| |
| |
| |
Driemaandelijksch overzicht.
Letterkunde.
TOLSTOÏ en DOSTOJEWSKI. - Heden leest ge geen tijdschrift zonder gewag van de russensche schrijvers te vinden. 't Belfort moet ook den regel volgen. Nog gedurig wordt de Macht der Duisternissen van Tolstoï in de tijdschriften besproken. Arnold Ising heeft het akelig drama in 't Nederlandsch overgezet en ter dier gelegenheid wierd het door den Tijdspiegel van September besproken:
‘Luiheid, hebzucht zijn de bewerkers van allerlei ondeugden en misdaden en slepen haar rampzalig slachtoffer door alle perioden van ontucht, dronkenschap, diefstal, moord, overspel en kindermoord ten val. Het tafereel is akelig van realisme, geen enkele bijzonderheid, hoe afschrikkend en terugstootend ook, wordt den lezer gespaard’.
Het nieuw werk van Tolstoï, Fabelen en Vertellingen, bevat benevens menigvuldige onderwerpen die men bij alle fabeldichters tegenkomt, eenige sprookjes die oorspronkelijk en russensch van aard zijn. De schrijver blijft, lijk het zijne meening was, binnen de palen der leering van Christus en zijne strekking is zeer zedekundig.
De roman van Dostojewski Misdaad en Straf wordt op den schouwburg van het Odéon als tooneelspel verbeeld. De held is eene schepping van Slavische geaardheid. 't Is een jongeling die ten gevolge der armoede zijne studiën moet onderbreken, nihilist wordt en van de plaag otchaïanié is aangedaan, eene hevige gril die de plaats van den wil inneemt en den mensch in den afgrond der misdaad slingert. Deze karakterstudie is zoo diep als die van Macbeth.
Mysteriespelen. - Een fransche dichter G. Vicaire heeft een spel gedicht, le Mystère de St. Nicolas in den middeleeuwschen
| |
| |
trant, met den geur, de liefelijkheid en de geheimzinnigheid daarin van 't oude. Niets is aantrekkelijker, 't zij in 't schilderen, 't zij in 't bouwen, 't zij in 't dichten, dan eene kunstvolle herschepping van 't verleden. Leest de ontleding van Ch. Fuster in het Mag. litt. onzer uitgevers (Sept. 1888). Guido Gezelle heeft ook den Gulden Woensdag gedicht in den trant der allereerste mysteriespelen. 't Komt als bijvoeg van Loquela 1884.
Hélène Swarth. - De Nederlandsche Spectator van 24 Nov. laatstleden beoordeelt de laatste gedichten van Hélène Swarth, de Sneeuwvlokken. ‘De gedichten van Hélène Swarth bekleeden eene zeer eigenaardige plaats in onze letterkunde; die ze kunnen waardeeren, hebben ze lief met bewonderende liefde, de kritiek stelt ze zeer hoog, maar overigens bejegenen velen ze maar al te dikwijls als ziekelijke dweeperij. En ook daar is wel eenige aanleiding toe, er is iets weeks in deze gedichten, iets krachteloos in de stemming, waarin zij geschreven zijn, waaraan niet de vorm schuld heeft. Er gaat geen levenwekkende adem van hen uit, 't zijn sneeuwvlokken, die zich oplossen in tranen en onvereenigbaar met het denkbeeld van een helderen zonnigen winterdag.’
De Vlamingen zijn nog middeleeuwsch en ridderlijk in hunne letterkundige beweging... De Katholieken vliegen in de baan voor Hilda Ram en de Liberalen breken van tijd tot tijd eene lans voor Hélène Swarth.
G. Rodenbach. - M.J. Casier wenscht dat G. Rodenbach wiens werken hij keurt, eenvoudig en ootmoedig tot het katholiek geloof zou terugkeeren, mits zijne teêrgevoeligheid, zijn meesterschap over taal en verzenbouw, zijne wondere begaafdheid om de oorspronkelijkste denkbeelden en de vluchtigste gevoelens te tinten, een dichter van blijvende weerde worden en zijne mièvreries van Parijs vaarwel zeggen. (Mag. litt. 15 Sept. 88.)
