Dr. J. Nolet de Brauwere van Steeland.
In de jongste zitting der Koninklijke Vlaamsche Academie gaf de heer Fr. de Potter, bestendige secretaris, lezing van een schrijven uit Vilvoorde, onderteekend: J. Nolet... waarbij deze aan de Leden der Academie liet weten dat zijne sedert maanden geschokte gezondheid langzaam aan 't verbeteren was, maar dat hij er voor alsnog niet aan denken kon, de maandelijksche zitting bij te wonen. Hij zond zijnen hartelijken groet aan zijne Medeleden en dankte hen voor de belangstelling van hunnentwege, die hem door een schrijven van den secretaris gebleken was.
Het handteeken, op dien brief met bevende hand gesteld, de groet aan zijne Vlaamsche vrienden waren de laatste, die Dr. J. Nolet geven zou. Den 22, laat in den avond, ontving het Bestuur der Academie het bericht van 's mans verscheiden - wel is waar gevreesd, na maanden ziekte, maar toch eene verrassing, na de schriftelijk bekend gemaakte beternis.
Johan-Karel-Huibrecht Nolet de Brauwere van Steeland werd te Rotterdam geboren den 23 Februari 1815. Sedert 1825 in België gevestigd, beoefende hij al vroeg de Nederlandsche letteren en nam weldra onder onze dichters en prozaschrijvers eene schoone plaats in. Zijne eerste dichtproeve dagteekent van 1834; het was een bijbelsch stuk, getiteld Noami, maar verscheen eerst ten jare 1840. Een jaar nadien verscheen Ambiorix, een dichtstuk van langen adem dat hem, oudleerling der Hoogeschool van Leuven, het eerediplom van docter in de letteren (honor. causi) verwierf.
Nolet's dichterlijke arbeid is vrij aanmerkelijk en zeker zeer belangrijk: verscheidene deelen gedichten en prozastukken getuigen van zijne werkzaamheid en van zijne rijke begaafdheid. Indien het spreekwoord: ‘het is niet goed, met dichters kersen te eten’, ooit bewezen moest worden, dan zou men enkel te wijzen hebben op Nolet's kritieken, nu eens in rijm, dan in proza, en die vol humor zijn, scherp en geeselend... De dichter wist den ernstigen, grootschen toon aan te slaan - als b.v. in Ambiorix, in zijne stukken: aan de Germanen, Het groote Duitsche Vaderland, en hij vond ook gemakkelijk de geestige noot, b.v. in de Vaderles aan eenen ter hoogeschool trekkenden Zoon, in zijn Open brief aan Dr. Snellaert enz.
Nolet's afsterven is een zwaar verlies voor de Nederlandsche letterkunde in België. De Koninklijke Vlaamsche Academie, die niet bijtijds verwittigd was geweest om tegenwoordig te zijn bij zijne begrafenis, welke den 23 dezer te Vilvoorde plaats had, verliest in hem een harer verdienstrijkste leden. Onze lezers herinneren zich nog, hoe fijn en hoe scherp te gelijk hij deze instelling, korts na hare stichting, verdedigde tegen de onbezonnen, partijdige aanrandingen van zekere flaminganten en van Dr. Jan ten Brink, die zich dezer tolk had gemaakt. Geen twijfel of de Academie zal hem, op eene duurzame wijze, de hulde brengen, waar zijne schoone dichtergave, zijn scherp oordeel en zijne vruchtbare, welbesneden pen aanspraak op maken.
Dr. J. Nolet was ridder van de Leopoldsorde, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, commandeur van de Eikenkroon en van verscheidene andere vreemde ridderorden.
Eene prachtuitgave zijner werken verscheen bij Hassels, te Amsterdam, versierd met zijn afbeeldsel.