Vlaanderen, onder de bescherming van den koning van Spanje, kwamen vestigen.Ga naar voetnoot(1)
(Wordt vervolgd.) P.J. Goetschalckx. |
|