De Polybiblion van Sept. laatstleden bespreekt ook met veel lof de laatste uitgave van Rodenbach: Du Silence, en bevestigt dat hij een christen dichter is, een ware geloovige van den ouden eed!
J. Tellier beschouwt hem als Baudelairien, als den dichter van de geheimzinnigheid der stille vlaamsche steden.
De Ned. Spectator beoordeelt ook zijn laatste gedicht: ‘Hij is geen navolger van Coppée; moge men soms ook in zijn verzen den stijl en den gang van den ouderen dichter herkennen, de karakteristieke passages hebben iets wazigs en mysterieus, dat de precieser teekening van Coppée mist.... Hij beschikt over de uitdrukkingswijze der nieuwste Fransche school, zonder tot de maniertjes te vervallen.’ (88, bl. 282.)
Pol de Mont. - Hemmich heeft in Duitschland eene verzameling gedichten van Pol de Mont uitgegeven: Aus Flandern und Brabant, Episches und Lyrisches.
| |
| |
De Odussee. - Wijlen C. Vosmaer heeft ook de Odussee van Homeros vertaald.
‘Iedereen weet, zegt de Ned. Spectator, hoeveel bij het nazien van de proeven nog altijd gevijld en verbeterd wordt. Dat vijlen, dat verbeteren kan door geen ander gedaan worden. In dit opzicht moet de Odussee dus achterstaan bij de Ilias.... Dezelfde eigenschappen die Vosmaers Ilias kenmerkten worden ook in zijne Odussee teruggevonden: hetzelfde meesterschap over de taal, dezelfde heerschappij over de maat, - 't is geen gemakkelijk werk het hollandsch tot heroïsche hexameters te smeden en te kneden! - dezelfde nauwkeurigheid in de navolging van den oorspronkelijken tekst, dezelfde geest van critiek, die een geheel andere is bij den dichter als bij den philoloog.’ (8 Dec.)
Coppée. - Er is bij Lemerre te Parijs een nieuwe bundel van Coppée verschenen: Contes rapides.
Teirlinck. - Deze vlaamsche romanschrijver heeft een nieuw werk uitgegeven: Cilia.
Tooneelspelen. - De rampzalige Clara is een nieuw tooneelspel van Is. Albert. Caligula werd met veel bijval vertoond op het Odéon. De Théâtre libre van Parijs speelt Riquet à la Houppe van Théodore de Banville.
Dezen winter wordt een nieuw drama van de Bornier te Parijs gespeeld: Mahomet.
Fransche Dichters. - Bij Lemerre zijn de eerste afleveringen van 't vierde deel der Bloemlezing van de fransche dichters onzer eeuw verschenen.
Een engelsche Zola. - G. Moore heeft gepoogd het realism in Engeland in te voeren. Hij heeft niet gelukt. De natuur die hij in zijn Spring Days verbeeldt is ongezond, zegt de engelsche keurder der Academy. De schrijver heeft alledaagsche karakters geschetst en de gansche toon van zijne vertelling is laag en vernederend. De Duitschen heeten die streving: die Pedanterie des Schmùtzes.
Duitsche Dichters. - Bij Asschendorff te Munster onder 't bestier van Dr Hellinghaus worden de meesterwerken der duitsche dichtkunst uitgegeven (Polyb.).
Fransche Letterdiefte. - De Nouvelle Revue lijk iedereen uit de dagbladen verneemt komt veel tegen. In 't nr van Aug. '88 komt er een opstel met de volgende hoofding: Légendes Orientales d'après le Manuscrit arabe d'un auteur inconnu. Hij is geteekend: Graaf Henry M. d'Estrey. De Ned. Spectator van 18 Nov. bewijst dat die vertellingen letterlijk overgezet zijn uit de parabelen van Multatuli's Minnebrieven.
| |
| |
| |
Wetenschappen.
