Ik veronderstel een zeer goeden leerling welke de medalie van het antiek beeld heeft gewonnen, hij zij beeldhouwer of schilder; die jongeling is 18 à 20 jaar oud, en als hij in geenen kunstatelier heeft gewerkt, zal hij niet in staat zijn ornementen te teekenen en te schilderen of verschillige kunststijlen te behandelen.
Ga in een ander vak: de jonge meubelmaker die u zonder feilen het plan zal opmaken van eenen theater in Griekschen stijl, is volstrekt onbekwaam - zonder den invloed van den winkel - u eene teekening te geven van een sierlijk meubel voor uwe pronkkamer.
Wat volgt hieruit? Dat al de jongelingen wien het door hunnen stand onmogelijk is, ondanks den goeden wil van velen, bijzondere studiën te doen, zelden meer kunnen worden dan goede werkmans, maar steeds naar oude vormen werkende.
Waarbij komt het anders dat men bij schilders die uw huis komen versieren steeds diezelfde strekking ziet? Ik bedoel natuurlijk niet de gewone verwers, evenmin als de schrijnwerkers, als ik er op wijs dat de meubelmakers maar gedurig hetzelfde meubel maken, soms met andere maten maar meest met dezelfde vormen en verhoudingen. Al wat zij doen, is een album koopen evenals dat van hunnen baas, die het ook van zijnen baas leerde, en waarin soms onder de koddigste vormen en kleur, een meubel en versieringswerk wordt afgebeeld met den naam eronder: ‘Stijl van den eenen of anderen Lodewijk, koning van Frankrijk.’ Gij hebt schoon te vragen, gij, man van smaak, naar een ander werk, 't mag kostelijker zijn, hooger of kleiner, maar met andere vormen, de goede ambachtsman zal eenige bladjes van zijn album keeren en het overige begrijpt hij zelden. Zijne werken zijn in acajou of notelaren hout ‘zoo doet het iedereen, mijnheer, en buiten dat, eiken hout is gothiek.’
Dergelijke voorbeelden zijn ongelukkig veel te talrijk en nog spreek ik hier maar van bedrijven die recht-