Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Vlaamsch-België & Polen.HET is voor den eersten keer niet, dat men die twee namen naast elkander zet. Meer dan eens mocht men van ‘eene Vlaamsche geschiedenis bij het Poolsche volk voorgevallen’ sprekenGa naar voetnoot(1). Men randt immers Polen aan in zijne heilige volksrechten; men verschopt zijne moedertaal onder de voeten en zijnen godsdienst tracht men uit te roeien. - ‘Dat weten wij ook’, antwoordt gij, ‘en met recht en reden is het, dat die dwinglandsche handelwijze van Rus en Duitscher gedoemd wordt.’ Met recht, en reden, ja! - doch staat het niet aardig, dat gij in Polen afkeurt, dat gij Rus en Duitscher verwijt hetgene gij te lande goed acht, en waar ge in onze Vlaamsche gouwen Rus en Duitscher in navolgt? 't En valt nochtans niet te loochenen: dat gebeurt; zoo onredelijk handelt gij zelven ten onzent. In Polen gebruikt men het geweld om de slachtoffers naar zijne grillen te dwingen, doch stijgt er een noodkreet uit die benepen borsten op, gij hoort dien, en uwe dagbladen vertolken uwe verontweerdiging; in het gezicht van heel Europa nagelt gij den Duitschen vertreder van Polens taalrechten aan den schandpaal. - In Vlaamsch-België komt juist geen geweld te pas... neen, de ‘mode van den dag’ heeft de ketens | |
[pagina 41]
| |
verguld; de slachtoffers zijn fier - of ten minste onverschillig - in hunne slavendracht, maar is er een dat toch den band voelt nijpen, scherper in de toekomst ziet, en de noodlottige gevolgen met vasten blik berekent, - blaast dat slachtoffer het noodsein, men lacht met zijnen kinderachtigen angst, men spot met zijnen overdreven iever.... niet zelden ook schiet men in eene theaterachtige gramschap tegen hetgeen men verontweerdigd heet: buitensporige aanmatigingen en onbeschofte taal! Och! al zoo dikwijls moesten wij dat hooren en zien! ‘Arm Vlaanderen! spijtig dat gij in Polen niet ligt, men zou met uw lot meer deernis hebben!Ga naar voetnoot(1)’ In het ‘Bieu Public’ van 14 November 1887 komt eene briefwisseling uit Posen voor, die het Gentsche dagblad in het Parijsisch ‘Le Monde’ aantrof. Zij draagt voor titel: ‘La Persécution dans la Pologne prussienne.’ Op onze beurt knippen wij die voor ‘Het Belfort’ uit, en, om het artikel zijne volle weerde te laten, deelen wij het onvertaald mede. Wij vinden er eene reden te meer in, om met lijf en ziel de rechten onzer Vlaamsche moedertaal af te eischen, om de Fransche catechismus-mode, zonder verpoozen en zonder omzien naar personen, te bekampen. Te hooge belangen zijn in het spel om te zwijgen, om de laatdunkende grillen van zekere lieden goedsmoeds door de vingeren te zien. Neen, neen! Waar de Poolsche briefwisselaar zoo spreekt, moeten wij niet aarzelen, en wat hij, zonder zich te bekreunen, vrijpostig betreurt of bestrijdt in leeken en priesters, mogen wij - waarom niet? - moeten wij eveneens hem nazeggen. Nu volgt zijn schrijven. Hier en daar heb ik de bijzonderste volzinnen onderlijnd: | |
[pagina 42]
| |
‘Les mois d'été, s'ils n'apportent guère de soulagement à nos maux, constituent généralement une espèce de trève non dans l'application des lois promulguées, mais au moins dans l'invention de nouveaux moyens destinés à nous exterminer. Mais, aux premières bises d'hiver, les coups les plus cruels recommencent à nous frapper sans merci. La Gazette de l'Allemagne du Nord, voix officielle qui initie le public aux intentions du gouvernement, vient d'annoncer qu'aucune nouvelle loi anti-polonaise ne devait être proposée aux Chambres dans le cours de la prochaine session, mais que l'on se bornerait à développer les précédentes par voie administrative. Déjà, il y a deux ans, le prince de Bismarck, se refusant à regret la satisfaction de faire suivre les expulsions de l'expropriation forcée de la noblesse polonaise, s'écriait en pleine Chambre, qu'il saurait lui faire la vie assez dure pour qu'elle s'en aille d'elle-même. Cette sinistre promesse n'est que trop bien tenue, et l'existence devient impossible dans les conditions actuelles. Au 1er octobre dernier, un coup suprême est venu s'abattre sur nos malheureuses écoles primaires. Déjà, en 1873, malgré les garanties royales qui protégeaient jusqu'ici les immunités de l'enseignement en langue nationale, le ministre Falk avait relégué le polonais à un rang subalterne, ordonnant que dorénavant l'allemand soit considéré comme langue enseignante dans toutes les provinces de l'ancienne Pologne échues en partage à la Prusse. | |
[pagina 43]
| |
terribles de leur parti, triomphent déjà du nouvel état de choses, qui, à leur avis, servira non seulement à germaniser avec plus d'efficacité, mais retirera encore définitivement au clergé polonais son influence sur le peuple. Car quelle prise pourrait-il garder sur une génération qui ne pourra plus employer les livres de dévotion et de cathéchisme de ses pères? | |
[pagina 44]
| |
par leur application et leur intelligence. En ce moment, on vient de retirer ce privilége aux étudiants polonais, sauf à le conserver aux allemands. Ces sortes de décisions sont généralement transmises aux officiers d'instruction publique d'une façon toute intime, sans éclat, souvent en leur recommandant le secret. Nous en apprenons l'existence alors seulement qu'elles ont été appliquées dans toute leur rigueur. | |
[pagina 45]
| |
Bij die woorden doe ik niets meer bij. Elkeen die rechtzinnig is, overwege ze in allen ernst: zij zijn het weerd. Doch eer wij de pen wegleggen, herinneren wij nog met openhertige dankbaarheid den merkweerdigen brief (1 Mei 1886), dien de doorluchtige aartsbisschop van Mechelen, Mgr Goossens, aan de oversten der onderwijzende gemeenten zijns bisdoms deed geworden. ‘Ik verneem,’ schreef de hoogeerweerde kerkvoogd, ‘dat men in zekere gestichten den catechismus uitsluitend in het Fransch onderwijst. Dat is een misbruik. Het is van het grootste belang, dat men de gebeden en catechismus in zijne moedertaal leere. Ik verzoek u dus dringend, de moedertaal te doen bezigen in zake van Godsdienst. En zelfs moesten de ouders het tegenovergestelde verlangen, zult gij trachten hun te doen verstaan wat al voordeelen, voor het godsdienstig onderwijs der kinderen, in dezen maatregel gelegen zijn’. Hoe vol waarheid! Hoe uitzinnig dan ook, hoe rampzalig voor de toekomst gaan zij te werk, die zulke verheven taal en de lessen der ondervinding van de hand weren en zich zelven wijzer oordeelen! Hoe gepast insgelijks, in hunne wrekende rechtzinnigheid, zijn de klachten op onze Vlaamsche Landdagen! Eer men ze hoogmoedig vervalsche en voor oneerbiedig uitkrijte, overdenke men liever hunne gegrondheid!Ga naar voetnoot(1) Waren zij in Polen uitgesproken, men gave ze ten voorbeelde eener edelmoedige en krachtdadige protestatie van het verongelijkt en verdrukt geweten des volks.... doch, eilaas! men spreekt ze in Vlaanderen uit! En daar... J. Brabantsen. Januari 1888. |
|