De Muren van Aarlen. - De Bulletin des Comm. Royal. d'Art et d'Archéol. ('88 bl. 37) bevat eene geleerde opsporing van M. Schuermans over de muren van Aarlen en de versterkingen der gallische steden in de derde eeuw.
Hij beschouwt de verschansingen van een groot getal steden: de grondsteenen bestonden uit stukken van heidensche tempels wier steenen zonder moortel en zonder schennis der uitspringende deelen op malkander lagen.
De omtrek der steden wierd in 't bouwen zooveel mogelijk verminderd.
De dikte der grondlagen was van tien tot vijftien voeten en bijna overal dezelfde.
De stukken der heidensche gebouwen wierden door heidenen geleid: de christenen zouden de overblijfsels der heidensche tempels niet geëerbiedigd hebben.
De gebouwen die gebezigd worden waren versch afgebroken: de opschriften en de gekapte beelden zijn frisch teruggevonden.
Mgr de Harlez. - In het laatste verslag der werkingen van de Société Asiatique door M.J. Darmesteter wordt er bijzondere melding gemaakt van de talrijke schriften van Mgr de Harlez over China, Annam en Japan.
Folk-lore. - De Academy deelde in Oct., Nov. en Dec. verschillige brieven mede over de ladder van langstlevendheid: een tuin leeft drie jaar, een hond leeft drie tuins, enz. Zij gewaagde ook van Dr Gezelle en Loquela.
De Engelsche maatschappij van Folklore heeft Andrew Lang tot voorzitter gekozen en gaat de verschliige vondsten beginnen rangschikken.
Cyrus. - Aan M. Gittée van 't Nederlandsch Museum die leeraar is in een gesticht van den staat en beweert dat Cyrus in de geschiedenis is binnen gesmokkeld (o liberale geleerdheid!..) bevelen wij het hoogst belangrijk werk van Dr Evers bij Gärtner te Berlijn verschenen: Das Emporkommen der Persischen Macht unter Cyrus und Cambyses. Het handelt over de wigvormige opschriften die den zegenpraal van Cyrus over Nabonidos den laatsten koning van Babylonië vermelden. In eene der rollen van Nabonidos wordt Cyrus als de koning van Anzan aangewezen. Dat brengt twist te wege onder de geleerden. Dr Evers houdt staan dat Cyrus van Perzischen oorsprong is. Dr Sayce verdedigt nog eens in de Londensche Academy van 22 Sept. 1888 dat Cyrus van Elam herkomstig is.
de Rossi. - Het tweede deel van het werk van de Rossi is verschenen: Inscriptiones Christianae urbis Romae.
| |
| |
Codex Diplomaticus Flandriae. - Van 1879 tot 1886 heeft graaf de Limburg-Stirum de vier eerste afleveringen der keuren uitgegeven, handelende over onzen heldentijd en gaande van 1296 tot 1325. Op het einde van verleden jaar wierden in de maatschappij l'Émulation de 5e en 6e afl. rondgezonden, een boekdeel in-4o van 216 bl. 't Meestendeel der oorkonden, in verschillige handvestenkamers door den kundigen en werkzamen geschiedvorscher verzameld, handelen over den snooden vrede door den Munteschrooder aan zijne overwinnaars opgedrongen. Men leest er hoe dikwijls de Vlamingen op de verbintenis terugkeeren al de voorwaarden van den vrede te onderhouden, hoe Clemens V hen met den kerkelijken ban verdreegde, welk aandeel elke stad en elk dorp in de lasten en boeten moesten betalen.
Volkenkunde. - Te Leiden verschijnt er een groot tijdschrift: Internationales Archif für Ethnographie. Het is uitsluitend aan die wetenschap toegewijd, met schoone platen opgeluisterd, door de meeste geleerden van gansch de wereld opgesteld. Het mag als heel merkweerdig worden aangestipt dat het Nederlandsch daar ook geldt als wetenschappelijke taal nevens het Duitsch, het Engelsch en het Fransch. (Polybl.)
