Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||
Daar af - van wien.Eerw. Heer Am. Joos, in zijn voortreffelijk werk ‘spraakkunst en volkstaal’ 2o uitgave, bladz. 74 schrijft: ‘Sommige spraakkunsten zeggen: Na zaaknamen en ook na persoonsnamen gebruikt men meest in den accusat. achter een voorzetsel, het voornaamw. welke. Maar neen! het volk gebruikt het bijwoord waar gevolgd van het passend voorzetsel. De wellust waar iedereen naar streeft ligt in den rijkdom niet. - Onze schrijvers zouden wel doen, wilden zij, ten minste voor de zaaknamen, hierin het volk navolgen.’ En hij voegt er bij in aanteek.: ‘Jan David vindt er zelfs geen bezwaar in somwijlen waar voor persoonsnamen te bezigen.’ Dat de oude schrijftale, voor wat de zaaknamen aangaat, hier met de huidige spreektale gansch overeen stemt, dat weet iedereen die nog middeleeuwsch dietsch gelezen heeft. Maar heeft Vader David gelijk in zijn beweren? D.i. mag men schrijven, bij gelijkenisse: De menschen daar, of waar, ik af, van, over, mede, sprak? Huydecoper Proeve van Taal en Dichtkunde bladz. 469, zegt dat men maar van zaken alzoo schrijven en mag. Weiland in zijnen woordenb. onder 't w. daar leert ons het zelfste. Kramers onder 't woord waar insgelijks. Doch Van Beers, Nederduitsche spraakl. Lier 1856 zegt op bladz. 109: ‘Hier, daer en waer met partikels verbonden wijzen alleen op zaken, niet op persoonen. Men zegt dus niet: waarvan weet ge dit? - Van Hem, maar: van wien weet ge dit? Niettemin wordt bij de ‘aenwijzende, bepalende en betrekkelijke’ voornaemwoorden dit onderscheid in de gesprokene tael niet in acht genomen. Men zal daer zoo wel hooren: Gij spreekt van uwen broeder; waerlijk, daeraen heb ik niet gedacht, als: Aen dezen heb ik niet gedacht. Zoo ook zal men veel eer zeggen: de vriend waermede ik ben uitgereden, dan: met welken ik ben uitgereden. En inderdaed vermits het woord waerheen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||
het aenwijzend, bepalend of betrekkelijk voornaemwoord verwijst, altijd te voren genoemd is, kan hier uit het aenwenden van daer en waer moeilijk verwarring ontstaen, en is het onderscheid dus zoo noodzakelijk niet als bij de vragende voornaemwoorden.’ Van Beers heeft gelijk. Vondel bezigt daar, waar + af, om, op, van enz. sprekende van menschen 1) betrekkelijk. B.v. In zijne Inwijding v.h. stadhuis. V. 23 de bruyt daer 't al om danste. Heldinnebrieven no 20: Maeghden daer hunne zinnen op gevallen waren. Gulden winkel nr 43. Hercules daer veel van is gezongen. In ‘Voorspel Van Gijsbrecht v. Aemstel.’
2) Aanwijzend. B.v. In zijnen Sophompaneas
Zoo deden ook onze middeleeuwsche schrijvers. 1) betrekkelijk Voorbeelden hieraf verschuiven wij, kortheidshalve, tot een volgend schrijven. 2) aanwijzend. B.v. In het Roelantslied (H s. van 's Gravenhage).
In Beatrys (van rond 1300).
In 't Passionael, winterstuk, (van rond 1400) 18 v. met minen Cristo heb ick gewesen
Ende ic ben ende selre mede wesen.
Ja, in het oudsassensch gedicht den Heliand, van de jaren 800Ga naar voetnoot(1) staat er al te lezen: | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||
i) Aanwijzend: v. 2715. ..... ni skalt thu sia leng êgan
ne zalt du ze langer ei'n
ne moet je ze langer hebben,
V. 2716. ak mîth ira an thînum môde: ni haba thâr sulika minnea tô.
maar mijd (u) van haar aan dijnen moede: ne heb daar zulke minne toe.
Daar toe = tot haar. 2) Betrekkelijk: v. 5919 ..... ni wissa hwarot siu sôkian skolda
ne wiste waarnt zij zoeken zoude
v. 5920. thena hêrron, thâr iro wârun at thia helpa gilanga.
den heere daar van haar waren toe de helpen bereid.
waartoe hare helpen (hulpen) waren bereid.
dien zij bereid was te helpen.
Daar toe = tot wien.Ga naar voetnoot(1) En waar hebben de Franschen leeren zeggen ‘l'homme dont je parle’ 't en zij achter de Germaansche volkeren? want dont = de unde = van waar af, en hebben zij immers bij de Latijnen niet gehaald. Voegt daarbij dat de spreektale, van alle dietsche gouwen, meene ik, dat eeuwen en eeuwen oud gebruik taai en trouw tot op den dag van vandage bewaard heeft, en gij hebt redens genoeg, onzes inziens, om ook te schrijven b.v. ‘De menschen daar ik af gesproken hebbe’, zonder, dat spreekt van zelfs, ‘van wie ik gesproken hebbe’ kwaad te keuren. Jan Craeynest. |
|