De Franken. - Volgens M. Bequet komen de Frankische begraafplaatsen en Frankische oudheden van Namen en Henegouwen van de Frankische oeverbewoners.
Volgens M. Wouters die tegen 't gevoelen van M. Bequet opkomt waren het mogelijks, Frankische veldheeren en soldaten in dienst der Roomsche keizers, die hunne zaten in de Waalsche gauen verkozen. De Vlaamsche gauen wierden door de Salische Franken bevolkt. De Walen zelve stammen van de Gallen, lijk het hun naam uitgeeft. (Bulletins de l'Academie Royale, 1888 bl. 991).
Troja. - 't Staat vast dat Schliemann het oude Ilion op den heuvel Hissarlik niet en heeft blootgelegd.
Nu heeft Bötticher in zijne weerlegging bewezen dat Schliemann geen spoor van versterkingen op dien heuvel ondekt en heeft.
Schliemann beweerde tweeds op de bergvlakte nevens den heuvel Hissarlik de nieuwe Grieksche stad, Ilium novum terug te vinden.
Böttischer bewijst dat die stelling de geschiedenis wederstreeft, dat er daar geene plaats was voor eene stad van 50000 inwoners, dat men daar geene puinen van huizen maar overblijfsels van oude gtafteekens tegenkomt.
Ilium novum lag waarschijnlijk in de vlakte op de oevers van den Scamander die langs den heuvel en de bergvlakte spoelt. (Muséon nov. 1888.)
Voorgeschiedkundige Oudheden. - Wilt ge diesaangaande den toestand der navorschingen kennen in Belgenland leest in de
| |
| |
R. des Q. Scientifiques van 20 Oct. laatstleden het overzicht van den eerweerden pater J. Van den Gheyn.
Hij handelt opvolgentlijk over den mensch in het derde tijdvak, over de graven van Spy, de standplaats van Ste Geertruid in 1885 in de omstreken van Maestricht ontdekt, de vondsten in 't land van Waas, het voorgeschiedkundig aardewerk, het aanleggen eener voorgeschiedkundige kaart van Belgenland door M. Delvaux.
Men heeft den mensch uit het derde tijdvak, door M. Cels gevonden, uit den weg geruimd. De werkplaatsen van St. Geertruid zijn het wapenhuis niet der Eburonen. Het aardewerk in Belgenland ontdekt en bewijst niet dat er bestond in het tijdperk van den gekapten steen: onze geëerde briefwisselaar en geleerde medewerker, E.P. van Mierlo is van een ander gevoelen en meldt ons dat M. de Nadaillac ook van gedacht veranderd is. De ontdekkingen in 't land van Waas bewijzen dat er betrekkingen bestonden tusschen Vlaanderen en Henegauwen. 't Gevoelen van M. Mortillet over het gebrek van lijkplechtigheden in de voorgeschiedkundige tijdstippen vindt geen steun in de ontdekkingen der spelonk van Spy.
Mycène. - Te Mycène worden er een groot getal grafsted en ontdekt. Zij zijn ouder dan het homerisch tijdvak en van lijkenverbranding is er geen spoor te vinden. De grafsteden zijn in de rots gekapt en in kamers verdeeld: de lijken wierden er met geene aarde bedekt.
Vele glazen, ivoren en kristalen voorwerpen van oostersche gedaante worden in de graven opgeraapt. (Muséon en Vl. School.)
Voorgeschiedkundige Dwalingen. - In het blad, La Science Catholique van 15 oct. laatstleden staat er eene bijdrage: la science préhistorique die opkomt tegen de buitensporigheden die de beoefenaars dier wetenschap uit hunne ontdekkingen besluiten.
De vondsten der voorgeschiedkundige tijdstippen zouden bewijzen dat de mensch van wilde, ja van dierlijke afkomst is!...
Dat wordt besloten uit de onvolmaakte werktuigen der voorgeschiedkundige volksstammen: de stam der hedendaagsche Mincopies door M. de Quatrefages beschreven bewijst dat verheven zedekundige en godsdienstige begrippen met het maken van zeer onvolmaakte voorwerpen kunnen samenstaan; die kleine menschen kunnen geenen steen kappen noch het vuur ontsteken als het uitgaat.
Dat wordt besloten uit de schedels: maar verschillige dier schedels moeten verwezen worden omdat men niet weet als ze waarlijk van die tijden komen; die schedels mogen vergeleken worden met de schedels van hooggeleerde mannen.
| |
| |
| |
Spraakwetenschap.
Friesche Plaatsnamen. - Met dankende hand hebben wij van Johan Winkler een belangrijken opstel over de friesche plaatsnamen ontvangen. Hij is getrokken uit het neêrlandsch aardrijkskundig tijdschrift: Nomina Geographica Neerlandica, wiens lezing wij de Vlamingen aanbevelen die met de verbetering der spelling onzer plaatsnamen bezig zijn.
Iedereen weet hoe de geleerde Fries uitmunt om den oorsprong, de bediedenis en de spelling der plaatsnamen te bepalen en die in verband mei de mansnamen en de geslachtsnamen te zetten. Hij legt een aantal namen uit lijk Sibaldaburen, Doniaburen, Ipenburen enz., samengesteld met bur, een oud germaansch woord dat woning beteekent of beter gebouw geschikt om in te wonen.
Bur heeft nog eene tweede bediedenis en geldt als mansvoornaam: op die wijze worden eene tweede soort van Burnamen geschepseld, het eerste gedeelte bestaande uit den mansvoornaam Bur en het tweede uit den uitgang heim of um lijk Burum.
De Bantustam. - De taalstam Bantu bekleedt eene groote oppervlakte strekkende van de mondingen van den Niger tot aan Kafferland en van de boorden van 't meer Victoria Nyanza tot aan Damaraland. Hij is gekenmerkt door eene wonderbare overeenkomst van woordenschat, klanken en spraakkunst tusschen al de talen en tongen die ook deze van Congoland bevatten, overeenkomst die verre deze der Arische spraken te boven gaat. 't Bestaat eene fijne onderscheiding tusschen de bedrijvende, lijdende, wederkeerige en wederkeerig-lijdende gedaanten der werkwoorden. De woorden hebben nog hun bepaalden, stoffelijken zin en zijn voor afgetrokken begrippen nîet vatbaar.
Fransche spelling. - Een fransche taalgeleerde, A. Darmesteter, heeft bij Delagrave een schrift uitgegeven aangaande het veranderen en verbeteren der fransche spelling... Velen meenen dat er enkel in Vlaanderen over spelling getwist wordt.
Engelsche tongvallen. - De English Dialect Society bereidt met de hulp van hoogleeraar Skeat een algemeen woordenboek der engelsche gauspraken.
Vlaamsche Plaatsnamen. - J.-J. Hellemans handelt in de Vlaamsche School (bl. 125, '88) over de werkingen van den keurraad belast met de spelling onzer plaatsnamen te verbeteren.
Volgens een lid van den keurraad is de uitleg van Hemixem de volgende: He beteekent hei, en mixem, missem, mishuis of kapel: Hemixem is kapel ter heide en zal Hemissem gespeld worden. Wat is de waarheid? Eene der oudste gedaanten is Haminc- | |
| |
sem verkort uit Hamincashem. Hamincas is de tweede naamv. enk. van Haminc komende mits den gekenden uitgang ing van Hamo een mansnaam als Hemme in Friesland nog gebruikt. Förstemann kent eenen plaatsnaam Hamingesheim, de weersplete der oudste gedaante van Hemixem.
J.-J. Hellemans komt tot de verbeterde spelling Hemikshem. De leden van den keurraad steunen niet op Förstemann en Winkler, maar wel op K.-L. Ternest!... Hoe is 't mogelijk in onze eeuwe van vooruitgang en wetenschappelijke oordeelkunde?
Chineesch. - Een Rus Georgievski heeft een boek geschreven over de chineesche wortels en den oorsprong der Chinezen om ze met de arische talen en volkeren te verbinden.
Oudfriesch. - Hoogleeraar Gallée heeft te Assen een zeer merkweerdig oudfriesch geschrift ontdekt. Hij heeft die deelen eener vertaling der Psalmen, de eenigste stukken die er benevens de Wetten bestaan in het 32e deel van het Zeitschrift für Deutsches Alterthum uitgegeven. (Ned. Spectator.)
Algemeene Taalkunde. - Het Internationales Zeitschrift für Allgemeine Sprachwissenschaft verschijnt in twee lijvige boekdeelen 's jaars.
Het eerste deel van verleden jaar herdrukt den engelschen opstel van Bopp, Analytical Comparison. Hij geeft een bondig en duidelijk gedacht van 's mans navorschingen en overeenstemmende spraakkunst der sanskrietsche, grieksche, latijnsche en germaansche talen.
Die Americanist begeert te worden doorgronde de lange en geleerde bijdrage van wijlen A.-F Pott over de wetenschap van al de talen van Noord- en Zuid America. Daar vindt ge de volledige Litteratur van elk onderwerp: voor ieder land worden al de spraakkunstenen reisberichten vermeld, ontleed en gekeurd.
J. Balassa bestudeert de Phonetik der Hongaarsche taal. Hij geeft de tafels der klinkers en medeklinkers met de aanduiding der deelen van den mond welke die klanken moeten uitbrengen, met de teekening en verbeelding der bewegingen die daartoe noodig zijn.
In het tweede deel van hetzelfde tijdschrift verscheen in November eene studie van Brugmann over het geslacht in de arische talen.
De geslachten steunen niet op de verpersoonlijking der wezens, maar op zekere wetten van gelijkheid. De uitgang van een wezen van 't vrouwelijk geslacht bij voorbeeld heeft gewrocht op al de woorden die denzelfden uitgang hebben. Het arisch gnâ, vrouw, miek de woorden in â vrouwelijk.
- In de Revue de Linguistique jaargang 88, uitgegeven door M. Vinson, geeft Raoul de la Grasserie de spraakkunst van het Timucua eene taal van Florida.
| |
| |
In de afl. van 15 Oct. beoordeelt M. Vinson zijn eigen werk: Les Religions actuelles, leurs doctrines, leur évolution, leur histoire. Hij ontving eene duchtige les in het Muséon no 3, 1888. 't Is al zonderling in een tijdschrift van taalkunde zulk een werk te bespreken. 't Is nog veel kluchtiger zijn eigen werk te beoordeelen.
- In de Beiträge zur Kunde der Indo-Gcrmanischen Sprache van Adalbert Bezzenberger (Göttingen), Drittes und viertes Heft 88, komt er oen opstel van Mgr. de Harlez ter vertaling en verklaring van drie verzen van het Ahuna Vairya. De Parsen, Anquetil, Oppert, Spiegel, Kossowicz. Justi, Roth, Haug, Geldner hadden elk op hunne wijze naar den zin gespeurd.
Daarin komen nog de afleidingen van amolgos, γ α λ α, lac, promulgare; βλαπτειν; Skt Aja, bock, ajâ, ziege.
Verder verscheen de levensbeschrijving van A.-F. Pott. Zijn gevoelen tegen het afstammen aller talen van eene en dezelfde oorsprake wordt erin besproken. Den Bijbel wederstreeft hij niet; hij stelt hem buiten het vraagstuk.
Germaansche Taalkunde. - In de afl. van 88 der Phonetische studien door Wilhelm Victor te Marburg in Hessen uitgegeven, bestudeert de hoofdopsteller de uitspraak van het Duitsch lijk hoogleeraar Willems van zin is te doen voor Nederland. In 't eerste raam zijner tafels staat de klinker van boven, in de volgende ramen staan de verschillige plaatsen; dan volgen in 't eerste raam verschillige woorden tot voorbeeld met de aanduiding der uitspraak in elk raam: hoch kurz, tief lang enz.
- Die den uitleg der plaatsnamen opspeuren moeten in de Beiträge zur Geschichte der Deutsche Sprache und Litterätur (Heft 1 88) eenen opstel lezen van Kögel. Zur Ortsnamenkunde. Hij onder zoekt de naamvallen waarin de oudste gedaanten der plaatsnamen staan, 't gene van 't meeste belang is voor hunne afleiding.
- ‘Van Dr Kluge kregen wij een uitmuntend Angelsächsisches Lesebuch met Glossarium en te gelijker tijd eene vierde verbeterde uitgave van zijn onontbeerlijk Etymologisches Worterbuch der Deutschen Sprache.’ (Ned. Mus.)
Romaansche Taalkunde. - De twee fransche tijdschriften de Romania en de Revue des Langues Romanes, mitsgaders de Duitsche tijdschriften die het zelfde onderwerp behandelen, vorschen meest op het gebied der middeleeuwsche Romaansche Letterkunde. De taalwetenschap is maar een bijvak. Zij bereiden gekeurde uitgaven van taalgedenkstukken die latere taalvorschers zullen bearbeiden.
In de 2o afl. '88 der Romania uitgegeven door Paul Meyer en Gaston Paris wordt het werk van Dr Mackel ontleed: Die Germanischen Elemente in der Französischen und Provenzalischen Sprache. (Heilbronn.) Uit de studie der germaansche bestanddeelen
| |
| |
kan men besluiten welke wetten van klankleer er nog in voege waren bij den inval der Germanen.
G. Paris heeft verleden jaar een leerboek uitgegeven: Manule d'ancien Français. Daarin zegt hij in korte woorden: Het fransch is niets anders dan eene der gauspraken van het volkslatijn of romaansch. De Revue des Langues Romaines, '88, bl. 289, doet opmerken: ‘'t Is te peizen dat de gallische boeren maar bitter weinig latijn kenden als de barbaran opkwamen: 't is uit hun spreken dat nog in elke streek verwezende dat de middeleeuwsche fransche tongvallen ontstaan zijn.’
- In Vrankrijk verschijnen er nu ook twee tijdschriften voor de studie der gauspraken. De Revue des Patois van L. Clédat waarin het Belgisch Waalsch gezant wordt en de Revue des Patois Gallo-Romains door Gilliéron en den eerweerden Heer Rousselot uitgegeven. Zes jaar na onze Loquela!
- Aug. Scheler heeft te Bonn bij Marcus ten prijze van 25 fr. eene nieuwe uitgave bezorgd van Diez' Etymologisches Wörterbuch der Romanischen Sprachen.
Keltische Taalkunde. - M. Serrure vergelijkt in het Muséon van Nov. '88 de latijnsche en de gallische klinkers en medeklinkers. Iedere latijnsche klinker en medeklinker hebben verschillige wisselklanken in 't gallisch.
- In den eersten jaarg. van het tijdschrift Revue des Patois Gallo-Romains (3o afl.) komt er eene studie van M. d'Arbois de Jubainville om te bewijzen dat het fransch van het Gallisch niet af en stamt.
In een opschrift van de toogzale der oudheden van Cluny komt het volgende: Tarvos Trigaranus; tarvos trekt op het oud Ierlandsch tarb terwijl het fransch taureau van 't latijn taurus komt; - garanus is bewaard in het bortoensch en het welsch garan terwijl het fransch grue in verband staat met het middeleeuwsch latijn grua en 't klassiek gruis. - De korte o die in 't gallisch de stemzate draagt, wordt eu in 't fransch; dus mer stamt van mare en niet van 't gallisch mori. - In 't gallisch valt de arische p weg; hij blijft in 't fransch: pater, père. - De gallische p staat gelijk met het latijn en fransch qu: petorritum, een wagen met vier wielen. Cinq komt van quinque. In 't gallisch hebt ge pempe, in 't bortoensch pemp. De latijnsche verbuigstam equo luidt in 't gallisch epo.
- In de Revue Celtique '88 bestudeert de bijzonderste opsteller M. d'Arbois de Jubainville de gallische plaatsnamen.
J. Claerhout.
|
|